Tussenrapport over de archieven van Pius XII - Dirk Verhofstadt

Tussenrapport over de archieven van Pius XII - Dirk Verhofstadt

Op 2 maart 2020 stelde het Vaticaan de tot dan toe geheime archieven van paus Pius XII open voor het publiek. Hiermee wil het een einde maken aan de decennialange controverse rond de oorlogspaus die verweten wordt dat hij tijdens zijn pontificaat geen duidelijke stelling heeft ingenomen tegen het naziregime in het algemeen en de vernietiging van de Joden in het bijzonder.

Toegang tot het archief

De belangrijkste documenten hierover werden al tussen 1965 en 1981 gepubliceerd in de Actes et Documents du Saint Siège relatifs à la Seconde Guerre Mondiale (ADSS) met de brieven en telegrammen tussen kerkelijke en wereldlijke leiders aan het Staatssecretariaat van het Vaticaan en de paus tijdens de Tweede Wereldoorlog enerzijds en de vele antwoorden hierop anderzijds. Nu zijn de miljoenen overgebleven documenten van en over de paus tijdens de oorlogsjaren – met inbegrip van alle ADSS – toegankelijk gemaakt voor onderzoekers. Blijkbaar hoopt de kerk hiermee Pius XII te rehabiliteren. In 2009 had de Congregatie voor de Heiligverklaringen van het Vaticaan, op vraag van paus Benedictus XVI, Pius XII al tot “eerbiedwaardige dienaar Gods” verheven, de laatste stap naar zijn zalig- en heiligverklaring, dit tot woede van de Joodse gemeenschap.[1] En vorig jaar kondigde paus Franciscus de opening van de hiervoor vermelde archieven aan met de boodschap dat hij hoopt dat de naam van Pius XII hiermee gezuiverd zal worden zodat men hem heilig kan verklaren.[2]  

Op het eerste gezicht lijkt dit niet zo belangrijk, alvast niet voor degenen die niet geloven, die niet katholiek gelovig zijn of voor de katholieken die wel nog geloven in God, maar niet langer kritiekloos alles aanvaarden wat de "plaatsvervanger van God op aarde" vertelt. Dat de kerk iemand heilig wil verklaren, ongeacht of hij of zij daarvoor in aanmerking komt, is dus een zaak van de kerk zelf, net zoals een vereniging kan beslissen om een van haar leden te onderscheiden. Maar in het licht van de grootste misdaad in de wereldgeschiedenis, namelijk de moord op 6 miljoen Joden en tal van andere groepen mensen, heeft een dergelijke heiligverklaring natuurlijk een veel grotere morele betekenis. Het zou de erkenning zijn dat Pius XII gehandeld heeft overeenkomstig Gods wil en dat hij voor de gelovigen een na te volgen voorbeeld is. De centrale vraag blijft derhalve of hij moreel juist gehandeld heeft. Die vraag is voor iedereen belangrijk omdat ze raakt aan de kern van de morele plicht van elkeen om medemensen in nood te helpen.

In mijn boek Pius XII en de vernietiging van de Joden heb ik aan de hand van de ADSS gedetailleerd aangetoond dat Pius XII heel goed op de hoogte was van de uitroeiing van de Joden, maar dat hij het antisemitisme en de gruweldaden van Hitler en de nazi's op geen enkel ogenblik duidelijk heeft veroordeeld. Om die visie te toetsen aan de thans nieuw opengestelde documenten, diende ik op 12 maart 2020 een aanvraag in om toegang te verkrijgen tot het volledige archief. Op 24 april kreeg ik daarvoor de toestemming van het Vaticaan maar omwille van het coronavirus ging het archief pas op 15 juni onder strenge voorwaarden open. Vorige week bood ik mij in Vaticaanstad samen met zeven andere onderzoekers aan, bij een deur aan de voet van de Torre di Borgia en kreeg zo met een speciale persoonlijke badge toegang tot een ruimte die gelegen is aan de achterkant van de Sixtijnse Kapel. Elke onderzoeker moet zijn temperatuur laten meten, handen wassen, een mondmasker dragen en afstand houden. De telefoon wordt uitgezet, foto’s nemen is verboden, overal hangen camera’s en iedere onderzoekers krijgt zijn eigen werkpost met een vaste computer waarmee men digitaal in het archief kan duiken. De toegang tot het archief staat onder de kundige leiding van de Belgische kerkhistoricus Johan Ickx, de directeur van het historisch archief van de sectie buitenlandse betrekkingen van het Vaticaan, die ervoor zorgde dat alle documenten gescand werden en nu digitaal raadpleegbaar zijn. Hij heeft de praktische organisatie van het nieuw opengestelde archief onder zijn hoede.

De omvang van het archief is enorm, het bevat zo’n 20 miljoen stukken over de oorlogsperiode van 1939 tot 1945. Op een overzichtspagina gerangschikt per land ziet men onmiddellijk dat het Vaticaan in die tijd bijna overal ter wereld contacten had. De Heilige Stoel kreeg op die manier snel te horen wat er in Duitsland en in de door de nazi’s bezette gebieden gebeurde, en dit via haar uitgebreid netwerk van kardinalen, nuntiussen, apostolische vertegenwoordigers en bisschoppen. Die vernamen op hun beurt wat er in hun omgeving gebeurde via de tienduizenden lokale katholieke priesters, kapelaans, abten, monniken, nonnen, kosters en niet te vergeten de gewone katholieke gelovigen. Aan het Oostfront waren tijdens de oorlog bijna duizend aalmoezeniers werkzaam onder leiding van de legerbisschop Franz Rarkowski, een fanatieke nazi-aanhanger.[3] Omdat de aalmoezeniers vlak achter het front opereerden, zagen ze tal van gruweldaden. Ze hielden missen in het open veld en namen de biecht af. Heel wat van de katholieke soldaten maakten soms melding van de gruweldaden in hun brieven naar het thuisfront.[4] Veel van deze informatie vloeide door naar de lokale geestelijken en zo naar hun oversten die het via telegrammen doorstuurden naar het staatssecretariaat van het Vaticaan. Zo was de Heilige Stoel tijdens de oorlog dé plaats waar de meeste en meest precieze informatie naartoe vloeide. Dat alles maakt dat paus Pius XII de best geïnformeerde persoon in de wereld was. Van Wir haben es nicht gewusst kan hier geen sprake zijn.

Inval in Polen en het westen

Wat deed Pius XII met deze informatie? Op 1 september 1939, om kwart voor vijf in de ochtend, vielen 1.800.000 Duitse soldaten Polen aan. Later viel ook de Sovjet-Unie, die een akkoord had gesloten met Hitler, Polen binnen vanuit het Oosten. De strijd duurde exact vier weken. Van de Duitse bisschoppen wist de paus dat die de aanval steunden. “In dit beslissende uur moedigen wij onze katholieke soldaten aan tot gehoorzaamheid aan de Führer en manen hen aan om offervaardig met toewijding van hun hele persoonlijkheid hun plicht te vervullen. Het gelovige volk roepen we op tot innig gebed opdat Gods voorzienigheid de losgebarsten oorlog tot een voor het vaderland en het volk zegenrijk succes en vrede moge maken,” zo stelden de Duitse bisschoppen.[5] De paus protesteerde niet, ondanks smeekbedes van de geallieerden aan de Heilige Stoel – vooral van de Franse regering en de Poolse regering in ballingschap – om de agressie van de Duitsers én de Sovjets te veroordelen.[6] De Franse ambassadeur François Charles-Roux had op 1 september 1939 om half een in de middag een gesprek met kardinaal Maglione in het Vaticaan en vroeg dat de Heilige Stoel de Duitse houding zou veroordelen, iets wat enkele uren later ook gevraagd werd door de Britse vertegenwoordiger bij de Heilige Stoel, Francis D’Arcy Osborne.[7] Kardinaal Hlond, het hoofd van de katholieke Kerk in Polen, verliet zijn standplaats in Poznań op 4 september en vluchtte naar Rome. Daar kwam hij op 19 september 1939 aan, en lichtte de paus in over de gruweldaden van de Duitse soldaten in zijn land. Een afkeuring van de inval, een veroordeling van de moordpartijen, een terechtwijzing van zijn Duitse bisschoppen (en sommige Poolse bisschoppen die met de Duitsers samenwerkten) kwam er echter niet, ondanks het feit dat bijna een vijfde van de Poolse clerus werd vermoord. Het Vaticaan bleef zwijgzaam. Op 30 september 1939, lieten de Duitse en Oostenrijkse bisschoppen alle kerkklokken luiden om de overwinning van het Duitse Rijk op de Polen, waarbij talloze katholieke soldaten en burgers en Joden vermoord waren, te vieren.

Ook bij de aanval op 10 mei 194, op Nederland, Luxemburg, België en Frankrijk, let grote aantallen katholieke gelovigen, bleef het Vaticaan opvallend stil. Koning Leopold van België stuurde die dag een telegram naar de paus, die ik in het archief terugvind: “Au mépris d’engagements fromels et repetes de respecter la neutralité Belge malgre notre attitude d’une loyaute absolue l’Allemagne vient d’attaquer brutalement la Belgique sans préavis mon pays respectueux de son honneur et fidele à sa parole se défends de toutes forces, je me permits d’interveniraupres de votre sainteté , chef de la catholicite pour qu’elle soutenne de sa hate autorité morale, la cause pour laquelle nous nous battrons avec une invincibile volonté.”[8] Eenzelfde oproep tot tussenkomst van de paus kwam er van de Nederlandse koningin Wilhelmina, de Luxemburgse Groothertogin Charlotte en van de Franse regering. “Il est à désirer, pour porter sa pleine efficacité morale, l’action du Saint-Père soit immédiate et ne laisse pas s’écouler de délai entre cette abominable violation du droit et de la morale, et la protestation pontificale qui de dénoncera.”[9] Diezelfde dag drong ook de Britse regering, bij monde van Lord Halifax, bij de paus aan om te protesteren. “Le moment est venu pour une condamnation publique et formelle de la part du Saint Siège, au nom de l’Eglise et de la civilisation. (…) En tant que l’Eglise représante la voix et l’autorité de la morale chrétienne et de la justice internationalle elle ne peut négliger cette occasion de protester contre la politique criminelle de l’Allemagne.”[10] Er kwam echter geen noemenswaardige reactie vanuit het Vaticaan.

De Duitse bisschoppen steunden intussen enthousiast de inval. Aartsbisschop Karl Joseph Schulte van Keulen zei: “Ik dank God voor de geweldige overwinning die de Duitse Wehrmacht behaald heeft.”[11] Bisschop Bornewasser van Trier liet een speciale dankmis houden.[12] En opnieuw werden in het hele Derde Rijk de kerkklokken geluid. De paus protesteerde weer niet, alhoewel in de door de Duiters bezette landen heel veel katholieken woonden. Wel stuurde hij op 10 mei 1940 naar de staatshoofden van Nederland, Luxemburg en België een formeel antwoord. Aan de koning de Belgen liet hij het volgende weten: “Au moment ou pour la seconde fois, contre sa volonté et son droit, le peuple Belge voit son territoire exposé aux cruautés de la guerre. Profondément ému Nous envoyons à votre Majesté et à toute cette nation si aimée l’assurance de Notre paternelle affection; et en priant le DIEU tout-puissant, pour que cette dure épreuve s’achève par le rétablissement de la pleine liberté et de l’indépendance de la Belgique, Nous accordons de tout cœur à Votre Majesté et à son peuple Notre Bénédiction Apostolique.”[13] Een duidelijk protest van de paus was dit niet. De agressor werd zelfs niet vermeld. Het enige waartoe de paus zich verbond, was te bidden.

Massamoorden

De steun van de Duitse kerken voor het naziregime nam nog toe na de inval van de Duitsers in de Sovjet-Unie op 22 juni 1941. De afkeer van het bolsjewisme van de christelijke leiders zat immers zeer diep. Tal van bisschoppen spraken zich via preken en herderlijke brieven positief uit over deze aanval, waarvan ze vonden dat hij niet alleen nuttig voor het land was, ‘maar tegelijkertijd Gods heilige wil navolgt’.[14] Legerbisschop Rarkowski spoorde de soldaten aan in de Europese kruistocht tegen het bolsjewistische Untermenschentum.[15] En wat deed de paus? Volgens diverse historici riep Pius XII nooit op tot een kruistocht tegen het ‘Joodse’ bolsjewisme, en daar bestaan inderdaad geen aanwijzingen voor. Maar evenmin bestaan er documenten of uitspraken waarin de paus zijn Duitse bisschoppen terechtwees. Opnieuw besloot hij te zwijgen toen de nazi’s eenzijdig een offensief begonnen tegen een buurland en er met de meest barbaarse methoden talloze mensen, in het bijzonder Joden, vermoordden. De oorlog tegen de Sovjets betrof een strijd voor het behoud van de christelijke waarden, volk en vaderland, en dat zouden de kerkleiders tot de laatste dagen van de oorlog blijven volhouden.

Vanaf de zomer 1942 begonnen steeds meer berichten over massamoorden op de Joden binnen te sijpelen. Het ging om slachtingen in de Baltische Staten, Polen en Wit-Rusland waarover bericht werd in westerse kranten. The Daily Telegraph publiceerde op 25 juni 1942 een artikel met als veelzeggende titel: “Meer dan zevenhonderdduizend Poolse joden zijn door de Duitsers omgebracht in een van de grootste moordpartijen uit de wereldgeschiedenis.”[16] In het artikel is voor het eerst ook duidelijk sprake van het gebruik van gas. Onder de kop ‘Germans Murder 700.000 Jews in Poland’ stond de onderkop ‘Travelling Gas Chambers’, een verwijzing naar de vergassing van Joden in afgesloten vrachtwagenruimtes in Chełmno. De informatie werd steeds gedetailleerder. The New York Times schreef op 2 juli 1942 over de slachtpartijen in de diverse steden. Men had het over 25.000 Joden die uit Lublin verdwenen waren en “dat niemand sindsdien van hen gehoord heeft” en over het gebruik van gaskamers. “In Lwow werden er 35.000 afgemaakt, in Stanislawow 15.000; in Tarnopol 5.000, in Zioctrow 2.000; in Brzezany bleven slechts 1.700 van de 18.000 over. De afslachting blijft doorgaan in Lwow.”[17] Op 10 augustus 1942 berichtte de krant over de systematische deportatie van de Joden uit Frankrijk naar Pools Silezië. En op 25 november 1942 publiceerde het heel specifieke informatie die ze ontving van de Poolse regering in ballingschap over de vernietigingskampen van Bełżec, Sobibór en Treblinka.[18] De nazigezinde pers deed het allemaal af als leugens en propaganda. Maar dergelijke afschuwelijke berichtgeving kwam ook voor in dagbladen en tijdschriften van neutrale landen zoals Zweden en Zwitserland, en bereikte zo het Vaticaan.

De Heilige Stoel werd ook rechtstreeks geïnformeerd over deze slachtpartijen. De pauselijke nuntius in Zwitserland, Filippo Bernardini, was een van de actiefste en belangrijkste inlichtingenverschaffers die regelmatig telegrammen, memoranda en nota’s doorstuurde naar de paus.[19] Op 17 juli 1942 stuurde Marcone, de vertegenwoordiger van de paus in Kroatië, een rapport van Eugène Kvaternik, het hoofd van de Kroatische politie, naar het Vaticaan waarin stond dat “twee miljoen joden kort geleden vermoord waren in Duitsland”.[20] Kvaternik vergist zich hier. Het was in Polen dat de Polen massaal vermoord werden. De Grieks-katholieke vertegenwoordiger in Lwów, Andrzej Szeptycki, beschreef in een brief aan de paus van 29 en 31 augustus 1942 de geweldplegingen en massamoorden op de Joden en de lokale bevolking in Roethenië.[21] Op 18 september 1942 schreef Giovanni Battista Montini, de adjunct van kardinaal Maglione en latere paus Paulus VI, aan de Heilige Stoel: “De moordpartijen op de Joden hebben afgrijselijke en angstwekkende proporties en vormen aangenomen. Elke dag worden vreselijke slachtingen aangericht; het schijnt dat men tegen half oktober volledige getto’s wil leeghalen en zich ontdoen van de honderdduizenden ongelukkigen die er wegkwijnen…”[22] Don Pirro Scavizzi, een Italiaanse aalmoezenier in een hospitaaltrein van de Orde van Malta, en een persoonlijke vriend van de paus, bezorgde hem in 1942 vier gedetailleerde rapporten over de massamoorden op de Joden.[23] Op 12 december 1942 stuurde Antonis Springovics, de aartsbisschop van Riga, een brief naar de paus over de situatie in Letland, met deze onthutsende melding: “Bijna alle Joden zijn nu vermoord (‘iudaei fere omnes iam necati sunt’); er blijven er nog maar enkele duizenden over in Riga, in het getto, het grootste deel van hen geïmporteerd uit buitenlandse regio’s…”[24]

Kersttoespraak 1942

De informatie over de uitroeiing van de Joden was in het najaar 1942 nagenoeg volledig en gedetailleerd en bereikte uit diverse onafhankelijke bronnen het Vaticaan. De eerste vraag is nu of Pius XII heeft gezwegen? Dat is niet het geval. Hij sprak een eerste keer op het einde van zijn kerkelijke radioboodschap van 24 december 1942, een tweede keer op zijn naamdag op 2 juni 1943 in een toespraak tot het Heilig College van Kardinalen, een derde keer in zijn toespraak tot dat zelfde College op 2 Juni 1944, een vierde keer in zijn beruchte telegram van 25 juni 1944 gericht aan de Hongaarse regent Horthy en een vijfde keer in een brief van het staatssecretariaat van het Vaticaan op 20 september 1944 aan de Slowaakse leider Tiso. Dat zijn feiten die bevestigd worden in het archief over Pius XII. De tweede vraag is dan ook of deze uitspraken voldoende duidelijk en doeltreffend waren en daardoor het leed van miljoenen onschuldige slachtoffers direct of indirect hebben verminderd, of integendeel verergerd. In elk geval was de paus behoedzaam om ondubbelzinnige uitspraken te doen. In geen van de hiervoor vermelde toespraken en brieven gebruikte hij het woord ‘Jood’, ‘antisemitisme’, ‘deportatie’ of ‘massamoord’, noch veroordeelde hij de praktijken van de nazi’s en hun trawanten. Nochtans drongen verschillende bisschoppen onder wie Amleto Cicognani en Adam Sapieha, maar ook de Britse en Amerikaanse vertegenwoordigers bij de Heilige Stoel, d’Arcy Osborne en Harold Tittmann, juist aan op een duidelijke publieke veroordeling van de nazimisdaden.

De paus heeft inderdaad iets gezegd in zijn kerstboodschap van 24 december 1942 via Radio Vaticana. Zijn toespraak duurde ruim drie kwartier – ze besloeg 26 bladzijden met in totaal 5.000 woorden – en ging vooral over religieuze thema’s, in feite een lange en saaie uiteenzetting over de katholieke sociale doctrine, waarvan Mussolini achteraf zei dat ze vol gemeenplaatsen stond. Pas op het einde sprak de paus, zoals we hiervoor gezien hebben, één zin uit die op algemene wijze de wandaden van die tijd veroordeelde. “De mensheid is deze belofte (om de mensheid terug te voeren naar de goddelijke geboden) verschuldigd aan de honderdduizenden die niet door eigen schuld, maar soms alleen vanwege hun nationaliteit of afstamming, zijn gedoemd tot de dood of langzaam wegkwijnen (mijn cursivering, DV).”[25] De paus maakte dus geen expliciete melding van de Joden, de Polen, de nazi’s of de kampen. In feite was deze tekst bijzonder vaag, mild en voor interpretatie vatbaar. De Joodse historicus Robert Wistrich noemde deze uitspraak “een protest dat niet langer duurde dan een zucht”.[26] Ook de Amerikaanse, Britse en Franse ambassadeurs bij het Vaticaan staken hun ontgoocheling over de vaagheid van Pius’ veroordeling niet onder stoelen of banken. De kerstboodschap was zó algemeen dat ze door de nazi’s zelf als onbelangrijk werd afgedaan. Harold Tittmann, de Amerikaanse zaakgelastigde bij het Vaticaan, verklaarde in een toespraak aan de St. Louis University in 1961 dat hij Pius XII het volgende zei: “Uw uitspraken zijn te vaag; ze zijn vatbaar voor verschillende interpretaties. We hebben iets duidelijkers nodig.”[27]

Dat de paus zelf dacht dat hij zich via zijn kerstboodschap duidelijk en krachtig had uitgesproken, blijkt uit zijn brief aan de Berlijnse bisschop Konrad von Preysing, die niet voorkomt in de ADSS maar die ik vond in het nu opengestelde archief ASRS. Preysing was de meest kritische Duitse bisschop ten aanzien van de nazi’s. Hij stuurde op 17 januari 1943 een brief aan Pius XII met de volgende inhoud: “Uwe Heiligheid is zeker op de hoogte van de situatie van de Joden in Duitsland en de buurlanden. Ik wil erop wijzen dat men mij van zowel katholieke als protestantse zijde vraagt of de Heilige Stoel hier iets tegen kan doen, ten behoeve van deze ongelukkigen.”[28] Op 6 maart 1943 vroeg de bisschop nogmaals om de overblijvende Joden in de Duitse hoofdstad te redden. In zijn antwoord aan Preysing van 30 april 1943 schreef de paus: “Im Deutschen Machtraum zurzeit gegen die Nichtarier vor sich geht, haben wir in Unseren Weinachtsbotschaft ein wort gesagt. Es war kurz, wurde aber gut verstanden. So wie die augenblickliche Lage ist, können Wir ihnen leider keine andere wiksame Hilfe zukommen lassen als Unser Gebet. Wir sind aber entschlossen , je nach dem was die Umstände heischen  oder erlauben, von nemen Unsere Stimme für sie zu erheben.”[29] De veroordeling was kort maar werd goed begrepen, zo meende de paus.

Uit dit antwoord blijkt dat de paus goed wist hoe ellendig de situatie was van de niet-ariërs (in casu de Joden), maar dat zijn kerstboodschap voldoende was als vorm van protest. Dat die uitspraak geen enkele indruk had gemaakt op de nazi’s blijkt uit het feit dat de moordpartijen gewoon doorgingen en zelfs werden opgedreven. En opnieuw vroeg men de paus om publiekelijk te protesteren. Op 12 maart 1943 stuurde een aantal Noord-Amerikaanse rabbijnen een brief naar het Vaticaan waarin ze wezen op de precaire situatie van de Joden in Warschau: “Januari. Duitsers begonnen met de vernietiging van het getto van Warschau. In geheel Polen is de uitroeiing aan de gang. Uitroeiing van de rest is gepland voor februari. Waarschuw de wereld. Oproep tot de paus voor een officiële interventie. Wij lijden vreselijk. Er blijven enkele honderdduizenden over die bedreigd worden door onmiddellijke vernietiging. Alleen u kunt ons redden, verantwoordelijkheid tegenover de geschiedenis ligt in uw handen.”[30] Daarop smeekten ze Zijne Heiligheid om in naam van de menselijkheid op te treden. Tevergeefs. Op 5 mei 1943 noteerde kardinaal Maglione, de rechterhand van de paus, het volgende: “Joden. Schokkende situatie. 4,5 miljoen Joden in Polen voor de oorlog; men rekent nu dat er zelfs geen 100.000 overblijven. Na maanden en maanden van transporten van duizenden en duizenden mensen van wie niets meer is vernomen kan dit op geen andere manier worden verklaard dan door hun dood (…). Speciale dodenkampen in Lublin (Treblinka) en bij Brest-Litovsk. Er wordt gezegd dat ze met verschillende honderden tegelijk worden ingesloten in kamers waar ze met gas worden afgemaakt. Daarheen gebracht in dierenwagens, hermetisch afgesloten.”[31]

Zwijgen om erger te voorkomen

Verschillende historici stellen dat de paus zijn stem niet wilde en durfde te verheffen om erger te voorkomen. Die visie wordt ook onderschreven door kerkhistoricus Johan Ickx. Hij is het niet eens met diegenen die stellen dat publiekelijk protest van de paus positieve gevolgen zou hebben gehad. Daarbij verwijst hij naar de reactie van de nazi’s op de Utrechtse aartsbisschop Jan de Jong die zich publiekelijk uitsprak tegen de deportaties van de Joden wat leidde tot represailles tegen Nederlandse Joden, maar ook tegen tientallen tot het katholicisme gedoopte Nederlandse Joden onder wie Edith Stein, die afgevoerd werden naar de vernietigingskampen. Toen de paus dit vernam zou hij besloten hebben om af te zien van een publieke veroordeling van de Jodenvervolging, aldus de getuigenis voor de zaligverklaring van Pacelli van zuster Pascalina, die hem bijna veertig jaar gediend heeft.[32] Zij had het over 40.000 mensenlevens die hierdoor op het spel stonden. In realiteit werden ongeveer honderd mensen het slachtoffer van deze kwestie. Als historisch bewijs is de getuigenis van Pascalina natuurlijk mager. In geen enkele tekst van de uitvoerige ADSS wordt hiernaar verwezen en in het nieuw geopende archief heb ik er vruchteloos naar gezocht. Toch wordt de stelling ‘zwijgen om erger te voorkomen’ ernstig genomen. Volgens kerkhistoricus Ton van Schaik zou een ferme uitspraak van Pius XII desastreus geweest zijn.[33] “En zo zijn er tal van voorbeelden te geven,” zegt Ickx tegen mij, terwijl hij de onderzoekers aan hun werkposten met raad en daad bijstaat. Die voorbeelden heb ik alsnog niet gevonden, daarvoor zou ik meer onderzoek in het archief moeten doen.

Zwijgen om geen groter kwaad aan te richten? Ik duik op mijn werkpost in de documenten over de Hongaarse Holocaust, allicht de meest dramatische periode in de Endlösung der Judenfrage. Hongarije was vanaf het begin van de oorlog een trouwe bondgenoot van Duitsland. Heel wat Hongaarse soldaten streden samen met het Duitse leger aan het Oostfront tegen de Russen. Maar na de nederlaag van de nazi’s in Stalingrad keerde de stemming en zocht de opportunistische Hongaarse staatsleider Miklós Horthy toenadering tot de geallieerden. Hij stond voor een verscheurende keuze: ofwel met de nazi’s doorvechten tot de ondergang, of de kans lopen dat zijn land bezet zou worden door de Duitse troepen. Al die tijd leefden de Joden in Hongarije in relatieve veiligheid. Zo weigerde de regering onder leiding van premier Miklós Kállay uitvoering te geven aan de diverse Jodenwetten die hen door de Duitsers werden opgedrongen. Horthy en Kállay gingen ook niet in op de Duitse eis om de Hongaarse Joden uit te leveren. Dat wil niet zeggen dat de Hongaren koorknapen waren. Net zoals in andere Midden- en Oost-Europese landen bestond er in Hongarije een fel antisemitisme. De grote meerderheid van de bevolking was katholiek en had een door de Kerk sterk ontwikkelde afkeer van de Joden. In mei 1939 had het land strenge antisemitische wetten goedgekeurd en toegepast.

De geschiedenis van de ondergang van de Hongaarse Joden is in het kader van deze tekst bijzonder relevant, omdat het een goed beeld geeft van de reactie van Pius XII op de deportaties en de massamoorden die in dat stadium van de oorlog zowat algemeen bekend waren, maar ook om aan te tonen dat spreken helemaal niet leidde tot een groter kwaad. Ik wil dan ook drie tijdschema’s naast elkaar leggen: de uitvoering van de deportaties van en de massamoord op de Joden door de Duitse en Hongaarse fascisten, de waarschuwingen van hooggeplaatste geestelijken naar aanleiding van deze gebeurtenissen en de reacties hierop van het Vaticaan, en de opmars van de geallieerden in Italië in 1944. Ondanks verzoeken van Hitler weigerde Horthy lange tijd om de Joden in zijn land uit te leveren. Dat veranderde toen het Duitse leger Hongarije in maart 1944 zonder slag of stoot inlijfde bij het Derde Rijk. In het zog van het Duitse leger kwam ook de deportatiespecialist Adolf Eichmann aan het hoofd van zijn Einsatzkommando naar Boedapest. Hij vestigde zich in hotel Majestic, naast het hoofdkantoor van de politie. Eichmann zou er de leiding nemen van wat hij zelf omschreef als “de best verlopen Jodendeportatie in zijn hele carrière”.[34] Vanaf 15 mei 1944 tot 19 juni 1944 werden met 92 treinen 437.402 Joden gedeporteerd naar Auschwitz waar ze bijna allemaal vergast werden.[35]

Een van de meest fascinerende aspecten van dit drama was dat het proces van de vernietiging van de Hongaarse Joden gedetailleerd beschreven werd door de pers. Zo publiceerde The New York Times op 4, 10 en 18 mei 1944 accurate artikels over dit tragedie. In het archief vind ik een brief van 15 mei 1944 van Angelo Rotta, de apostolische nuntius in Boedapest, gericht aan Döme Sztójay, de Hongaarse minister van Buitenlandse Zaken met de volgende inhoud: “Le simple fait de persécuter des hommes pour le seul motif de leur origine raciale, c’est une violation du droit naturel. (…) J’ai mis le Saint Siège au courant de ce qui ce passe en Hongrie et je devrai le renseigner aussi sur les mesures de déportation qui se préparent et qui malheureusement auraient déjà commencé à être exécutées. (…) J’espère qu’il ne soit pas obligé de lever sa voix de protestation.”[36] Vanaf dan komen diverse telegrammen en brieven toe op het Vaticaan met informatie over de gruwelijkheden in Hongarije en regelmatig ook de vraag aan de paus om hiertegen te protesteren. Op 16 mei stuurde Amleto Cicognani, de apostolische vertegenwoordiger in de Verenigde Staten, een telegram aan kardinaal Maglione met de vraag om tussenbeide te komen ten bate van de Joden in Hongarije.[37] Harold Tittmann, de vertegenwoordiger van de Verenigde Staten bij het Vaticaan, reageerde op 22 mei 1944, een week na het begin van de massale deportaties.[38] Een dag later stuurde Rotta een telegram naar Luigi Maglione, de staatssecretaris van het Vaticaan waarin hij schreef dat de deportaties op de meest onmenselijke manier plaatsvonden.[39] Op 24 mei stuurde Rotta opnieuw een telegram waarin hij voorstelt dat de Heilige Stoel zou tussenkomen.[40]

Op 5 juni stuurde Rotta een brief aan de Hongaarse autoriteiten met de vraag “que les juif chrétiens soient exemptés des dispositions antisémites” maar verder ook “qu’a tous les juifs soit fait un traitement humaine”.[41] Nog wat later, op 9 juni 1944, stuurde de Italiaanse kardinaal Amleto Cicognani nog meer informatie naar het Vaticaan over de uitroeiing van de Hongaarse Joden in de hoop dat de paus die openlijk zou veroordelen.[42] De paus deed dat niet, hij sprak geen veroordeling uit over de vreselijke situatie in Hongarije. Op 18 juni 1944, telegrafeerde Rotta dat intussen al 300.000 Joden waren gedeporteerd en schreef op het einde letterlijk dat “een directe interventie van de Heilige Stoel nuttig, om niet te zeggen noodzakelijk is omdat de wagons al klaar staan om te deporteren”.[43] Zes dagen later, op 24 juni 1944 telegrafeerde Rotta nog een keer om te melden dat de deportaties doorgingen en dat de gelovigen verrast waren over de passiviteit van hun bisschoppen. Hun bezorgdheid sloeg vooral op het vreselijke lot van de gedoopte Joden.[44] Diezelfde dag informeerde Tittmann op uitdrukkelijke vraag van president Roosevelt opnieuw het Vaticaan over de massale moorden op de Joden in Hongarije en over hun deportatie naar Polen, en vroeg om een publieke veroordeling.[45]

Publiekelijk protesteren deed de paus niet, maar op 25 juni 1944 stuurde hij wel een persoonlijke telegram naar Horthy om de deportatie van “ongelukkige mensen omwille van hun nationaliteit of ras” stop te zetten. “Want onze plicht verplicht ons om alle mensen zonder uitzondering in liefde te omhelzen. Daarom doe ik op Uwe Excellentie een persoonlijk beroep (…) in het volste vertrouwen dat uwe excellentie alles zal doen om deze ongelukkige mensen verder verdriet of lijden te besparen.”[46] Merk op dat de paus opnieuw het woord ‘Joden’ niet gebruikte en niet sprak over uitroeiing, de nazi’s, Hitler of de Duitse moordenaars. De tussenkomst van de paus miste zijn effect evenwel niet.[47] Op 1 juli 1944 stuurde Horthy een antwoord naar de paus met de volgende boodschap: “Uwe Heiligheid kan er zeker van zijn dat ik alles zal doen wat in mijn macht ligt, opdat de christelijke en menselijke principes nageleefd zouden worden.”[48] Horthy liet op 6 juli 1944 de deportaties tot woede van de Duitsers stopzetten. De tussenkomst van de paus was dus succesvol geweest, al blijft de prangende vraag waarom hij zolang gewacht heeft om het bewuste telegram naar Horthy te sturen. Op dat ogenblik waren al twee derde van de Hongaarse Joden gedeporteerd. Begreep de paus pas toen de ernst van de situatie? Of was hij bevreesd dat hij door zijn protest de woede van de Duitsers op zijn hals zou halen? En de Amerikanen bleven aandringen op een publiek protest, zoals blijkt uit een telegram van 7 juli 1944: “Fullfilling their avowed plan to exterminate all European Jewry Germans during recent weeks deported from Hungary and murdered one hunderd thousand Jewish men, women and children by massacre en masse in notorious lethal gas chambers at Oswiecim. STOP This news confirmed by Polish government. STOP Germans have now slaughtered in cold blood almost four million Jews in Europe.” In dit telegram verzocht Tittmann de paus opnieuw om publiekelijk te protesteren. “We appeal your holiness to denounce publicly this latest fiendish German savagery perpetrated against innocent people as crime against christian civilisation.”[49]

Er is nog een derde tijdslijn. Op 4 juni 1944 bevrijdde het Amerikaanse Vijfde Leger onder leiding van generaal Mark Clark Rome. In de nacht van 3 op 4 juni trokken de Duitse soldaten met hun materiaal via de Via Aurelia, die naast Vaticaanstad lag, naar het noorden van de stad. De dag nadien luidde de grote klok van de Sint-Pieterskerk in het Vaticaan en verscheen de paus op het balkon voor een grote menigte die Viva il Papa riep. De Duitse legers trokken zich in grote wanorde in noordelijke richting terug. Ze werden voortdurend bestookt door de geallieerde luchtmacht. Het zou duren tot september 1944 voor de Duitsers opnieuw een sterke verdedigingsgordel hadden opgebouwd, ditmaal langs de Apennijnenstelling. Vier dagen na de bevrijding van Rome ontving Pius XII generaal Clark en vroeg hem: “Hoelang zult u hier blijven? Ik ben bevreesd dat uw aanwezigheid zal leiden tot vergeldingen door de Duitsers.”[50] Clark vond dit een vreemde vraag, tenslotte hadden ze Rome en het Vaticaan bevrijd. Hij geloofde niet dat de Duitsers in staat waren om terug te slaan. Twee dagen voordien was D-day, de landing van de geallieerden in Normandië, begonnen en de Duitsers zaten nu naast het oosten en het zuiden, met een derde front in het westen. Maar de paus had blijkbaar andere zorgen. Zo was hij bang dat men alsnog de eeuwige stad zou bombarderen (alhoewel de geallieerden het luchtruim quasi volledig in handen hadden), dat er zwarte soldaten in de stad zouden opereren en dat de communisten de overhand zouden krijgen in Italië.[51]

Dit alles leidt onvermijdelijk tot de vraag waarom de paus 21 cruciale dagen (tussen 4 en 25 juni 1944) gewacht heeft om te protesteren over het lot van de gedeporteerde Joden? Het argument dat hij bedreigd werd door de nazi’s was immers weggevallen. Tijdens die 21 dagen werden nog meer dan tweehonderdduizend Joden de dood ingestuurd. Het protest van de paus had effect want Horthy besloot om het getto van Boedapest – de enige plaats in Hongarije waar nog een grote Joodse gemeenschap leefde – te beschermen en vanaf 6 juli 1944 de deportaties tijdelijk stop te zetten; andermaal een bewijs dat een publiekelijk protest van de Heilige Stoel mensenlevens kon redden. Met zijn late tussenkomst heeft de paus het leven gered van heel wat Joden die men vanuit Boedapest wou afvoeren naar Auschwitz. Maar hij had, door vroeger te protesteren, bijvoorbeeld na de bevrijding van Rome op 4 juni 1944, wellicht 200.000 Joden kunnen redden, iets wat hij niet heeft gedaan. Zwijgen om een groter leed te voorkomen? De feiten tonen aan dat dit niet het geval was. Het enige middel dat hielp was juist een publiek protest van de hoogste morele leider in de wereld die Pius XII op dat moment was.

Wie de drie tijdslijnen naast elkaar legt, de gebeurtenissen in Hongarije, de reacties van het Vaticaan en de bevrijding door de geallieerden van Rome, ziet dat er iets niet klopt. Het stilzwijgen van de paus had niets te maken met een mogelijke vernietiging van de gebouwen van het Vaticaan of de vrees van Pius XII dat de Duitsers hem zouden ontvoeren, zoals vaak wordt beweerd, maar met een doelbewuste onverschilligheid voor het lot van honderdduizenden Joden die eerst door de nazi’s en later door de (katholieke) Pijlkruisers werden gedeporteerd. Meer nog, tal van christelijke, hoofdzakelijk katholieke Hongaren toonden zich bereidwillig om de Joden over de kling te jagen. Dat de hoogste katholieke instantie op dat cruciale ogenblik zweeg en weigerde in te grijpen, is vanuit een humanistisch standpunt niet alleen onbegrijpelijk maar ook verwerpelijk. De beenharde conclusie uit de Endlösung in Hongarije is dan ook dat de paus de rechten en vrijheden van talloze mensen opofferde voor de belangen van de katholieke Kerk. Het klopt dat de paus via een telegram op 25 juni 1944 aan Horthy protesteerde, maar dat was in feite enkel beperkt tot de tot het christendom bekeerde Joden en het protest kwam veel te laat. “Het hoofd van de katholieke kerk diende post facto het verzoek in om de tot het christendom bekeerde joden naar Hongarije terug te brengen en de rest op menswaardige manier te behandelen,” schreef György Konrád. Hij bracht daarmee de reactie van de paus terug tot de essentie: een te laat en te beperkt protest.[52]

Voorlopige besluiten

Op basis van de voorgaande hoofdstukken kunnen we alvast vier belangrijke, zij het wel voorlopige, besluiten trekken. Ten eerste was de paus, maar ook het hele Duitse episcopaat, bijzonder goed op de hoogte van de misdaden van het naziregime, zowel voor als tijdens de Tweede Wereldoorlog. Men wist dat de Joden in Duitsland, en later ook in de door de nazi’s bezette gebieden, zowel in feite als bij wet massaal werden gediscrimineerd, onderdrukt, vervolgd, gedeporteerd en tenslotte vernietigd. Ten tweede liet het Vaticaan toe dat de Duitse en Oostenrijkse bisschoppen samenwerkten met het naziregime, en de strijd en successen van Hitler tegen zowel de westerse landen als tegen de Sovjet-Unie, aanmoedigden en vierden. Ten derde hebben de paus en de meeste Duitse bisschoppen nooit aangegeven dat wat Hitler en de nazi’s deden, zowel voor als tijdens de oorlog, fundamenteel immoreel was. Integendeel. De paus zelf weigerde zich uit te spreken zoals blijkt uit de brief van Pius XII aan bisschop Prysing van Berlijn op 30 april 1943.[53] Ten vierde heeft de paus, die gedetailleerde kennis had over de uitroeiing van de Joden, zich nooit publiekelijk uitgesproken tegen deze gruwelijke misdaden, en dat ondanks het feit dat verschillende geestelijke en wereldlijke leiders hem daartoe opriepen.

De volledig opengestelde archieven over Pius XII geven alsnog geen nieuwe inzichten. Veel documenten waren al gekend en andere voegen nauwelijks iets bij. Het eindoordeel blijft negatief: de paus die moreel de plicht had om te spreken, deed het niet of toch niet duidelijk en dat kostte het leven van honderdduizenden Joden. Wat had de paus dan moeten en kunnen doen? Op zijn minst had hij, vanaf zijn kennisname van de massale moordpartijen op politieke tegenstanders van het naziregime en Joden, Hitler moeten excommuniceren en zijn onderdanen ontslaan van hun eed van trouw. Na de inval in Nederland, België en Luxemburg stuurde de nuntius Valeri in Parijs een nota naar kardinaal Maglione waarin hij melding maakt van de vraag vanuit Frankrijk om Hitler te excommuniceren.[54] Een banvloek over Hitler door de paus zou een enorme schok veroorzaakt hebben in de katholieke wereld. Het zou miljoenen katholieken tot inzicht hebben gebracht dat de Führer iemand was die regelrecht inging tegen de basisprincipes van hun geloof, iemand die niet langer over het nodige (morele) gezag beschikte om hen richtlijnen of opdrachten te geven. Maar nog belangrijker zou de opheffing van de eed van trouw geweest zijn. Indien de paus de Duitse soldaten en officieren zou hebben ontslaan van hun eed van trouw aan de Führer, dan was verzet tegen zijn beleid heel wat realistischer geworden. Dat geldt trouwens niet alleen voor de Wehrmacht, maar ook voor de SS, waarvan tijdens de oorlog nog meer dan 23% katholiek was. Binnen de sterk hiërarchisch gemilitariseerde structuur van het Duitse leger werd die eed door zowat alle soldaten als moreel bindend beschouwd. De enige eed die voor velen onder hen een hogere waarde had, was die van het geloof, namelijk de eed van trouw tegenover Christus en God. In die zin zou een oproep van de paus heel wat Duitse (katholieke) soldaten voor een gewetensprobleem hebben geplaatst waardoor ze zich gemakkelijker hadden kunnen onttrekken aan hun militaire eed.

Voorstanders van de paus wijzen op het feit dat hij nu en dan toch tussenkwam om onaanvaardbare praktijken aan de kaak te stellen. In mijn onderzoek heb ik aangetoond dat dit inderdaad het geval was maar dat die acties te weinig, te onduidelijk en te laat kwamen. Ik heb in mijn boek Pius XII en de vernietiging van de Joden, ook aangetoond dat de paus en heel wat kerkleiders enkel bekommernis aan de dag legden ten aanzien van de tot het katholicisme bekeerde Joden. Andere voorstanders stellen dat het voor de paus onmogelijk was om feller en duidelijker te protesteren teneinde zijn eigen leven en het bestaan van het Vaticaan niet in het gedrang te brengen. En nog anderen stellen dat de strategie van de paus juist gericht was op het verhinderen van een erger kwaad, waarbij ze ervan uitgaan dat elk protest van de paus zou geleid hebben tot nog meer en nog strengere vervolgingen, volgens sommigen zelfs tot een Holocaust op de katholieke gelovigen (zie Heseman). Op basis van de beschikbare historische gegevens en de documenten in het recent geopende archief kunnen we niet anders dan besluiten dat geen enkele van die opties juist kan zijn. De grootste morele fout die de paus en de katholieke Kerk begingen, was dat ze de Duitse bevolking zowel voor als tijdens de oorlogsjaren overtuigden van het rechtmatige gezag van Adolf Hitler en de nazi’s. Dat ze de Duitse bevolking ervan overtuigde dat het naziregime niet tegen de christelijke beginselen handelde op het vlak van de rassenpolitiek. Dat het de Duitse bevolking in de waan liet en zelfs misleidde dat het een rechtvaardige oorlog voerde tegen de andere Europese landen en hun bevolking, en tegen de Joden in het bijzonder. De paus pleegde schuldig verzuim.

Verder onderzoek

De openstelling van de archieven over het pontificaat van Pius XII is natuurlijk een goede zaak. Zoals Johan Ickx aangeeft, biedt het ons als onderzoekers de kans om onze visies te toetsen aan de documenten van die tijd. Uit dit eerste onderzoek dat ik vorige week deed, blijken er alsnog geen grote ‘ontdekkingen’ te zijn die de toenmalige paus in een ander daglicht stellen. De meeste documenten die ik kon inkijken bevestigen de algemene visie op Pius XII zoals die aan bod kwam in de ADSS. Dat wil niet zeggen dat er niet nog meer te vinden is. Het archief sluit nu tijdens de zomermaanden. Vanaf september ga ik opnieuw aan de slag om mijn visie te toetsen aan het enorme archiefmateriaal om zo tot een finaal oordeel te komen. Tot zover lijkt het me ook aangewezen dat de kerk de zalig- en heiligverklaring van Pius XII uitstelt. Want niemand wil iemand heilig verklaren die dat moreel niet verdient.

Dirk Verhofstadt   

Professor Universiteit Gent

Auteur van Pius XII en de vernietiging van de Joden (in het Duits verschenen onder de titel: Pius XII. und die Vernichtung der Juden)

Eindnoten

[1] Jewish anger as Pope Benedict moves Pius XII closer to sainthood, The Guardian, 21 December 2009.

[2] Pope Francis to Allow Access to Holocaust-Era Documents of Pius XII, The New York Times, March 4, 2019.

[3] Bryce Sait, The Indoctrination of the Wehrmacht. Nazi Ideology and the War Crimes of the German Military, Berghahn, 2019, p. 136.

[4] Longerich Peter, Davon haben wir nichts gewusst! Die Deutschen und die Judenverfolgung, 1933-1945, München 2006, p. 244 ev.

[5] Gemeinsames Wort der deutschen Bishöfe’, Martinus-Blatt, nr. 38, 17 september 1939.

[6] Polen werd verdeeld tussen Duitsland en de Sovjet-Unie, die op 24 augustus 1939 het Molotov-Ribbentroppact hadden gesloten – het Rode Leger viel Polen binnen op 17 september 1939.

[7] ADSS, tome 1, nr. 171, p. 277, Notes du cardinal Maglione.

[8] Città del Vaticano, Archivio Storico della Segreteria di Stato – Sezioni per i Rapporti con gli Stati (ASRS), Fondo AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Stati Ecclesiastici, Posizione 649, f. 400.

[9] ADSS, deel 1, nr. 299, p. 442, Notes de Mgr. Tardini.

[10] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Stati Ecclesiastici, Posizione 649, f. 350.

[11] Zum deutschen Sieg, 25 juni 1940, Kirchlicher Anzeiger für die Erzdiözese Köln, nr. 14, 1 juli 1940, p. 103.

[12] Bischofswort aus Anlass der Beendigung des Krieges mit Frankreich, 25 juni 1940, Kirchlicher Anzeiger für die Diözese Trier, 1 juli 1940, p. 141.

[13] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Stati Ecclesiastici, Posizione 649, f. 360.

[14] Lewy Guenter, De Rooms Katholieke Kerk en Nazi-Duitsland, Polak & Van Gennep, 1964, p. 295.

[15] Jansen Hans, De zwijgende paus? Protest van Pius XII en zijn medewerkers tegen de Jodenvervolging in Europa, Kok-Kampen, 2000, p. 193-194.

[16] The Daily Telegraph, June 25, 1942, geciteerd in Lipstadt Deborah, Beyond Belief. The American Press & the Coming of the Holocaust 1933-1945, The Free Press, 1986, p. 163.

[17] The New York Times, July 2, 1942, p. 6, geciteerd in Lipstadt Deborah, Beyond Belief. The American Press & the Coming of the Holocaust 1933-1945, The Free Press, 1986, p. 168.

[18] The New York Times, November 25, 1942, Himmler program kills Polish Jews.

[19] ADSS, tome 8, nr. 314, p. 466, Transmission by Bernardini.

[20] ADSS, 8, nr. 431, p. 601, Le visiteur apostolique à Zagreb Marcone au cardinal Maglione.

[21] ADSS, 3, nr. 406, p. 625, Le métropolite de Léopol des Ruthènes Szeptyckyi au Pape Pie XII.

[22] ADSS, 8, nr. 493, p. 665, nr. 2, Notes de Mgr. Montini.

[23] ADSS, 8, nr. 374, p. 534, Le P. Scavizzi au Pape Pie XII.

[24] ADSS, 3, nr. 448, p. 694-696, L’archevêque de Riga Springovics au pape Pie XII.

[25] ADSS, 7, nr. 71, p. 166, Radiomessage de Noël du Pape Pie XII.

[26] Wistrich Robert, The Pope, the Church, and the Jews, Commentary 107, nr. 4, (April 1999), p. 27.

[27] Tittmann Harold Jr., Inside the Vatican of Pius XII. The Memoir of an American Diplomat During World War II, Image Books, 2004, p. 124.

[28] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Germania Scatole, Posizione 125, f. 14-15.

[29] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Germania Scatole, Posizione 125, f. 31-38.

[30] ADSS, deel 9, nr. 91, p. 182, Les rabbins nord-américains au cardinal Maglione.

[31] ADSS, deel 9, nr. 174, p. 274, Notes de la Secrétairerie d’Etat.

[32] Lehnert Pascalina, Ich durfte Ihm dienen. Erinnerungen an Papst Pius XII, Würzburg, 1982, p. 117.

[33] Was oorlogspaus Pius XII een held of een vazal van Hitler?, Trouw, 2 maart 2020.

[34] Pierik Perry, Hongarije 1944-1945. De vergeten tragedie, Aspekt, 1995, p. 11.

[35] Braham Randolph, The Destruction of Hungarian Jewry. A Documentary Account, New York, 1963, part I, p. 399.

[36] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Ungheria, Posizione 65, f. 210.

[37] ADSS, 10, nr. 196, p. 272, Le délégué apostolique à Washington Cicognani au cardinal Maglione

[38] ADSS, 10, nr. 201, p. 277, Notes de la Secrétairerie d’Etat

[39] ADSS, 10, nr. 207, p. 283, Le nonce à Budapest Rotta au cardinal Maglione

[40] ADSS, 10, nr. 209, p. 288, Le nonce à Budapest Rotta au cardinal Maglione

[41] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Ungheria, Posizione 100, f. 223.

[42] ADSS, 10, nr. 225, p. 306, Le délégué apostolique à Washington Cicognani au cardinal Maglione

[43] ADSS, 10, nr. 233, p. 320, Le nonce à Budapest Rotta au cardinal Maglione

[44] ADSS, 10, nr. 242, p. 327, Le nonce à Budapest Rotta au cardinal Maglione

[45] A Blet Pierre, Pius XII and the Second World War. According to the Archives of the Vatican, Paulist Press, 1999, p. 194.

[46] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Ungheria, Posizione 100, f. 292.

[47] Chenaux Philippe, Pie XII. Diplomate et pasteur, Les Editions du Cerf, 2003, p. 302.

[48] Manvell Roger et Fraenkel Heinrich, Le crime absolu, Stock, 1967, p. 201.

[49] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Ungheria, Posizione 100, f. 272.

[50] Kurzman Dan, The Race for Rome, Pinnacle Books, 1975, p. 538.

[51] Deák István, Essays on Hitler’s Europe, University of Nebraska Press, 2001, p. 182.

[52] Konrád György, Raoul Wallenberg, in De onzichtbare stem. Essays, Van Gennep, 2001, p. 96.

[53] ASRS, AA.EE.SS, Pontificato Pio XII, Parte I (1939-1948), Serie Germania Scatole, Posizione 125, f. 31-38.

[54] ADSS, 1, nr. 317, p. 458, Le nonce à Paris Valeri au cardinal Maglione.

 

 

 

Print Friendly and PDF
Covid-19 Het verstand staat stil - Ivan Vandermeersch

Covid-19 Het verstand staat stil - Ivan Vandermeersch

Waarom racisme zo halsstarrig is - François Levrau

Waarom racisme zo halsstarrig is - François Levrau