De gemeenschap of het individu? - Gerrit Spriet
Bespiegelingen over de drijfveren van een liberale politiek.
Politieke partijen gaan er graag prat op dat zij de gemeenschap dan wel het individu centraal stellen. Liberalen hebben vooral aandacht voor het eigenzinnige individu. Ze wijzen erop dat elke mens uniek is en het verdient om zichzelf te zijn en zich vrij te kunnen ontplooien. Partijen als cd&v en N-VA trekken daarentegen eerder de kaart van die gemeenschap die ons als mens een thuis, warmte en zingeving verschaft. Zij wijzen erop dat je als individu, als mens, onvermijdelijk het product bent van de maatschappij of de gemeenschap waaruit je voortkomt en dat een leven zonder gemeenschap eenzaam en zinloos is.
De soep wordt echter zelden zo heet gegeten als ze opgediend wordt. Zo wijzen liberalen graag op de relevantie van de Verlichting voor de hedendaagse maatschappij. Zo erkennen ze minstens impliciet dat mensen, dat individuen, toch ook wel wat het product zijn van de geschiedenis en de gemeenschap waartoe ze behoren. Is dat zo gevierde individualisme van ons immers niet de historische verworvenheid van de gemeenschap waarin we opgegroeid zijn? Omgekeerd erkennen de meeste gemeenschapspartijen minstens impliciet dat elke mens, ongeacht de gemeenschap waaruit hij of zij voortgekomen is, het leven moet kunnen leiden waar hij zich goed bij voelt.
In dit essay ga ik kort in op het politiek spanningsveld tussen mens en maatschappij, gemeenschap en individu. Ik probeer aan te tonen dat het, politieke profilering voorbij, vaak om een non-debat gaat. Toch is de verhouding tussen individu en gemeenschap zowel maatschappelijk als menselijk erg relevant. Hierover dadelijk meer.
De mens en de gemeenschap Zijn mensen onafhankelijke individuen die los van anderen hun weg zoeken, of zijn het rasechte gemeenschapsdieren waarvoor het leven slechts zin heeft in relatie tot die anderen? Die vraag vormt dagelijks minstens impliciet de inzet van een verhit politiek debat. Het bepaalt immers in welke maatschappij we (willen) leven en hoe we het beleid best aansturen: Moet de maatschappij de verantwoordelijkheid voor armoede socialiseren of zijn mensen er zelf voor verantwoordelijk? En wat met zij die zoveel verdienen dat ze de belastingen zoveel mogelijk ontlopen? Hoe ga je verder om met zij die vandaag hun brood verdienen op kap van het klimaat of het milieu van morgen? En wat met de hoofddoek van moslima’s? Realiseert zo’n moslima zich nog niet dat ze eigenlijk een vrij individu zou kunnen zijn? Of geeft ze gewoon op legitieme manier uiting aan de gemeenschap waar ze toe behoort?
In al deze en nog vele andere maatschappelijke debatten speelt de verhouding tussen mens en gemeenschap, en het mensbeeld waarop het gebaseerd is, een fundamentele rol.
Je moet echter geen doctoraat in de sociologie op zak hebben om te beseffen dat geen van de twee klassieke stellingnames over die verhouding helemaal gelijk hebben. Tenzij je natuurlijk niet evenwichtig in het leven staat. Daar komen we verder nog op terug.
Elke mens is een product van zijn omgeving, en elke mens is ook gewoon zichzelf. En waar de cursor precies komt te liggen, dat zal wel van doen hebben met die mengeling tussen opvoeding en genen, met je hoogst persoonlijke en/of je familiale aanleg, je levensloop en de sociale omgeving, de maatschappelijke cultuur waarin je opgegroeid bent. Mensen enten zich vanaf de geboorte immers pijlsnel op hun omgeving. De omgang met je moeder en met de anderen in je directe omgeving gaat al snel, zelfs neurologisch, bepalen hoe je jezelf en je omgeving ziet, wie je als mens bent en hoe de wereld zich aan je kenbaar maakt.
Het heeft daarom geen enkel nut om over ‘de’ mens te zeggen dat hij in essentie een individu of een groepswezen is. ‘De’ mens is beide, maar het precieze evenwicht tussen het unieke en het seriële in elke mens, dat hangt af van vele factoren.
Een liberaal mensbeeld? Zoals gezegd leggen wij als liberalen en als maatschappij graag de nadruk op het unieke van elke mens. Die aandacht voor het soevereine individu heeft natuurlijk een wordingsgeschiedenis.
De waarde en het unieke karakter die we als liberalen en als maatschappij elke mens toedichten, stamt grotendeels uit de joods-christelijke traditie. Maar die aandacht voor het individu hebben de grote filosofen in de eeuw van de Verlichting wel geseculariseerd en naar de staatkunde vertaald. Ze maakten er de grondslag van de liberale democratie van. Ze waren de ongebreidelde politieke macht van absolute heersers immers zo moe als koude pap. Vanaf nu zou de ene mens nooit nog het instrument zijn van de andere (cfr Immanuel Kant). Het compromisloze streven naar het beschermen van de soevereiniteit en de groeikansen van elke mens heeft dan ook diepe wortels in de Europese geschiedenis. Het is wat ook de liberale traditie vandaag zo’n luister verleent, zo’n glans.
Het lijkt me echter verkeerd om uit het belang dat we hechten aan de vrijheid van mensen om zichzelf te zijn en zich zo vrij mogelijk te kunnen ontplooien, een abstract en universeel geldend mensbeeld te distilleren dat mensen tot van elkaar afgescheiden individuen herleidt. Dat is eigenlijk niet waar de liberale traditie om draait.
Het maatschappelijk project van liberalen, toen en nu, is er immers niet op gericht om voor eens en voor altijd vast te leggen hoe “de” mens in elkaar zit, maar om mensen vrij te laten zelf te ontdekken wie ze zijn en hoe ze in elkaar steken. In hoeverre ze zich door hun afkomst gedefinieerd weten of zich eerder door een zich steeds ontwikkelende persoonlijkheid laten leiden.
Een abstract en universeel geldend liberaal mensbeeld is dus eigenlijk een soort contradictio in terminis. Het duwt immers precies die menselijke veelzijdigheid, die vrijheid waaraan we zo gehecht zijn in een vakje dat we zelf hebben opgesteld. Het enige wat liberalen over ‘de’ mens kunnen zeggen is dat mensen veelzijdig zijn. Divers. Dat ze hun afkomst met zich meedragen maar tegelijk uniek zijn en een vrijheid bezitten, een mogelijkheid, om altijd maar te blijven groeien, te veranderen, een nieuwe mens te worden.
Ons politieke streven draait dus niet om het bevrijden van ‘de’ mens maar om het beschermen van die vrijheid, die innerlijke groeikern die elke mens eigen is. Tegen zij die ze willen uitroeien. Onderdrukken. Denk aan totalitaire staten of een al te afgesloten en onderdrukkende groepscultuur. Voor de rest is het niet aan ons liberalen om in plaats van anderen te definiëren wie ze zijn. Dat zal iedereen, onder de vleugels van de liberale democratie, voor zichzelf wel ontdekken.
Het is net in de mate waarin we hen géén universeel geldend mensbeeld opleggen, dat mensen voor liberalen écht vrij kunnen zijn. Isaiah Berlin had het daarover helemaal bij het rechte eind: van zodra je voor iemand anders bepaalt wat “de juiste” manier is van leven, van bestaan, dan draag je de dwingeland al met je mee.
Een verscheidenheid aan temperamenten Het heeft dus geen zin voor liberalen om positie in te nemen voor of tegen het sociale dier in ons en de gemeenschappen waarin we het uitleven. De natuur, dat is de natuur. Het heeft ook geen zin om van dat sterke individu waar we zo fan van zijn een maatschappelijk ideaal te maken. Elke mens is immers anders. En waarom zou iemand die zich liever in een sterke gemeenschap nestelt een sterk en onafhankelijk individu moeten worden? Waarom zouden liberalen een deel van wat ons tot mens maakt belangrijker maken dan de rest van wie we zijn?
En toch. Toch voelt het voor liberalen zo natuurlijk om hun trots over het vrijgevochten individu uit te schreeuwen. En daar is niets mis mee. Het maakt ons tot wie we zijn. Waar we voor staan. Maar we moeten, zo lijkt het mij, ook aanvaarden dat niet iedereen is zoals ons. Dat anderen in de maatschappij zich op een andere manier goed in hun vel kunnen voelen. Een manier die de menselijke individualiteit anders beziet, ze binnen de grenzen van de grondwet en de liberale democratie op een andere manier invult. Is dat immers niet waar pluralisme en democratie au fond over gaan? Over het verkennen en aanvaarden van, het samenleven met, de (redelijke) andere?
Een nodeloze twist Voor liberalen is de vraag daarom niet of de ene gelijk heeft en de andere niet. Het liberalisme, dat is niet óf gemeenschap óf individu. Het is beide. Telkens weer. Telkens anders. Over dat soort kwesties bestaat er immers geen juist of verkeerd. Er bestaat enkel hoe het leven zich aan je presenteert, of niet. Waar je je goed bij voelt.
De belangrijkste vraag voor liberalen is daarom niet: moet er meer of minder individu zijn in de maatschappij? De belangrijkste vraag is of de staat en de maatschappij de nodige ruimte scheppen waarin iedereen met zichzelf aan de slag kan, kan onderzoeken hoeveel persoonlijkheid en hoeveel sociaal dier in hem of haar huist. De politieke vraag die liberalen aan de maatschappij stellen is vooral of de samenleving voldoende open is om mensen toe te laten met het leven te experimenteren.
We mogen van onze eigen voorliefde voor dat vrije en onafhankelijke individu, zoals we het zelf invullen, dus niet het streefdoel maken voor alles en voor iedereen. Doen we dat wel, dan geven we ons, zoals Berlin correct beschouwde, over aan een verborgen vorm van dwinglanderij. Dan verlangen we dat mensen voldoen aan een norm die wij voor hen hebben vastgesteld. Hier ontstaat het stereotype dat liberalen van mensen zelfzuchtige eenzaten willen maken. Dat we een complexe en veelzijdige mens in het vakje duwen waar we zelf zo graag in zitten.
Maar liberalen vragen de maatschappij waarin ze leven ook om die openheid, die vrijheid om met het leven aan de slag te gaan afdoende te beschermen. Als je de logica van die politieke ideologieën die aan mens en maatschappij een mensbeeld opdringen waarnaar iedereen zich dan maar moet schikken immers tot het einde toe volgt, dan beland je meestal in een wel erg naargeestig straatje. En dat geldt zowel voor de idealen die het afgescheiden individu verheerlijken als voor deze die de (kracht van) de gemeenschap centraal stellen. Wanneer sommigen bij hoog en laag volhouden dat mensen vooral individuen zijn, en daarbij willens nillens uit het oog verliezen dat mensen geen eilanden zijn, maar sociale wezens, dan kom je uit bij het schrikbeeld van de narcist die zichzelf zelfs ten koste van de ander bedient. Denk aan de casinobankier die op de vluchtige financiële markt gokt met de spaarcenten van een ander, maar wel van de maatschappij verwacht dat de schade van zijn zelfzuchtig gedrag gesocialiseerd wordt. Aan de andere kant kan het groepsdenken van gemeenschapsideologieën in extreme gevallen omslaan in een totalitaire neiging die ten allen koste wil onderdrukken wat mensen zo uniek maakt. Daarvan zijn de waanzin van de vorige eeuw langs zowel links (communisme) als rechts (fascisme), of de uitwassen van het religieuze fanatisme vandaag, prachtige voorbeelden.
Voor liberalen vormen beide uitwassen schrikbeelden om het benauwd van te krijgen. In het geval van de zelfzuchtige narcist veroordeel je mensen immers tot de eenzaamheid het afgescheiden zelf, in het geval van de totalitaire conformist veroordeel je ze tot de verstikkende druk van de gemeenschap waarin ze leven. Voor liberalen ontkennen de twee extremen een simpele maar genuanceerde realiteit, namelijk dat mensen complexe wezens zijn die zowel uniek zijn als sociaal.
Dat nodeloze debat dat het individu tegenover de gemeenschap plaatst, kunnen liberalen dus best uit de weg gaan. En dat doe je door geen ideaal mensbeeld aan te hangen dat voor iedereen geldig zou zijn, maar in tegendeel te streven naar een maatschappij die voldoende open is, zodat eenieder voor zichzelf kan uitmaken wat het betekent om mens te zijn. En je doet het door die maatschappij te beschermen tegen zij die van openheid en menselijke vrijheid een vijand maken.
Kiezen voor het individu en tegen de gemeenschap of omgekeerd, dat is niet alleen onnodig, het druist in tegen onze natuur. Tegen wie we als mensen zijn.
Voor liberalen is het -zo lijkt het mij toch- onzinnig om politiek te gaan vastleggen hoe mensen ineen (moeten) steken. Liberalen willen mensen immers niet in een vakje duwen, ze willen mensen bijstaan in die levenslange en hoogst persoonlijke ontdekkingsreis naar zichzelf.
Het is daarom compleet zinloos voor liberalen om van het individu een ideologisch speerpunt te maken dat los staat van de sociale omgeving waarin hij leeft. Zoiets is niet alleen politiek onzinnig, het druist zelfs in tegen wie we als mensen zijn. Het lijkt mij veel zinniger om alles in te zetten op die open samenleving die ons zo na aan het hart ligt, een samenleving die het vrije experiment des levens zoveel mogelijk stimuleert en er tegelijk de extreme kantjes afvijlt.
Want laat er geen twijfel over bestaan: als liberalen een viscerale afkeer koesteren voor die gemeenschappen die mensen verhinderen om zichzelf te zijn, dan zouden we een even grondige hekel moeten hebben aan zij die een ander de vrijheid ontnemen door zonder enige zin voor (sociale) verantwoordelijkheid en op kap van mens, milieu en maatschappij vooral zichzelf te bedienen.
Er is immers iets diepers dat die twee extremen met elkaar verbindt: zowel de zelfzuchtige solipsist als de vertegenwoordiger van een verstikkende groepsconformiteit ontnemen anderen de vrijheid om het leven te ontdekken zoals het zich doorheen ons allen op een geëigende en unieke wijze kenbaar maakt.
En dat, dat is iets wat liberalen niet kunnen aanvaarden.
Gerrit Spriet werkt aan de VUB en is lid van het studiecentrum Albert Maertens in de fundamentele studiedienst van Open VLD
Bronnen
Barrett, Lisa F., How emotions are made: the secret life of the brain, Mariner books, 2017
Diamond, J., The world until Yesterday: what can we learn from traditional societies, Viking Adult, 2012.
Fukuyama, F., Identity: de demand for dignity and the politics of resentment, Picador 2019.
Gray, J., Isaiah Berlin: An interpretation of his thought, Princeton University Press 2013
Berlin, I., Three critics of the Enlightenment: Vico, Hamann, Herder, Pimlico 2013.