Als het individu niet bestond, zouden we het moeten uitvinden - Sarah Menu
Reactie op het opiniestuk van Gerrit Spriet
In een opiniestuk dat jurist en politicoloog Gerrit Spriet op de website van Liberales publiceerde, gaat hij in op een politiek debat dat vandaag nog steeds grondig woedt in onze samenleving. “De gemeenschap of het individu”, zoals de tekst getiteld is, gaat over een klassieke discussie tussen liberalen enerzijds en gemeenschapsdenkers anderzijds. Spriet verklaart dat het hier in essentie om een non-debat gaat: personen zijn volgens hem zowel individuen als groepsdieren. In deze tekst illustreer ik waarom minstens een deel van zijn analyse mank loopt.
Het begon goed. Met de eerste zin van Spriets tekst zijn er geen noemenswaardige problemen. De stelling dat “politieke partijen er graag prat op gaan dat zij de gemeenschap dan wel het individu centraal stellen” lijkt me accuraat. In het licht van de af en toe misselijkmakende discussies over migratie in de media, kunnen we inderdaad stellen dat het debat over de spanning tussen het individu en de gemeenschap de voorbije weken weer op scherp stond.
Ook in de ontmaskering van een ‘non-debat’, ‘voorbij de politieke profilering’ heb ik altijd zin. Wanneer we verder lezen, komen we echter te weten waarom de auteur van het opiniestuk dit debat in essentie een zinloos debat vindt. Hij vraagt zich af of “mensen onafhankelijke individuen zijn die los van anderen hun weg zoeken, of zijn het rasechte gemeenschapsdieren waarvoor het leven slechts zin heeft in relatie tot die anderen?” Deze vraag zou volgens Spriet eigenlijk helemaal niet zo moeilijk op te lossen zijn tenzij je last hebt van evenwichtsstoornissen, of iets dergelijks: “Je moet echter geen doctoraat in de sociologie op zak hebben om te beseffen dat geen van de twee klassieke stellingnames over die verhouding helemaal gelijk hebben. Tenzij je natuurlijk niet evenwichtig in het leven staat.”
Volgens Spriet gaat het debat tussen liberalen en gemeenschapsdenkers in wezen nergens over, en wel omdat het “geen enkel nut [heeft] om over ‘de’ mens te zeggen dat hij in essentie een individu of een groepswezen is. ‘De’ mens is beide, maar het precieze evenwicht tussen het unieke en het seriële in elke mens, dat hangt af van vele factoren.”
Is de mens een individu?
De vraag of de mens een individu dan wel een gemeenschapswezen is, lijkt me inderdaad een non-discussie. Maar niet om de reden die Spriet aangeeft. Wanneer de politicoloog zegt dat de mens beide is, begaat hij een denkfout. Mijn vraag luidt dan: ‘is’ een persoon überhaupt een individu? En wat houdt de term individu dan in?
In zijn tekst definieert Spriet de term ‘individu’ als een sterk en onafhankelijk persoon, die zich los van zijn omgeving een weg door het leven weet te banen. Liberalen zouden dan vooral de voorkeur hebben voor unieke personen die zich niet laten bepalen door hun omgeving. Maar die interpretatie van het concept ‘individu’ en de manier waarop liberalen dit gebruiken spoort niet. Waar Spriet het over heeft is ‘een individualist’, geen ‘individu’. Vijf letters meer, een wereld van verschil. Net zoals we allemaal weten dat ‘de gemeenschap’ een construct is, een product van de menselijke verbeelding, is ook ‘het individu’ zo’n theoretisch concept. Het is geen ideaal mensbeeld. En slimme liberale denkers (wier evenwichtsorganen doorgaans prima werken) zijn er zich net heel goed van bewust dat ‘het individu’ als empirisch fenomeen niet bestaat.
Zo’n slimme liberale denker is bijvoorbeeld Larry Siedentop. In Inventing the Individual. The Origins of Western Liberalism van 2014 presenteert Siedentop een originele visie op de wortels van het moderne individu. Volgens Siedentop voltrok zich in de eerste eeuwen na christus een fundamentele morele revolutie in het westen. De ontdekking van de menselijke vrijheid en het universele potentieel dat daarvan uitging, ligt volgens hem bij christelijke denkers in de Middeleeuwen die zich baseren op nieuwe vormen van recht en macht in de vroege kerk. Niet Verlichting, maar juist de Middeleeuwen liggen volgens hem aan de basis van het moderne denken over het individu.
Hoewel er over de periodisering van het ontstaan van het concept van het individu natuurlijk te debatteren valt, denk ik dat het punt dat ik wil maken al in de titel van Siedentops boek duidelijk wordt. Inventing the individual: ‘het’ individu is een uitvinding. Het is een construct dat los van de ‘reële persoon’ bestaat en inderdaad compleet onafhankelijk is van de historische en maatschappelijke context waarin die persoon leeft. Als liberale theoretici dit concept in het leven roepen, betekent dat niet dat ze beweren dat personen niet bepaald worden door de tijd en plaats waar(in) ze leven. Het betekent evenmin dat ze de voorkeur hebben voor “sterke” personen die zich niet laten bepalen door hun omgeving. En het betekent al helemaal niet dat ze vinden dat we als persoon geen nood hebben aan een gemeenschap waarin we ons thuisvoelen. Maar wat betekent ‘het individu’ voor hen dan wel?
Plato vs. Popper
Om de redenering achter het concept van het individu te begrijpen, moeten we even een sprong in de tijd maken. Terug naar de klassieke oudheid. Grofweg kunnen we een opdeling maken tussen twee tradities in de politieke filosofie. In de denkrichting waartoe onder andere Plato, Aristoteles en Hegel behoren, staat een ‘nobele’ opvatting van de politiek centraal. In Aristoteles’ denken is de mens zo bijvoorbeeld een zoon politikon, een wezen dat omwille van zijn eigen waardigheid politiek moet handelen. Slechts in een politieke gemeenschap met andere mensen kan hij zijn deugden ontplooien en zijn potentieel waarmaken. Volgens Aristoteles komt politiek dan ook neer op de instandhouding van een rechtvaardige gemeenschap van mensen met het oog op hun volmaaktheid.
Theoretici als Karl Popper (1902-1994) verzetten zich tegen die opvatting van politiek. De staat moet zich volgens Popper niet bezighouden met het ‘vervolmaken’ van menselijke deugden in een gemeenschap. Deze substantiële opvatting van politiek leidt tot terreur. In zijn boek The open society and its enemies stelt Popper dat de mystificatie van de staat die we in de Platoons-Aristotelische traditie terugvinden in essentie totalitair is. Het eerste deel van het boek vormt vooral een aanval op de politieke theorie van Plato, die onder andere wordt geschetst in de Politeia. De ideale Platoonse staat is bij uitstek een gesloten samenleving. Ze wordt geleid door een zich superieur voelende groep van machthebbers, die er alles aan doen om de kloof tussen hun klasse en de gewone burgers zo groot mogelijk te maken. In deze staat is er geen politieke inspraak van burgers. Vrijheid stelt Plato gelijk aan wetteloosheid en schaamteloosheid. Gelijkheid voor de wet leidt tot chaos.
Tegenover de Platoons-Aristotelische traditie van de politieke filosofie kunnen we een liberale traditie definiëren. Het liberalisme is ‘de leer die de rechten van het individu boven die van de gemeenschap stelt’. Door het concept van het individu als uitgangspunt van het politieke systeem te maken, verzetten liberalen zich tegen autoritaire leiders die het zelfbeschikkingsrecht van personen willen beperken in naam van de gemeenschap. Dit recht betekent dat ieder persoon, los van zijn of haar etnische achtergrond, geslacht, geloof, nationaliteit of seksuele geaardheid, het recht heeft om zelf zijn of haar leven te bepalen.
De discussie over de rol van het individu versus de rol van de gemeenschap, gaat dus niet over wat personen ‘zijn’, individuen of gemeenschapsmensen, maar over vrijheid en rechtvaardigheid: welke vrijheden willen we opgeven in functie van het algemene belang?
Conclusie
Samenvattend kunnen we stellen dat het uitgangspunt van Spriet geen hout snijdt. De politicoloog zegt, en ik parafraseer: de mens is zowel een individu als een gemeenschapswezen, maar het precieze evenwicht hangt af van vele factoren.
Voor liberale denkers is juist elk persoon evenzeer een individu. Het individu is een universeel concept dat helemaal niet afhankelijk is van een empirische werkelijkheid, en het kan ook niet worden ‘beperkt’ door een bepaald gemeenschapsgevoel dat een persoon al dan niet ervaart. Individualiteit gaat niet over specifieke eigenschappen van personen: hun kracht, zelfstandigheid of uniciteit doen er in wezen niet toe. Het is geen nastrevenswaardig persoonlijk ideaal dat liberalen aan anderen proberen op te leggen. Wanneer liberalen het concept van individualiteit naar voren schuiven, bezondigen ze zich niet aan ‘dwingelandij’. Het individu is integendeel net een construct dat wordt ingezet om het zelfbeschikkingsrecht van personen te bewaken, over welke eigenschappen ze verder ook mogen beschikken. Als het individu niet bestond… we zouden het moeten uitvinden.
Sarah Menu studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde en Wijsbegeerte aan de Universiteit Antwerpen.