Waarom ik niet meer met witte mensen over racisme praat - Reni Eddo- Lodge
‘Ik vroeg wanneer ik wit zou worden’
Ik ben een oudere, witte man en en daarom al heel lang medeplichtig aan structureel racisme tegenover alle mensen van kleur, overigens zonder dat ik het wist. Het is maar dat u het weet, voordat u verder leest. Eigenlijk wil Reni Eddo-Lodge niet meer met mensen zoals ik over racisme praten, maar ze heeft in haar boek Waarom ik niet meer met witte mensen over racisme praat gelukkig wel laten weten, dat wij, witte mensen, nog iets kunnen betekenen in de strijd tegen racisme.
Kinderen waren we, naïeve kinderen
Reni Eddo-Lodge (Londen 1989) is altijd bezig geweest met racisme, zo schrijft ze, en ze was zich al heel jong bewust van verschillen in huidskleur en de consequenties die dat had. Toen ze vier was, vroeg ze haar moeder wanneer ze wit zou worden, omdat alle goede mensen op de tv wit waren. Schurken waren zwart of bruin. Ze beschouwde zichzelf als goed en meende dus dat ze uiteindelijk wit zou worden.
Ik herken die kinderlijke logica. Dertig jaar eerder wist ik niet beter dan dat zowel helden als schurken wit waren, maar dat de schurken voor de herkenbaarheid vaak zwarte hoeden droegen. Ik heb het dan natuurlijk over cowboys. Als ik in mijn bed lag, dan hoopte ik dat ik nooit door cowboys gevangen zou worden genomen en vervolgens een doek voor mijn mond gebonden zou krijgen (dat deden cowboys, zodat je niet om hulp kon schreeuwen), want ik had last van bronchitis, was derhalve vaak benauwd en vreesde met een doek voor mijn mond te zullen stikken.
De indianen waren niet wit (ook al kon je dat op onze zwart-wit televisie niet goed zien, maar we hadden begrepen dat ze rood waren) en ze konden heel gemeen zijn en je scalp nemen (leek ons heel erg pijnlijk). Maar als wij buiten speelden, dan wilden velen van ons toch liever zo’n exotische indiaan zijn, dan zo’n suffe cowboy, ongeacht de kleur van zijn hoed. Bij de speelgoedwinkel waren in die tijd trouwens bontgekleurde verentooien te koop, dus dat maakte de keuze om indiaan te worden extra aantrekkelijk. Goed, zo bedacht ik mij - terugkerend uit de herinneringen aan mijn jeugd - dat in mijn tijd de schurken die ik op onze zwart-wit televisie zag niet zwart waren, want dan hadden we ons misschien ‘geblackfaced’ en als iemand foto’s van ons gemaakt (leuk voor later), dan hadden we daar nu behoorlijk wat last mee kunnen krijgen. The times they are changing, net wat u zegt.
Van blog tot boek
Het boek van Reni Eddo-Lodge verscheen in 2017 in Groot-Brittannië onder de titel ‘Why I’m No Longer Talking to White People About Race’. En het gaat vooral over de Britse situatie. Ik vroeg uitgever Harold Polis in een mail wat hem ertoe had gebracht om het te laten vertalen voor de Nederlandstalige markt en uit te geven. Harold Polis:
‘Het boek was me al opgevallen toen de oorspronkelijke Engelse versie verscheen. Het heeft wel wat teweeggebracht. Het omslag heeft toen ook een tijd aan mijn muur gehangen, omdat ik het een sprekend beeld vond. Via Passa Porta en Ilke Froyen ben ik met de auteur in contact gekomen, toen zij begin dit jaar de openingslezing van het Passa Porta Festival verzorgde. Op basis van die Engelse versie genoot ze al bekendheid.
Zij is een eloquente essayiste die er goed in slaagt om de discussie over racisme uit voorspelbaar ideologisch vaarwater te houden. De Britse context werkt als een spiegel waarin iedereen kan herkennen wat hem of haar al dan niet aanbelangt in het debat over racisme. De manier waarom Eddo-Lodge de dynamiek van racisme beschrijft is vast en zeker ook voor niet-Britten bruikbaar. En in dat opzicht is ze een toevoeging aan het racismedebat dat ook in Nederland en België in sterke mate bepaalt hoe we vandaag naar onszelf kijken als individu en als samenleving.’
Het boek werd prima vertaald door Hans E. van Riemsdijk en heeft een bibliografie en een register. Er staan ook nog twee soorten noten in: de oorspronkelijke en noten die speciaal gemaakt zijn bij de Nederlandse vertaling. Dat laatste maakt de toegankelijkheid groter, omdat niet alle lezers met de Britse situatie vertrouwd zullen zijn. Een minpunt vind ik het minuscule formaat van de cijfers bij de noten; daar werd het gemak voor de lezer ondergeschikt gemaakt aan de vormgeving.
‘Iedereen die behoort tot een ras dat niet wit is’
Het boek telt zeven hoofdstukken: 1 Geschiedenis in het meervoud, 2 Het systeem, 3 Wat is witte bevoorrechting?, 4 Angst voor een zwarte planeet, 5 De feministische kwestie, 6 Ras en stand, en 7 Zelf het heft in handen nemen. Verder zijn er nog een voorwoord en een nawoord.
In het voorwoord legt de schrijfster uit dat ze de titel van haar boek in 2014 reeds had gebruikt voor de titel van een post op haar blog. Ze neemt vervolgens de tekst van die post integraal over, bijna vier pagina’s in het boek. Een kleine selectie van zinnen die mij opvielen: ‘Ik ga met witte mensen niet langer in gesprek over racisme. Misschien met een enkeling, maar niet met de overgrote meerderheid die weigert te accepteren dat structureel racisme met al zijn symptomen keiharde realiteit is. (...) Dat emotioneel afhaken [van witte mensen – MH] ligt in het verlengde van het leven dat ze leiden: een bestaan waarin ze niet zien dat hun huidskleur de norm is en dat alle andere mensen afwijken van die norm.’ Ze eindigt haar lange post met: ‘Ik wil niets meer te maken hebben met mensen die mijn verhaal niet willen horen, die het liever belachelijk maken en die eerlijk gezegd mijn energie niet verdienen.’
Maar in het voorwoord lezen we ook: ‘Paradoxaal genoeg heb ik van ‘Why I’m No Longer Talking to White People About Race’ een boek gemaakt om het gesprek juist voort te zetten. (...) Dit boek is het resultaat van vijf jaar actie, debat, frustratie, afmattende uiteenzettingen en hele lappen commentaar op Facebook. (...) Sinds ik die blogpost schreef in 2014 is er voor mij veel veranderd. Het merendeel van de tijd ben ik nu in gesprek met witte mensen over het rassenthema.’
Reni Eddo-Lodge licht in haar voorwoord ook de terminologie toe die zij gebruikt. ‘In dit boek wordt het begrip ‘gekleurde mensen’ en ‘mensen van kleur’door elkaar gebruikt ter aanduiding van iedereen die behoort tot een ras dat niet wit is. Ik gebruik die termen omdat ze een veel betere omschrijving zijn dan ‘niet-wit’ - wat de bijklank heeft dat er iets zou ontbreken, alsof het om een onvolkomenheid gaat. Ik gebruik het woord ‘zwart’ in dit boek voor mensen met een Afrikaanse en/of Caraïbische achtergrond, met inbegrip van mensen van gemengd ras.’
The Fallacy of Race
Ik geef toe: ik heb moeite met het gebruik van de term ‘ras’. Zoals gezegd, ik ben een oudere, witte man. Ik kom uit een niet-gelovig, links gezin. Dat heeft mijn perspectief op de wereld mede gevormd. Ik herinner mij nog levendig hoe mijn vader geëmotioneerd kon luisteren naar de zwarte Amerikaanse zanger en linkse politiek activist Paul Robeson. Ik herinner mij vaag dat ‘wij’ niets begrepen van het nieuws in 1964 dat bokser Cassius Clay voortaan als Mohammed Ali door het leven zou gaan. Hij was lid geworden van de zwart-nationalistische Nation of Islam. Hoe kon je je uit politieke overwegingen bekeren tot een geloof? ‘We’ koesterden weerzin tegen George Wallace, de racistische gouverneur van de staat Alabama. Voor de Amerikaanse burgerrechtenweging bestond bij ons thuis veel sympathie en we waren zeer geschokt toen dominee Martin Luther King in 1968 werd vermoord.
Midden jaren zeventig kocht ik naar aanleiding van een televisieprogramma van de VPRO de vijfde druk van een boek van de Brits-Amerikaanse antropoloog Israel Ehrenberg, beter bekend als Ashley Montagu. Titel van het boek: ‘Man’s Most Dangerous Myth: The Fallacy of Race’. Wat hij daarin poneerde sloot aan bij hoe ik de wereld zag en ook verkoos te zien. Alle menschen werden Brüder. No man is an island. U begrijpt wat ik bedoel. In 1995 zou Ashley Montugue door de American Humanist Association uitgeroepen worden tot Humanist of the Year.
Montagu werd in 1905 in Londen geboren, emigreerde in 1931 naar de Verenigde Staten, werd in 1940 Amerikaans staatsburger en publiceerde in 1942 dit boek. Hij verzette zich tegen het opsplitsen van de mensheid in ‘rassen’ en gaf de voorkeur aan het begrip ‘etnische groepen’. Hij legde er de nadruk op dat de meeste mensen een zodanig gemengde achtergrond hebben, dat het zinloos is om raciale scheidslijnen te trekken. Daar komt bij dat velen ‘ras’ als bepalend zagen voor intelligentie en karakter en vervolgens kwalificaties als superieur en inferieur hanteerden. Toen zijn boek verscheen was men in Duitsland bezig het ‘inferieure joodse ras’ te vernietigen. Tien jaar later publiceerde Ashley Montagu een boek met als titel ‘The Natural Superiority of Women’. Daarin pleitte hij voor gelijkheid tussen man en vrouw.
Het is met deze achtergrond dat ik het boek van Reni Eddo-Lodge heb gelezen. Ik ben het hartgrondig eens met haar doel, het doen verdwijnen van discriminatie op grond van ‘ras’. Maar ik heb mij tijdens het lezen ook regelmatig geërgerd en dat zal zeker ook in dit artikel doorklinken.
‘Agent Keith Blakelock werd gedood door oproerkraaiers’
Reni Eddo-Lodge geeft vele, overtuigende voorbeelden van discriminatie en racisme waar mensen van kleur het slachtoffer van zijn geworden. Geen moreel mens die daar iets aan af zal willen doen, lijkt mij. Tijdens het lezen maakte ik met potlood in de kantlijn een korte aantekening voor het mij nogal terloops aandoende zinnetje ‘Agent Keith Blakelock werd gedood door oproerkraaiers’. Ik wilde die naam nog een keer opzoeken. Het zinnetje stond vrij ver naar het eind in een gedetailleerd verslag van ruim anderhalve pagina waarin de gebeurtenissen worden beschreven die leiden naar het trieste lot van de Afro-Caraïbische Cynthia Jarrett op 5 oktober 1985 in de wijk Tottenham, in het noorden van Londen. Een korte samenvatting van wat er die dag gebeurde: Cynthia Jarretts zoon Floyd wordt in zijn auto aangehouden door de politie. Omdat er iets niet in orde is met de belastingsticker op zijn auto wordt hij gearresteerd op verdenking van diefstal van de auto. Op het politiebureau worden zijn sleutels afgepakt en vier agenten gaan bij hem thuis kijken of er zich daar wellicht gestolen goederen bevinden. Cynthia Jarrett is thuis, samen met haar dochter en kleindochter. Cynthia valt met haar linkerarm op de salontafel, die het begeeft. Later verklaart de dochter dat een van de agenten haar moeder een duw heeft gegeven. De agent ontkent. Cynthia Jarrett wordt naar het ziekenhuis gebracht. Die avond overlijdt ze aan een hartaanval.
De volgende dag verzamelt zich een menigte bij het politiebureau en eist een verklaring voor de dood van Cynthia Jarrett. Het loopt in de wijk uit op rellen. Tweehonderd agenten raken gewond. ‘Agent Keith Blakelock werd gedood door oproerkraaiers’ of zoals de zin in het origineel luidde: ‘A police officer, PC Blakelock, was killed by rioters.’ Twee doden. Cynthia Jarrett, 49 jaar en Keith Blakelock, 40 jaar.
Nadat ik het boek uit had, bladerde ik het door en zag mijn aantekening; ik moest de naam ‘Keith Blakelock’ nog opzoeken. Wie die naam op internet opzoekt - en ik kan mij voorstellen dat Reni Eddo-Lodge dat ook gedaan heeft of dat dat niet nodig was, omdat ze het verhaal al kende - kan lezen hoe hij aan zijn einde kwam. Blakelock maakte deel uit van een eenheid van twaalf politiemannen die de brandweerlieden moest beschermen die tijdens de rellen aangevallen werden. De politie stond tegenover een overmacht en moest zich terugtrekken. Blakelock struikelde en viel. Hij werd omringd door een stuk of vijftig mensen. Na afloop bleek, dat hij meer dan veertig verwondingen had, waarschijnlijk veroorzaakt door kapmessen. Een mes met een vijftien centimeter lang lemmet was tot aan het heft in zijn nek gestoken.
Reni Eddo-Lodge koos voor het woord ‘rioters’. Ik denk dat de ‘rioters’ die agent Keith Blakelock omsingelden en te lijf gingen accurater beschreven zouden zijn: An angry crowd of people who wanted to kill someone without a trial. Dat is de definitie van een ‘lynch mob.’
‘Racisme is een wit probleem’
Reni Eddo-Lodge schrijft in het laatste hoofdstuk, Zelf het heft in handen nemen: ‘Racisme is echter een wit probleem. Het legt de voor de witte mensheid typische angsten en hypocrisie bloot, en ook het kenmerkende meten met twee maten. Het probleem zit in de psyche van de witte mens; de verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen ligt bij de witte mensen zelf.’
Zoals ik in de eerste alinea van dit artikel reeds schreef, in de strijd tegen racisme kunnen witte mensen volgens Reni Eddo-Lodge toch nog iets betekenen, althans ‘witte mensen die racisme herkennen. (...) Witte steun kan de vorm aannemen van financiële of administratieve hulp aan de groepen die het eigenlijke werk doen. Of als omstander optreden in bepaalde situaties. Steun kan de vorm aannemen van het optreden van witte pleitbezorgers van antiracistische zaken in exclusief witte kringen.’
Mij klinkt het allemaal te ‘separatistisch’, te weinig humanistisch. Er bestaan vele soorten van discriminatie die allemaal door iedereen herkend, erkend, bekritiseerd en bestreden zouden moeten worden. Liever samen dan separaat!
De macht is in handen van...
Op mijn negenenveertigste solliciteerde ik op een tijdelijke baan die zes maanden zou duren. Het behelsde het invoeren van gegevens in de computer. Ik had daar ruime ervaring mee. In een telefoongesprek kreeg ik te horen dat ik niet in aanmerking kwam. De mensen die hetzelfde werk deden waren een stuk jonger, zo vertelde de mevrouw van personeelszaken mij. Vereiste het werk dusdanige samenwerking met die jongeren dat mijn leeftijd een probleem zou kunnen opleveren? Nee, het was heel zelfstandig werk, iedereen zat achter een eigen computer, maar ik was gewoon te oud. Ja, de macht in onze maatschappij is in handen van mensen die gemiddeld een stuk jonger zijn dan ik en ondertussen word ik alleen maar ouder. Ik praat niet meer met mensen die jonger zijn dan ik over leeftijdsdiscriminatie!
Recensie door Martin Harlaar (Amsterdam 1956) is historicus.