Het verhaal van de grondwet - Wim Voermans
Het is een hachelijke onderneming om als jurist een publieksboek te schrijven over ‘de grondwet’, een abstract en misschien zelfs wat saai begrip. De Nederlandse hoogleraar Voermans (Universiteit Leiden) is met de uitgave van Het verhaal van de grondwet er toch in geslaagd om een bijzonder leesbaar werk af te leveren over dit onderwerp (met als nevenresultaat behoorlijk wat recente media-aandacht in Nederland). Uiteraard is het boek geen roman en de lectuur ervan vraagt een zekere intellectuele inspanning. Iedere lezer kiest echter zelf hoe ver te gaan in die verdieping en bladert al dan niet door in het tientallen pagina’s lange notenapparaat (discreet verscholen op het einde van het boek) of grasduint in de enorme gevarieerde bibliografie.
Maar liefst 189 van de 193 leden van de Verenigde Naties hebben een geschreven grondwet, zo begint Voermans zijn boek. Een grondwet is mede daarom een interessant en belangrijk maatschappelijk gegeven, dat aandacht verdient. De auteur vertrekt van zijn eigen wetenschappelijke (juridische) discipline maar hij betrekt er een heleboel gegevens uit andere vakgebieden bij. Theorieën en inzichten uit geschiedenis, sociologie, filosofie, politicologie, psychologie, antropologie, geneeskunde, enz. leveren bouwstenen op voor de analyse. Soms leidt dit tot nieuwe waardevolle inzichten, dan weer resulteert het in een gezond kritische houding tegenover bepaalde ideeën. Voermans kiest niet altijd en durft (heel terecht) al eens een vraag open laten.
Het historische luik vormt het startpunt van Voermans’ verhaal. Abstracte inzichten (zoals het gemeenschapsgevoel bij prehistorische stammen, de eerste menselijke samenwerkingsverbanden) vormen een inleiding tot de eerste voorlopers zoals de codex van Hammoerabi, de Romeinse Twaalftafelenwet of de Atheense wetgeving van Draco. In de middeleeuwen bleven de klassieken belangrijke leveranciers van rechtsregels, al mag ook de impact van lokaal recht niet onderschat worden. De Engelse Magna Carta (klassiek beschouwd als een mijlpaal in de staatkundige evolutie) is volgens Voermans niet echt een vorm van constitutie. Op het moment van afkondiging was het vooral een zakelijk document. Pas latere generaties maakten er dankzij de vorm van onderhandeld bestuur een symbool van. Tegen het einde van de 16de eeuw, met de komst van de eerste grote natie-staten, doken er teksten op die wel echt als voorgangers kunnen worden gezien. De filosofen van de Verlichting legden er een extra laagje op, al moet dit volgens de auteur zeker niet worden overschat.
In de loop van de daaropvolgende decennia verschenen wel teksten die als grondwet kunnen worden beschouwd. De auteur brengt dit historisch verhaal uitgebreid in beeld. Grondwettelijke teksten waren monarchaal (Engeland: Bill of Rights, 1689) of revolutionair (Frankrijk: Déclaration des droits de l’homme et du citoyen, 1789). Ze konden ingezet worden om terug orde te brengen na een moeilijke tijd (restauratie in Duitsland: Westfaalse grondwet, 1807) of na revolutieperiodes (liberale, zoals in diverse landen in Europa na revoluties in 1830 en vooral 1848). Een grondwet kon ook het gevolg zijn van natievorming (imperiale grondwetten, zoals in Duitsland na de eenmaking, 1871). Na de Eerste Wereldoorlog was er vervolgens een groei van grondwetten in parlementaire democratieën terwijl na de Tweede Wereldoorlog de grondwetten in het teken stonden van bevrijding (bevrijding door de Verenigde Staten of door het communisme, en met als bijzondere aanvulling de dekolonisatiebeweging). Tot slot kwamen na de val van de Berlijnse muur liberaal-democratische grondwetten sterk op. Terloops gezegd: de invalshoek is sterk gekleurd door de situatie in de westerse democratieën. Voermans wijst hier en daar wel eens op de universaliteit van de grondwet, ook in niet-westerse context, maar dit blijft toch beperkt.
Ondanks de gevarieerde achtergrond is uit onderzoek gebleken dat de historische verwantschap tussen alle grondwetten behoorlijk hoog is. De vraag kan daarom misschien zelfs gesteld worden of er op termijn geen sprake is van een naar elkaar toe groeien van alle grondwetten (convergentie, globale constituties). Wat de effectiviteit betreft is er meer variatie mogelijk. Voermans wijst op zogenaamde ‘nepconstituties’, grondwetten die bepalingen bevatten die in praktijk echter nooit worden uitgevoerd. Volgens sommigen is er ook wel iets voor te zeggen om een grondwet op regelmatige basis op te frissen. Maar uiteraard is niet iedereen het eens met Thomas Jeffersons uitspraak: “The dead should not govern the living”.
De publicatie zet verder aan de hand van heel wat theorieën relevante begrippen op een rij. Interessant is de aandacht die naar het begrip ‘preambule’ gaat. Dit is, zoals het woord duidelijk maakt, een verklaring die een grondwet vooraf gaat en die probeert, aldus Voermans, “te spreken, te zingen, zinnen te strelen, dan wel te hameren op het gevoel van het gehoor”. Terzijde: op initiatief van Patrick Dewael (Open VLD) werd ook in België de voorbije jaren aan een dergelijke preambule gewerkt. Het voorstel heeft het (voorlopig?) niet gehaald.
En dan komt de lezer terecht bij waar het bij een grondwet werkelijk om gaat. Hoe komt het dat wij met zijn allen in de grondwet gaan geloven? Voermans ziet een verklaring in de verhalende kracht van deze teksten. De mens is immers een niet-rationeel wezen met veel aandacht voor emotie. Een grondwet zorgt voor een verhaal en leidt tot verbeelding en beleving. Het gaat om meer dan enkel maar de tekst. De combinatie met symboliek, beelden en rituelen zorgt voor een complexe en nauwelijks te ontrafelen interactie met als uiteindelijk resultaat dat de burger de grondwetbeginselen ‘internaliseert’. Voermans poneert hiermee een interessante stelling. Ongetwijfeld zorgt deze visie in de nabije toekomst nog wel voor wat gespreksstof in de wereld van grondwetspecialisten. Maar na lectuur van dit boek kan ongetwijfeld ook een ruimer publiek van geïnteresseerden over dit onderwerp mee debatteren.
Wim Voermans, Het verhaal van de grondwet. Zoeken naar wij, Amsterdam, Prometheus, 2019, 512 p.
Recensie door Peter Laroy, directeur Liberas/Liberaal Archief