Op de schouders van reuzen – Umberto Eco
Dit boek is een bundeling van twaalf voordrachten (lectio magistralis) die de Italiaanse schrijver, taalfilosoof en semioticus Umberto Ecco jaarlijks gaf of zou geven op het beroemde cultuurfestival La Milanesiana tussen 2001 en 2015. Elke lezing is te beschouwen als een op zich staand essay, alhoewel Eco in sommige jaren verder bouwt op zijn vroegere bijdrage(n). De lezer hoeft het boek dus niet in één ruk uit te lezen, hoewel de kwaliteit van wat wordt voorgeschoteld daar ruimschoots toe aanzet. Dit literair hoogstandje komt pas tot zijn volle recht als men rustig, elke bijdrage afzonderlijk, met de nodige tijd en ruimte degusteert.
Naast zijn reeds gekende literaire en filosofische kwaliteiten, en ondersteund door een ongelofelijk belezenheid, komt Eco steeds gevat, soms humoristisch of een vleugje cynisch, uit de hoek. Zowat elk thema benadert hij verrassend en onverwachte invalshoeken. De lezer kan ook genieten van de talrijke goed gekozen illustraties, meestal uit de kunstwereld, die zijn stellingen kracht bijzetten.
Een verfijnd en diepgaand boek als dit samenvatten, is onbegonnen werk en zou het werk alleen maar oneer aandoen. Daarom beperken ik mij tot de opsomming van de twaalf lezingen die in het boek aan bod komen. De eerste lezing, Op de schouders van reuzen, behandelt de vooruitgang van wetenschap en kennis, waarbij elke generatie kan en mag verder bouwen op de inzichten van de vorige generaties. “Wetenschap is elke discipline waarin ook een dom iemand van deze generatie het punt kan passeren dat was bereikt door een genie van de vorige generatie,” zo schrijft Eco.
De volgende twee lezingen vullen elkaar aan, vermits de ene het thema Schoonheid behandelt en de volgende het thema Lelijkheid. Vervolgens staat de taalfilosoof stil bij het taalkundig onderscheid tussen Absoluut en Relatief. In De vlam is mooi legt hij uit hoe in onze moderne tijd de notie vuur bijna volledig is losgekoppeld van het idee energie (dat gebeurt in negatieve zin, denk aan de opwarming van de aarde). In Het onzichtbare staat Eco stil bij de talrijke onderliggende concepten die moeten en kunnen gevonden worden achter romanfiguren.
Zijn literaire ‘Spielerei’ bereikt naar mijn bescheiden mening een hoogtepunt als hij het heeft over Paradoxen en Aforismen, waarbij hij rijkelijk citeert uit de werken van Oscar Wilde. Met het thema Onwaarheid spreken, liegen, vervalsen maakte hij reeds in 2011 – dus nog lang voor het concept hier populair werd – een bruggetje naar het fenomeen van de onware nieuwsberichten, beter bekend als ‘Fake News’.
In zijn lezing Over enkele vormen van onvolmaaktheid in de kunst geeft hij aan hoe bijvoorbeeld ruines toch mooi kunnen zijn. In zijn lezing Enkele onthullingen over het geheim zet Eco uiteen hoe de mens altijd een nauwe band heeft gehad met alles wat onbekend, mysterieus of gewoon niet te begrijpen is. Door iets als geheim voor te stellen, krijgt de zaak vaak meer gewicht dan ze verdient. En dat een geheim meestal meer is dan alleen maar een bekommernis om discretie of privacy. In dezelfde lijn ligt de lezing Het complot, waarin de mens alweer soms te ver gaat zoeken voor wat hij op het eerste zicht niet kan vatten of verklaren, om dan te eindigen bij “verbeeldingen van het heilige” (of de zoektocht om het onzichtbare zichtbaar te maken).
De lezingen vormen stuk voor stuk literaire pareltjes die wel niet de ambitie hebben een betere wereld te helpen bouwen, maar die de lezer verplicht om eens grondig na te denken over enkele op zich redelijk eenvoudige concepten. Warm aanbevolen.
Umberto Eco, Op de schouders van reuzen, Prometheus, 2018
Recensie door Mark Bienstman