Liberales boek van het jaar 2020: Overheid plus Markt. Het beste van beide werelden

Liberales boek van het jaar 2020: Overheid plus Markt. Het beste van beide werelden

Een van de belangrijkste ideologische discussies is die over de verhouding tussen de overheid en de vrije markt. Uiterst linkse ideologen opteren voor een almachtige overheid. Volgens de Franse filosoof en politicus Etienne Cabet, die als eerste de term communisme bedacht, moesten alle productiemiddelen eigendom van de staat zijn en zou elke burger consumptiegoederen naar behoefte krijgen. Dit principe vormde lang de ruggengraat van het marxisme en het socialisme die vonden dat de overheid moest zorgen voor gelijkheid. Met alle gevolgen van dien, want het communisme leidde tot collectieve verarming, dictatoriaal leiderschap en radicale onvrijheid. Nogal wat klassiek liberale en libertarische denkers stellen dan weer dat de vrije markt op geen enkele wijze beteugeld mag worden en opteren voor een nachtwakersstaat waarin de overheid zich niet bemoeit met de burgers. De enige rol voor de overheid is volgens hen het garanderen van de veiligheid en het handhaven van de rechtsorde. België was in het begin van de negentiende eeuw een soort nachtwakerstaat, maar al snel nam de inmenging van de overheid op sociaaleconomisch, fiscaal en maatschappelijk vlak fors toe. Dat bracht een toename van de overheidsuitgaven met zich mee: van 10% van het bbp in het begin van de twintigste eeuw tot vandaag meer dan 50%. Vandaar hun pleidooi voor ingrijpende bezuinigingen, privatiseringen en dereguleringen. Al kan dat weer leiden tot private machtsconcentratie, onrechtvaardigheid en krapuulkapitalisme – een term van professor Marc De Vos – waarbij de inkomens-ongelijkheid fel stijgt en de zwaksten in de samenleving aan hun lot worden overgelaten.

Over een betere verhouding tussen overheid en markt schreef Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom aan het Itinera Institute en professor economie aan de Antwerp Management School, het indrukwekkende boek ‘Overheid plus markt. Het beste van beide werelden’. Voor hem zijn overheid en markt immers geen opponenten, maar verschillende actoren binnen de samenleving. Hij wijst erop dat ‘het vermogen van de markt om welvaart te genereren ongeëvenaard is’, maar ook dat ‘zonder toezicht de markt evengoed kan ontsporen en de welvaart in de handen van weinigen kan belanden’. We moeten opletten voor de nefaste gevolgen van overdreven deregulering, net zoals we niet blind mogen zijn voor de negatieve effecten van te veel overregulering. ‘Markten kunnen falen, net als overheden kunnen falen. We moeten het beste van beide werelden maken,’ aldus Van de Cloot. En hij haalt een resem mankementen aan, maar wijst ook op mogelijke oplossingen om eraan te verhelpen. Een van die mankementen is onze ingewikkelde staatsstructuur. De opeenvolgende staatshervormingen hebben niet geleid tot meer efficiëntie en behoorlijk bestuur. Tijd dus om zonder dogma’s of taboes werk te maken van een beter werking van onze overheid. Bepaalde bevoegdheden gaan best terug naar het federale niveau, andere naar het regionale of het lokale, en nog andere naar het Europese niveau. Daar zit al heel wat efficiëntiewinst in. Maar het belangrijkste mankement is volgens de auteur het gebrek aan aandacht voor de kerntaken van de overheid, en te veel voor zaken waarvan men zich kan afvragen of die wel geheel of gedeeltelijk door de overheid moeten gedaan worden.

‘Het is stuitend om een expansie te zien in allerlei randactiviteiten, terwijl de basistaken van de overheid, die haar bestaan legitimeren, niet eens fatsoenlijk vervuld worden,’ schrijft Van de Cloot. Zo vindt hij het stuitend dat de Waalse intercommunale Nethys de krant L’Avenir overnam. Andere intercommunales houden zich bezig met dakrenovatie, schoonmaakdiensten, ongediertebestrijding en dergelijke. Al die zaken zijn bij uitstek taken van de privésector. Wat de auteur niet vermeldt, is dat het hier gaat om de nefaste invloed van Public Choice zoals beschreven door de economen James Buchanan en Gordon Tullock. Overheden, dus politici, kabinetten en administraties, proberen zich onmisbaar te maken. In naam van een ‘vermeend’ algemeen belang voeren ze steeds meer regelgeving in en besteden ze steeds meer geld waardoor het overheidsapparaat in omvang toeneemt. Vaak gaat het om initiatieven van politici die zich hiermee in de kijker willen werken of gevolg geven aan de druk van belangengroepen. Dat zagen we het voorbije jaar ook in Vlaanderen. Zo besteedde minister Wouter Beke 550.000 euro aan het maken van een website over gezond voedsel – terwijl er talloze te vinden zijn op het internet. Het Vlaams Parlement betaalde 90.000 aan het tijdschrift Newsweek om haar 50ste verjaardag te vieren. Minister Hilde Crevits gaf dan weer 996.000 euro aan DPG Media – de mediagroep rond VTM, Q Music en Het Laatste Nieuws. Minister Zuhal Demir trok 87 miljoen uit voor een nieuw congrescentrum in Antwerpen. Dergelijke praktijken komen ook voor op federaal vlak. Dit alles zorgt voor marktvervalsing en hoort toe aan de private sector. Van de Cloot wijst er terecht op dat politici coalities maken ‘waarin de belangen van elkaars achterban behartigd worden maar de kosten opnieuw op de hele bevolking worden afgewenteld’ en dat ‘onze politieke besluitvorming te weinig berust op kennis en expertise en te veel op opwellingen en emotie’, ook dit is Public Choice.

Het erge is dat de overheid er tegelijk niet in slaagt om haar kerntaken zoals justitie, volksgezondheid, mobiliteit en fiscale inningen goed uit te voeren. De staat moet dus afslanken, maar tegelijk efficiënter en betrouwbaarder worden op datgene wat essentieel is voor de burgers. Moet de overheid zich dan uitsluitend terugtrekken op haar kerntaken? Helemaal niet. Zo wijst Van de Cloot op de nood aan publieke financiering van Research & Development, in het bijzonder voor moeilijk te commercialiseren goederen die privaat moeilijk te financieren zijn. Een andere overheidstaak is het bestrijden van monopolies en te veel machtsconcentratie. Dat deed alvast de Europese Commissie met een miljardenboete voor Google wegens machtsmisbruik. De auteur toont met cijfers aan dat vooral de technologiegiganten niet zoveel uitgeven aan innovatie. Het klinkt contra-intuïtief maar het voorbije decennium kenden we weinig fundamentele doorbraken qua technologische vernieuwingen, vaak gaat het om nieuwe gadgets. Blijkbaar geven de grote internetbedrijven meer geld uit aan rechtszaken en het verwerven van octrooien dan aan onderzoek en ontwikkeling. Juist dat laatste zorgt voor een feitelijke marktverstoring want kleine en middelgrote bedrijven kunnen daar ingevolge de enorme proceskosten nauwelijks tegenop. Overheden moeten elke vorm van marktverstoring bestrijden en elke private speler ruimte geven om zich verder te ontwikkelen. Daarom moeten volgens Van de Cloot tal van regels en beperkingen die vandaag deze ontwikkelingen belemmeren, worden weggenomen. Ook invoerrechten en exportsubsidies, belastingvoordelen voor specifieke buitenlandse investeerders, en het met overheidsgeld kunstmatig in het leven houden van activiteiten die op sterven na dood zijn, moeten verdwijnen. Het industriebeleid moet zich richten op het prikkelen van de concurrentie, het ondersteunen van technologische vernieuwingen die te onzeker zijn voor private investeerders, en de uitbouw van een moderne publieke infrastructuur ‘gaande van transport over energie tot de digitale snelweg’.

Van de Cloot haalt het boek ‘Principles of Political Economy’ van de liberale filosoof John Stuart Mill aan die gezondheidszorg, pensioenen en andere gebieden van sociale bescherming als overheidstaken zag. Daar is Itinera het mee eens. Een goed maatschappelijk gezondheids- en pensioenstelsel vormen ook kerntaken van de overheid, zo schrijft de auteur, maar hij benadrukt wel het belang van een reeks structurele hervormingen. Zo zullen we met ons allen langer moeten werken, willen we de huidige pensioenniveaus handhaven. ‘De gemiddelde periode waarin pensioenen worden uitbetaald (is) gestegen van 8 tot meer dan 20 jaar. Dit is een gevolg van de langere levensduur, maar ook van de pensioneringen op jongere leeftijd,’ aldus Van de Cloot. Hij bepleit ook een andere ontslagwetgeving, het verlagen van het effect van leeftijd of anciënniteit op de loonkosten, een effectieve activering van werklozen en het afbouwen van systemen die inactiviteit stimuleren. Het zijn punt voor punt terechte pijnpunten die in de komende jaren zouden moeten worden opgelost, willen we onze bestaande welvaart behouden en vrijwaren voor komende generaties. ‘Een sterke markt vereist een sterke overheid, zij het een overheid in een gepaste rol: niet zozeer sturend en ingrijpend in de werking van de economie, maar in een meer voorwaardenscheppende, marktordenende en toezichthoudende rol,’ aldus de auteur. Op sommige vlakken kan de markt wel een rol spelen, zoals de toeleiding naar de arbeidsmarkt en het uitbaten van buslijnen en luchthavens, allemaal binnen door de overheid gestelde kwaliteitsvoorwaarden. Dat dit mogelijk is ten bate van de consument blijkt uit het succesverhaal van de privatisering van de telecom.

Een bijzonder interessant hoofdstuk handelt over de toegang tot intellectuele eigendom. Van de Cloot wijst er terecht op dat tal van technologische doorbraken de voorbije eeuw voortkwamen uit overheidsinvesteringen, denk aan het internet, de gps en kernenergie. Actueler zijn er de door de overheid gesteunde farmaceutische bedrijven zoals BioNTech-Pfizer (door de Duitse overheid) en Moderna (door de Amerikaanse overheid) in hun zoektocht naar een vaccin tegen corona. Van wie is die kennis? Kennis mag niet geheim blijven, aldus de auteur, maar ook hier moet een goed evenwicht gevonden worden tussen overheid en markt. Hier spelen zaken zoals het aantrekkelijk maken van investeringen, marktinnovatie, intellectuele eigendomsrechten en het belang van de volksgezondheid. Hij hekelt alvast de praktijk van strategisch patenteren waarbij vooral monopolistische bedrijven ‘patenten vergaren zonder het doel ze te ontwikkelen of het blokkeren van onderzoeksgebieden’. Deze praktijk is heel belangrijk, zeker nu commerciële bedrijven steeds meer octrooien aanvragen op het domein van de biotechnologie.

Een ander zeer dat Van de Cloot beschrijft is het probleem van de politisering en de particratie. Hij geeft het voorbeeld van de NMBS waar goede voornemens en efficiënt bestuur steevast de duimen moet leggen voor bijvoorbeeld werkgelegenheid. Dat komt door die totale politisering van het bestuur en management die dramatisch is. Zo pleit hij ook voor het stopzetten van politieke benoemingen en het afschaffen van de ministeriële kabinetten. Om de nefaste gevolgen van Public Choice in te dammen lijkt het mij ook nodig om het aantal ministers, staatssecretarissen, volksvertegenwoordigers en de publieke financiering van politieke partijen te verminderen. Ook het aantal bestuursniveaus moet beperkt worden, denk aan de afschaffing van de provincies (waar men zich oa. bezighoudt met ontwikkelingshulp) en de Senaat. Meer efficiëntie kan bekomen worden door meer transparantie, zoals het bekendmaken van de kosten van administratieve lasten en het evalueren van personeel in functie van de resultaten die ze boeken. Van de Cloot hoopt ook dat politici zich meer zullen bezighouden met de lange termijn, maar tevens dat bedrijven een grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich nemen.

Overheid plus markt. Het beste van beide werelden’ is een belangrijk boek voor mensen die begaan zijn met een goed functionerende overheid, een krachtige economie en een efficiënt sociaal zekerheidssysteem. Maar in het bijzonder ook voor wie begaan is met de liberale ideologie. Het liberalisme is een huis met vele kamers waarbinnen de discussies vaak hoog oplaaien. Maar ondanks deze verschillen, die groot kunnen zijn en waarop sommigen blijven focussen, blijken liberalen meer zaken gemeen te hebben, dan zaken die hen verdelen. Zo stelt het liberalisme het individu centraal, terwijl dat bij het socialisme het collectief is, bij de christendemocratie de (geloofs)gemeenschap, bij het communisme de partij, bij het nationalisme het volk, enzovoort. Individuele vrijheid, recht op zelfbeschikking, een democratische rechtsstaat, particulier eigendomsrecht, vrijhandel en vrije concurrentie vormen de fundamenten van het liberalisme. En over die zaken is men het binnen de brede liberale familie eens en dat zou men ook beter aangrijpen om te vermijden dat andere ideologieën de politiek in een verkeerde richting sturen. Uiteraard zullen sommigen het tempo van de ontvetting van de staat sneller willen laten verlopen en anderen minder snel, maar de richting is voor iedereen wel duidelijk. En sommigen willen een beperkte sociale zekerheid en anderen een grotere, maar dat de zwaksten moeten geholpen worden, ook daar is men het over eens. Dit boek kan alvast dienen als een basis van discussie over de verhouding van overheid en staat, liefst op een groot liberaal ideologisch congres dat niet alleen openstaat voor leden van Open VLD, maar ook voor liberalen in andere partijen en partijlozen. En waarbij de finaliteit niet zozeer een nieuwe politieke partij moet zijn, maar een brede beweging van burgers die zich los van de partijpolitiek willen engageren om op te komen voor een meer liberale samenleving.

 Recensie door Dirk Verhofstadt

Ivan Van de Cloot, Overheid plus markt. Het beste van beide werelden, Pelckmans, 2020

  

 

                                   

                                            

Print Friendly and PDF
Gustave de Molinari - Dries Van Thielen

Gustave de Molinari - Dries Van Thielen

De Founding Fathers draaien zich om in hun graf

De Founding Fathers draaien zich om in hun graf