Van paviljoen tot klaslokaal - Sara De Mulder
Op haar website stelt het GO! dat de school van de toekomst een inspirerende, innovatieve en kwaliteitsvolle leeromgeving moet zijn maar dat een deel van haar leerlingen, cursisten en medewerkers nog in verouderde schoolgebouwen vertoeft. Met dat eerste kan iedereen het wellicht eens zijn maar dat laatste is een eufemisme van formaat. De beschikbare cijfers zijn dramatisch en de meeste leerkrachten die het GO! rijk is, weten dat ook.
Het is niet zomaar een deel van de leerlingen binnen het GO! dat in verouderde gebouwen zit. Op basis van de leeftijdsdiagram van het GO! Patrimonium kunnen we duidelijk aflezen dat ongeveer negentig procent(!) van de gebouwen ouder is dan 30 jaar. Gerekend dat een gebouw na 50 jaar intensief gebruik zijn beste tijd heeft gehad kan dit tellen. An sich is een oud gebouw niet noodzakelijk een probleem, mits degelijk onderhoud. Daar wordt echter al jaren op bespaard. Houten kozijnen die vroeger ieder jaar weer werden vernist door de weg bespaarde conciërge, rotten nu weg onder het oog van spelende kleuters, leerlingen en personeel.
Bovendien wordt het GO! gekenmerkt door een zeer specifieke bouwvorm; de paviljoenen. In de jaren ’70 kende het Gemeenschapsonderwijs een enorme opmars. Om de vraag te kunnen bijhouden werden tijdelijke paviljoentjes opgericht die de grootste nood moesten lenigen. De houdbaarheidsdatum van zo’n paviljoen is 10 jaar en dus ruimschoots overschreden, met soms levensgevaarlijke situaties tot gevolg.
Een lange termijnplan voor investeringen in scholenbouw, kwam er niet. De overheid voorzag amper in voldoende middelen om het onderhoud van de gebouwen te garanderen, laat staan volledige schoolcampussen met paviljoenen te vervangen door moderne gebouwen die de tand des tijds konden doorstaan.
Integendeel speelplaatsen staan ondertussen ook vol met het moderne equivalent; de containerklas, kostprijs; 25 000€/stuk.
Het is volkomen terecht dat Afgevaardigd Bestuurder van het GO! Raymonda Verdyck een verzesvoudiging vraagt van de werkingsmiddelen voor infrastructuur. De schamele 167 miljoen die het GO! jaarlijks krijgt voor het vervangen en onderhouden van de gebouwen is letterlijk voor geen meter toereikend. Of een verzesvoudiging voldoende is, valt echter te betwijfelen. GO! centraal berekende dat er liefst 3 miljard euro nodig is om het volledige patrimonium uit de huidige staat van verval te tillen.
De onder-financiering is echter breder verankerd dan het loutere beperkte onderhoudsbudget. Terwijl elk zinnig denkend mens zelf wel kan bedenken dat voor een loon van twintig jaar geleden, geen enkele bouwvakker nog zijn bed uit komt, bedraagt de basisdotatie al twintig jaar hetzelfde bedrag. Het wordt evenmin aangepast aan het stijgende leerlingenaantal (20%) en het marktaandeel van het GO!
Politici die pleiten voor de afschaffing van religie binnen onderwijs maar tegelijkertijd het gemeenschapsonderwijs volstrekt onder-financieren; is een staaltje Belgisch absurdisme van het allooi dat we de laatste tijd al teveel mochten aanschouwen. Ook het aantal vierkante meters dat per leerling wordt toegewezen, ligt lager dan het Normenbesluit bepaalt. Kortom er is ontzettend veel geld tekort.
De gebrekkige opvolging van scholenbouw heeft ook nefaste gevolgen voor de potentiële groei van het GO! onderwijs, dat vijfduizend leerlingen per jaar weigert wegens gebrek aan plaats.
Met de integraalplannen voor scholenbouw pakt het GO! het heft deels in eigen handen maar ook hier komen we tot de vaststelling dat logica niet altijd meester is. Alhoewel met het beperkte budget kan men niet anders dan matig ambitieus zijn.
Zo legt het GO! zichzelf een norm op van 90% bouwcapaciteit. Met andere woorden als een school 100 leerlingen heeft en recht heeft op een nieuw schoolgebouw dan wordt er rekening gehouden met een capaciteit van 90 leerlingen.
Dit resulteert in hemeltergende situaties. Waarbij de aankondiging van de bouw van een nieuw schoolgebouw, massaal nieuwe kindjes aantrekt maar eens het splinternieuwe schoolgebouw gezet blijkt het alweer te klein voor de massale stroom inschrijvingen en vinden kindjes geen plek.
Ouders hechten wel degelijk belang aan de omgeving waarin hun kindjes terecht zullen komen. Net als voor hun eigen woonst verkiezen ze een afgewerkt gebouw in plaats van een lekkend krot.
Bij nieuwbouw zou men dus net boven de capaciteit moeten bouwen omdat je er per definitie vanuit kan gaan dat er meer leerlingen zullen instromen dan er nu al zijn.
Menig directeur binnen het GO! ziet zijn/haar school liever groeien dan krimpen. Met de negentig procentnorm geeft het GO! noodgedwongen haar potentiële groei op een presenteerblaadje weg aan de andere netten.
Het is dan ook onze vraag dat het GO! krijgt waar het recht op heeft, niet op basis van haar chaotische verleden maar op basis van haar potentieel vruchtbare toekomst.
Een plant die groeit, verpot je tenslotte ook niet naar een kleiner potje.