't Hooge Nest - Roxane Van Iperen
Een bezoek aan het kamp Westerbork in Drenthe, Nederland laat net zoals bij andere concentratie- en vernietigingskampen een sterke indruk. Voor de hedendaagse bezoeker fungeert het als symbool en herinneringspunt voor het lot van de joden in Nederland onder de nazi-bezetting. Op het terrein blijft nog maar weinig herkenbaar van wat ooit een oord van verschrikking was. Bijzonder bevreemdend en beklemmend is echter het huis van de kampcommandant, bewaard onder een grote glazen koepel. Het verleden is hier als het ware onder een stolp ingekapseld. Westerbork fungeerde tijdens de Tweede Wereldoorlog als doorgangskamp voor het transport van Nederlandse joden naar elders. Naar schatting honderdduizend Nederlandse joden lieten het leven. Het is ook de plaats waar in de herfst van 1944 de familie Brillenslijper terecht kwam.
Het verhaal van deze mensen vormde de aanleiding tot het boek ’t Hooge Nest van Roxane van Ieperen. Zij betrok een aantal jaar geleden het huis waaraan de boektitel is ontleend. Het is een statige vooroorlogse villa, gebouwd in een bosachtige omgeving. Het was een ideale plek voor een familie op de vlucht om in onder te duiken tijdens de oorlogsjaren. Van Ieperen vond sporen van deze geschiedenis in het huis zelf, deed navraag in de omgeving, startte een uitgebreide zoektocht met als resultaat een meeslepend non-fictie boek, dat toch leest als een roman. Het thema en de stijl grepen het Nederlandse lezerspubliek bij de keel. De uitgave kende op enkele maanden tijd reeds meerdere oplages.
Centraal in het boek staan de zussen Rebekka ‘Lien’ Brilleslijper (1912-1988) en Marianne ‘Janny’ Brilleslijper (1916-2003). In tegenstelling tot hun ouders en hun broer Jacob overleefden zij de oorlog en getuigden later van de ellende die zij hadden meegemaakt. Reeds van bij het begin van de bezetting waren zij actief in het verzet. Ze werken mee aan de productie en de verspreiding van sluikbladen. Gaandeweg stelden zij vast dat de Duitsers het net rond de joodse gemeenschap sloten. De zussen en hun familie, ouders, echtgenoten en kinderen verlieten hun geliefde Amsterdam. Ze kwamen via diverse onderduikadressen terug bij elkaar in Bergen aan Zee in de zomer van 1942. Merkwaardig genoeg lukte het daar om voor even toch, uit het zicht van de bezetter te blijven. Op het einde van de winter van 1943 kwam echter het bericht dat de hele kuststrook tot verdedigingslinie werd omgebouwd. De familie Brilleslijper ging op zoek naar een ander schuilplek. Ze huurden een villa in het Gooi, zonder dat hun identiteit bij de verhuurders gekend was.
Ruim anderhalf jaar lang hield de familie daar stand. Ze hadden er ruimte zat, gaven onderdak aan andere onderduikers, organiseerden culturele avonden, ondersteunden het verzet en hoopten er zo goed en zo kwaad als het kon de oorlog door te komen. Kort na de landing van de geallieerden in Normandië, in juni 1944, kwam aan die droom abrupt een einde. Geheel onverwacht werd het huis overrompeld door Nederlandse agenten van de SD, die zelf verbaasd waren over de groep mensen die zij in ’t Hooge Nest vonden. De mannen en de kinderen van de zussen Brillenslijper ontsprongen de dans. Voor Lien en Janny was er geen weg terug. Zij belandden samen met hun broer en ouders in het kamp Westerbork. Begin september werden zij op transport gezet naar Auschwitz.
De verhalen in het boek over die periode staan in contrast met de gelukzalige bubbel waarin de familie zich had opgesloten in ’t Hooge Nest. De treinreis naar Auschwitz, de confronterende aankomst en de ellende van het dagelijkse overleven kwamen hard aan. De zussen Brillenslijper verloren de rest van de familie. De ouders werden waarschijnlijk bij aankomst vergast, hun broer overleed in een van de eerste weken. Auschwitz was voor de twee zussen niet het einde. Zij kwamen terecht in Bergen-Belsen. Aanvankelijk kregen zij even de illusie dat het daar beter zou zijn. Die hoop smolt als sneeuw voor de zon. Zij maakten er moeilijke maanden mee, werden beide ziek, balanceerden op het randje van leven en dood maar zagen op een dag de Britse bevrijders het kamp binnenkomen. De terugkeer naar Nederland en de hereniging met mannen en kinderen maakte de cirkel rond.
Van Iperen heeft de getuigenissen van de familie Brillenslijper samen met heel wat andere bronnen verwerkt tot een meeslepend verhaal. Omdat het toegankelijk en herkenbaar is geschreven heeft het ’t Hooge Nest de verdienste de geschiedenis van de holocaust in Nederland bij een breder publiek levendig te houden. Vooral die eerste oorlogsjaren en dan zeker die periode in ’t Hooge Nest, zijn fascinerend beschreven. Je vraagt je als lezer af hoe de zussen zolang onder de radar zijn gebleven, ondanks alle het gevaar dat zij soms zelf opzochten. Wat zij hebben meegemaakt toen zij werden opgepakt, is nauwelijks te beschrijven. De lezer voelt zich in die laatste tientallen bladzijden niet echt meer op zijn gemak. De harde waarheid van de gruwel confronteert.
’t Hooge Nest, Roxane van Iperen, Amsterdam, Lebowski, 2019
Peter Laroy is directeur van het Liberaal Archief