Zoektocht naar de zin van lijden - Floris Van Den Berg
De kanarie in d
Zoektocht naar de zin van lijden
Reflecties naar aanleiding van de voorstelling ‘Club Catharsis’
Als het voornaamste en meest directe doel van ons leven niet het lijden is, dan is ons bestaan het meest zinloze ter wereld. Arthur Schopenhauer
Is de zin van het leven te vinden in loutering door pijn en leed? Filosoof Arthur Schopenhauer stemt in met deze visie. Het is een veelgehoorde opvatting dat mensen zich ontwikkelen doordat zij iets pijnlijks hebben meegemaakt. De vraag is: zouden zij vooraf hebben toegestemd met de pijn als ze zouden weten waar hen dat gebracht heeft? Ik heb een sterke intuïtie dat de meeste mensen vooraf niet voor een diep pijnlijke ervaring zouden gaan, zelfs niet als die op een of andere manier louterend zou blijken te werken. Als liberaal heb ik er geen moeite mee als mensen goed geïnformeerd en zonder dwang de keuze maken voor een pijnlijke ervaring – bijvoorbeeld een tatoeage op een gevoelig lichaamsdeel. Ik denk dat de opvatting – laat ik het ‘volkswijsheid’ noemen - dat lijden louterend werkt, voorbij gaat aan de diepe ellende van het leed en de actuele pijn van de pijn. Ook gaat het doorgaans om de pijn van anderen of terugblikkend op eigen pijn uit het verleden. Mensen die in pijn verkeren zullen op dat moment waarschijnlijk niet zeggen dat ze bezig zijn met een louterende ervaring. Het maakt ook veel uit of het een eigen keuze is. Het verschil tussen de pijn van het aanbrengen van een tatoeage of de pijn van een migraineaanval is in de beleving heel anders. Als leed een doel heeft of als het een neveneffect van een gekozen activiteit is, is het beter te dragen dan wanneer het je onvrijwillig overkomt. Wielrenners nemen het risico op de pijn van een valpartij voor lief. De pijn is niet het doel, maar een flinke valpartij schrikt de meeste renners niet af om gewoon weer op het zadel te stappen. In de volkswijsheid wordt pijn op een te grote hoop gegooid. Pijn waarvoor je in zekere zin zelf kiest of waarvan je het risico aanvaardt, is vermoedelijk beter draagbaar dan de pijn die jou, tegen jouw wil, wordt aangedaan. Wij, hier op dit eilandje van tijd en ruimte, leven in de gelukkige mogelijkheid van een veelheid aan pijnstillers. Als ik af ten toe eens hoofdpijn heb of spierpijn neem ik een paracetamol. Weg pijn. Er zijn tal van pijnstillers op de markt en er is verdoving bij medische ingrepen. Denk je de pijn eens in van het trekken van een kies zonder verdoving. Het erover schrijven doet al pijn. De vermijding en bestrijding van pijn is een van de grote verworvenheden van de mensheid. Daar hoort ook euthanasie bij, om een zelfgekozen einde te maken aan lijden. Maar er zijn tegenstrijdigheden in onze houding ten aanzien van leed. Aan de ene kant streven we ernaar om pijn, zowel mentaal als fysiek, uit ons leven te bannen, maar tegelijkertijd doen wij niet-menselijke dieren op ongekende schaal pijn. En dat kan ons dan weer helemaal niets schelen, zolang het leed maar een beetje uit ons zicht plaatsvindt. De welvaartsmaatschappij is in essentie staatsgeorganiseerde pijnstilling, voor menselijke dieren welteverstaan. Maar terwijl we pijn zoveel mogelijk uit ons leven bannen, omringen we ons tegelijkertijd met een ongekende hoeveelheid pijn als vermaak. Films staan bol van pijn, zowel fysieke als mentale pijn en we vinden het heerlijk om ernaar te kijken. Leed van anderen als vermaak oftewel leedvermaak. Het is een vorm van catharsis. Wellicht ter opluchting dat wij zelf het slachtoffer niet zijn. Ook als wij het nieuws tot ons nemen worden we overspoeld met afschuwelijk leed, maar dan echt. We zijn er totaal voor afgestompt. Met een kop koffie in de hand laten we het nieuws tot ons toe. Wellicht dat het ons een moment raakt, maar dan gaan we weer door met de orde van de dag. Het nieuws raakt ons vooral wanneer er een gevoeld risico – al dan niet terecht - is dat mensen zelf gevaar lopen. We blijven verslaafd aan het nieuws: vrijwillig nemen we telkens kennis van nieuw leed in de wereld. Geheel passief, want we ondernemen nadien geen enkele actie. En kennis nemen van het leed zonder actie betekent dat wij het doen als entertainment. We hadden immers ook wat anders kunnen doen.
Veel van religie en filosofie is een poging om te gaan met leed in de wereld. Het zijn pogingen om het leed een plek te geven, om er zin aan te geven. Wij mensen kunnen er heel slecht tegen dat lijden geen hoger doel zou hebben. Het verschil tussen religie en filosofie is dat filosofie doorgaans niet vlucht in sprookjes. De stoïcijnen bijvoorbeeld propageren een mentale houding van onthechting om zo leed te kunnen verdragen. Of de stoïcijnse houding de beste manier is om met pijn om te gaan is open voor discussie, maar het is in ieder geval een poging om zonder toevlucht tot pijnstillers of uitvluchten met pijn om te kunnen gaan.
Als filosoof houd ik me bezig met leed. Net als een medicus ben ik op zoek naar het verminderen van leed. Het beste is om leed te voorkomen en als dat niet lukt om het leed dat er is zoveel mogelijk te verzachten. Filosofie waar lijden centraal staat wordt aangeduid als pathocentrisme. Een voorbeeld daarvan is mijn theorie van universeel subjectivisme, zoals uiteengezet in mijn boek Filosofie voor een betere wereld. Deze theorie houdt in dat je je met behulp van een gedachte-experiment moet voorstellen dat jij in de positie van willekeurig welk slachtoffer staat en wat er dan voor maatregelen (van de overheid) genomen moeten worden om dat leed ofwel te voorkomen ofwel te verzachten. Doordat jijzelf in het gedachtenexperiment het slachtoffer bent zul je zeer waarschijnlijk streven naar een vermindering van leed dat jou overkomt. Het gaat mij er als filosoof om slachtoffers te helpen. Leed is mijns inziens een weeffout in de kosmos. Maar het is er nu eenmaal. We moeten er mee omgaan. Alle mensen, telkens weer, moeten omgaan met leed. En dat kunnen we op een rationele en slimme manier doen of we kunnen de fout maken dat niet te doen en daardoor meer onnodig leed toe te voegen aan de oceaan van leed. Laten we daarom streven naar een wereld met zo min mogelijk leed. En, als er toch leed is, om dat zoveel mogelijk te verminderen en om het ook mentaal een plaats te geven.
Bovenstaande reflecties kwamen bij mij op naar aanleiding van het toneelstuk Club Catharsis waarvan ik de première bezocht. ‘Wanhopig door de leegte in haar bestaan, gaat een vrouw op zoek naar erkenning en zingeving. Ze belandt in een mysterieuze club. Een plek waar nachtmerries werkelijkheid worden en waar de lucht dik is van vervormde geluiden en vreemde muziek. Waar mensen, anders dan in het echte leven, intens leed juist omarmen in plaats van het te willen verdoven.’ Zo wordt de nieuwe met live muziek omlijstte voorstelling Club Catharsis van tgEcho in samenwerking met de Veenfabriek aangekondigd. ‘In onze moderne, aangeharkte levens voelen we soms de behoefte om onderworpen te zijn aan iets groots en onherroepelijks. Iets dat ons bagage geeft en de ondraaglijke lichtheid van ons bestaan kan compenseren. Dat, en de gedachte dat we alleen in het aangezicht van de dood inzien wat er werkelijk toe doet, inspireerde de beide groepen tot het maken van Club Catharsis.’ Actrice Lotte Dunselman die Claire speelt zegt over de voorstelling: ‘Het gaat over pijn lijden. We vroegen ons af of in deze samenleving waarin we lijden steeds beter buiten de deur weten te houden – wat natuurlijk fantastisch is – of daar ook een schaduwzijde aan zit. Hebben we die pijn niet ook nodig voor onze ontwikkeling? Missen we er iets aan? Dat is een gewaagde vraag, want niemand wil pijn.’ Actrice Anna Schoen vult aan: ‘De Club biedt een parallel universum waar je helemaal in die pijn en dat lijden kunt gaan.’ ‘Er is geen moraal van het verhaal. De toeschouwer aanzetten tot de vraag: hoe verhoud ik me eigenlijk tot lijden?’
Opvallend is dat in Club Catharsis het leed van mensen centraal staat, terwijl in vorige voorstellingen van tgEcho, waarin het ook over leed ging (Stel je bent een koe en De moraalridder) gereflecteerd werd op het leed van niet-menselijke dieren. Wat Lotte hierboven opmerkt klopt als het over mensen gaat, maar de schaal waarop wij leed aan niet-menselijke dieren aandoen is ongekend groot.
Claire is een brave burgerdame die zich meldt bij Club Catharsis, of beter gezegd een kliniek. Het woord ‘club’ in de naam van de voorstelling Club Catharsis zorgde bij mij voor verwarring, want bij een club denk ik aan een discotheek, een nachtclub of een postzegelclub. Maar het blijkt te gaan om een kliniek. Nog een onduidelijkheid – voor mij althans – is het woord catharsis, dat ik ken uit de poëtica van Aristoteles waar het verwijst naar de louterende werking die theater, met name tragedies, op het publiek zouden hebben. Doordat het publiek op het toneel heftige dingen meemaakt en meevoelt met de emoties, hoeven die in het echte leven niet aangeroerd te worden. Op het podium speelt het leven zich in uitvergrote mate af. Even worden de toeschouwers uit hun burgermansbestaan getild om daarna weer fris en gelouterd aan het werk te gaan. Maar het blijkt, toen ik het opzocht, dat catharsis nog een andere betekenis heeft, namelijk uit de psychiatrie waar het verwijst naar de psychoanalyse van Freud en Breuer en een behandeling voor psychische problemen, waarbij traumatische herinneringen worden opgespoord en uitgesproken. En dat is waar het in dit stuk over gaat. De alleenstaande brave burgervrouw met een dochter van vijftien (die nog een Lolita element toevoegt) meldt zich bij de kliniek waarbij al gauw blijkt dat het een bijzondere kliniek is. De assistente met de rode baret somt vijfentwintig patiënten op waarvan de één een nog gruwelijker verhaal heeft dan de ander. Claire meldt zich omdat haar zus in de kliniek is geweest en haar had gezegd dat dit niets voor haar is, omdat ze er niet voor open zou staan. Dat klopt ook, maar zij is er toch. Al gauw blijkt dat de dokter – dokter Tearjerker – en de assistenten behoorlijk getikt zijn. Wie is er nou gek, zei de gek? Dat bracht me dan weer bij het werk van Michel Foucault en de antipsychiatrie van Jan Foudraine dat wat gek en wat normaal is cultureel en temporeel bepaald zijn.
De instructies die Claire krijgt lijken op die van een SM-club: je moet expliciet toestemming geven, er wordt absolute gehoorzaamheid gevraagd, je wordt gevraagd uit je comfortzone te stappen en er is het codewoord om te stoppen. Claire kiest voor het woord ‘kanarie’ als stopwoord. De sessie begint en we stappen de droom- of fantasiewereld binnen, al is het vooral een nachtmerrie. Claire heeft zich omgekleed tot een Disney-sprookjesprinses, maar de droomwereld is die van een nachtclub met een ordinair tintje. Seks, ruzies, schreeuwen, schelden – het brave leventje wordt doorbroken. Claire schreeuwt en krijst van zich af. Ze daalt af in de krochten van haar ziel waar ze haar zus, de minnaar van haar zus en haar dochter treft. Maar wanneer Claire ‘kanarie’ roept, is dat voor de anderen juist het teken verder te gaan.
Of Claire uiteindelijk gelouterd is, is de vraag. De catharsismethode is in de psychiatrie omstreden. En ook de voorstelling is vaag over of Claire uiteindelijk is gelouterd. We zien vooral dat ook de brave Claire diepe krochten met geweldfantasieën en opgekropte woede heeft. Maar heeft iedereen dat? Zo vraag ik me af. Hebben alle mensen diepe krochten met foute fantasieën? Ik moet bekennen dat ik dat zelf weleens heb, maar dat zijn geen geweldsorgieën en ik laat de deur naar deze krochten meestal dicht. Wat schiet je ermee op? De vermenging van seks en geweld deed mij denken aan het werk van de Franse filosoof George Bataille, waar ik me altijd verre van houdt, omdat ik een intense afkeer heb van leed en geweld. Net zoals ik De 120 dagen van Sodom van De Sade (of om het even welk ander werk van hem) niet heb kunnen lezen en ik de verfilming door de Italiaanse filmmaker Pasolini maar met een half oog en met afgrijzen heb gezien. In Club Catharsis wordt het leed of lijden omhelst. De omkeringsgedachte kan wellicht tot een loutering leiden. Maar alles in mij verzet zich tegen lijden. Ik geloof niet in loutering door leed.
Floris Van Den Berg is auteur van onder andere ‘Groen Liberalisme’