LTI - Victor Klemperer

LTI - Victor Klemperer

Talen zijn een van de belangrijkste middelen van communicatie die al eeuwen door mensen worden gebruikt. De betekenis van de woorden stammen uit het verleden en worden door nieuwe generaties als dusdanig herkend, gebruikt en uitgebreid. Die uitbreiding komt er doorgaans door de verbeelding, na kennisname van nieuwigheden en door contacten met andere culturen. In die zin gaat het meestal om een verrijking van de taal. Toch zijn er in de loop van geschiedenis ook omstandigheden geweest waarin talen verarmden, juist door het verzet tegen elke vorm van verandering, het weren van vreemde culturen en het aan banden leggen van de verbeelding. De verarming van de taal is een gemeenschappelijk kenmerk van totalitaire systemen waarin tegenspraak, ironie, humor, kritiek, zelfs interpretatie verboden zijn. Zo ontstond onder het nazisme een reeks specifieke woorden, afkortingen en begrippen die de geesten van miljoenen Duitsers vergiftigde. Over die bijzondere taal schreef Victor Klemperer het ophefmakende boek LTI. De taal van het Derde Rijk.

Victor Klemperer was een Duits-joodse hoogleraar filologie aan de Universiteit van Dresden. Hij was de zoon van een rabbijn en huwde met een ‘arische’ christelijke vrouw, iets wat hem het leven zou redden onder het nazi-bewind. Vanaf het aantreden van Hitler als rijkskanselier in 1933 tot het einde van de oorlog hield hij dagboeken bij waarin hij zijn dagelijks leven onder de tirannie en de overlevingsstrijd van de joden in het Derde Rijk nauwgezet beschreef. Zo vertelt hij hoe hij op basis van de Nürembergse Wetten niet alleen zijn academische titel verloor, maar ook zijn job, zijn burgerschap en zijn vrijheid. Hij werd verplicht tewerkgesteld als fabrieksarbeider en moest in miserabele omstandigheden leven in een Jodenhuis waar hij regelmatig ondervraagd en mishandeld werd door de Gestapo. Op 13 februari 1945 kwam het bevel dat alle joden zouden gedeporteerd worden uit Dresden, waarop hij zijn jodenster afrukte en wegvluchtte. Diezelfde avond werd de stad zwaar gebombardeerd door de geallieerden. Hij overleefde samen met zijn vrouw de oorlog. Zijn dagboeken van 1933 tot 1945 verschenen pas vijftig jaar later onder de titel Tot het bittere einde en zorgden ervoor dat Victor Klemperer ruime bekendheid kreeg.

Zijn boek LTI. De taal van het Derde Rijk verscheen reeds in 1947. De letters LTI vormen de afkorting van de Lingua Tertii Imperii, reeksen bijzondere woorden die de nazi’s gedurende het Derde Rijk gebruikten in hun propaganda, die quasi ongemerkt in het algemeen taalgebruik slopen en onderdeel werden van het alledaagse leven. Victor Klemperer was als hoogleraarschap filologie ten zeerste begaan met de taal en onderzocht van in het begin de verandering ervan. Als jood werd het hem echter al snel onmogelijk om boeken te ontlenen in bibliotheken en tijdschriften te kopen. Het materiaal voor zijn studie verkreeg hij via allerlei sluipwegen. Hij las letterlijk alles, zowel nazistische boeken, kranten, vlugschriften, aanplakbiljetten, ambtelijke richtlijnen en volgde via de radio de toespraken van Hitler en Goebbels. Eigenlijk was die vergiftiging van de taal door het nazisme al jaren voor de machtsovername bezig. De nationaal-socialisten maakten schaamteloos misbruik van het grondwettelijk recht op vrije meningsuiting dat gegarandeerd werd onder de Weimarrepubliek om de bestaande democratische instellingen en morele beginselen te vernietigen. Klemperer zag hoe de republiek ‘op bijkans suïcidale wijze’ haar eigen grondvesten liet ondergraven.

Hij was niet de enige die dit vaststelde. Ook Het verhaal van een Duitser van Sebastian Haffner vormt een indrukwekkend ooggetuigenverslag van het ontmantelingproces van de democratie door een oprukkend extreemnationalistisch gedachtegoed. Haffner beschrijft de langzame verstikking van de fysieke en geestelijke vrijheid in een steeds brutalere en vijandige sfeer en hoe daardoor miljoenen Duitsers werden verdoofd. Hij legt uit hoe dit leidde tot een tweedeling in de maatschappij, een steeds groter wordende groep van malcontenten die zich laten opzwepen door het gebrul tegen het systeem, tegen de politiek, tegen de democratie, tegen de andersdenkenden, tegen de joden. Anderzijds een kleiner wordende groep van jonge, onafhankelijke mensen die stilaan beseffen dat er iets op til is, een onzichtbare wurggreep van een almachtige partij met haar bruinhemden die steeds duidelijker het straatbeeld kleuren. En hij verwijst naar een verruwing van de taal: ‘… we wisten dat we met vele van onze leeftijdgenoten geen woord konden spreken, omdat we een andere taal spraken. We voelden hoe om ons heen het “bruine Duits” ontstond – “inzet”, “garant”, “verbeten”, “volksgenoot”, “geboortegrond”, “ontaard”, “Untermensch” – , een afschuwelijk idioom waar in ieder begrip een hele wereld aan gewelddadige domheid besloten lag.’

Toch bestond er aldus Klemperer tot 1933 nog een waaier aan literaire stromingen en een veelvoud aan journalistieke vormen. Vanaf de machtsovername was het gedaan. ‘Alles wat in Duitsland gedrukt en gesproken werd, moest voor de volle honderd procent voldoen aan de normen van de partij’ en op het einde was het alleen nog Goebbels die bepaalde wat de mensen via radio en kranten te horen en te lezen kregen. Het doel van de LTI was volledig gericht ‘om het individu van zijn individuele kern te beroven’, aldus de auteur. Daarvoor zorgde ondermeer het woordje ‘volk’ dat steeds meer gebruikt wordt in allerlei combinaties zoals Volksgenosse, Volksschädling, volksnah, volksfremd, volksbewusst, enz. Het doel van elke individuele daad moest ten dienste staan van het volk en de mens was ondergeschikt aan het volk. De mens niet langer als een doel op zich, zoals Immanuel Kant het verkondigde, maar als een middel, een onderdeeltje van een groter, meer abstract geheel. Niet toevallig gebruiken ook vandaag extreme partijen zoals het Vlaams Belang veelvuldig woorden als volkscultuur, volksmuziek, volksgenoten, volksidentiteit, volksbewust en volksgemeenschap waar ze dan nog vaak het woordje ‘eigen’ aan laten vooraf gaan om elke twijfel over hun ‘superioriteit’ te benadrukken. De ‘eigen volksgemeenschap’ als een door afstamming opgelegde identiteit waaraan elke burger zich verplicht zou moeten voelen.

Een ander woord dat de nazi’s veelvuldig gebruikten was ‘historisch’. Elke nieuwe toespraak van de Führer, ingebruikneming van een autoweg, ontmoeting met een andere leider (de Duce) kreeg de stempel ‘historisch’. De oorlogsoverwinningen werden op hun beurt omschreven als ‘historisch’, en later ook toen de kansen keerden werd elke daad van het leger als ‘historisch’ omschreven, zelfs tot het laatste verzet van de Hitlerjugend in het tot puin geschoten Berlijn. Evenzo het woord ‘fanatiek’, een woord dat in het verleden steeds een negatieve connotatie kende als in tegenspraak met het rationalisme (ook vandaag gebruiken religieuze fundamentalisten en terroristen het woord fanatiek ten aanzien van hun verdediging van het enige ‘ware’ geloof). De nazi’s vormden het woord om tot een positief begrip. In hun aanhankelijkheid ten aanzien van Hitler hadden ze het niet meer over ‘toewijding’ en ‘trouw’ maar over hun ‘fanatieke overtuiging’ en ‘fanatiek geloof’ in de Führer. Goebbels gebruikte in de laatste jaren steeds meer de uitspaak ‘het fanatiek geloof in de eindoverwinning’, zelfs toen de Russen al voor Berlijn stonden.

Die voortdurende radicalisering in het woordgebruik was ook zichtbaar in het toenemende gebruik van superlatieven, zeker naarmate de nederlaag zichtbaarder werd. Woorden als ‘onvoorstelbaar’, ‘talloos’ en ‘eeuwig’ mondden uiteindelijk uit in supersuperlatieven als ‘wereldhistorisch’ en de ‘totale oorlog’. Het gebruik van superlatieven is evenwel als het gebruik van drugs, men heeft er steeds meer van nodig en ze werken steeds kortstondiger. Volgens Klemperer demonstreerden ze uiteindelijk nog enkel wanhoop want ‘aanhoudend overdrijven leidt overal noodzakelijkerwijs tot meer overdrijven, en de afstomping en de scepsis en tenslotte de ongeloofwaardigheid kunnen niet uitblijven.’ Toch valt in het boek op hoeveel Duitsers nog in de laatste weken van de oorlog vasthielden aan de holle retoriek van hun leiders en zich vastklampten aan de loze beloften van hun leiders en geruchten over de inzet van nieuwe, geheime wapens met een onvoorstelbare trefkracht die zouden zorgen voor een wereldhistorische omkering en de vrijwaring van het duizendjarige rijk.

Victor Klemperer gebruikte de afkorting LTI in de titel van zijn boek niet toevallig. Afkortingen verambtelijken en mechaniseren de taal, ze maken snel duidelijk waarover men het heeft en geven de schijn van orde en efficiëntie. Zo verschenen al snel lettercombinaties als SA (Sturmabteilung), SS (Schutzstaffeln), Gestapo (Geheimes Polizeiamt), KZ (Konzentrationslager), BDM (Bund deutscher Mädel), HJ (Hitler Jugend) en DAF (Deutsche Arbeitsfront). Die afkortingsmanie werd ook toegepast op totale zinnen zoals ‘Knif’ (Kommt nicht in Frage). Het is een praktijk die ook in andere totalitaire regimes gebruikt werd. Denk aan de GPOe, de NVDP, de KGB, de Stasi, enz. Een andere manie was de verduitsing van plaatsen en namen. In zowat alle steden en gemeenten werden Hitlerplätze aangelegd en tal van gemeenten in de veroverde gebieden kregen een andere, meer Germaanse naam. Het meest gekende voorbeeld is alvast de omvorming van de naam van het Poolse stadje Oświęcim in het tot vandaag algemeen gebruikte Auschwitz. Hetzelfde voor talloze straatnamen die verwijzingen kregen naar tradities en vroegere burgemeesters. Provincies en ingelijfde gebieden werden omgevormd tot gouwen, marken en protectoraten. Klemperer geeft het voorbeeld van een kaart uit 1942 die werd gebruikt in de scholen van het Derde Rijk die was aangepast aan de op dat moment veroverde gebieden en aangepaste benamingen.

Er ontstonden nieuwe woorden zoals ‘coventrieren’ (het platbombarderen, naar aanleiding van de verwoesting door de Luftwaffe van de Britse stad Coventry), en bestaande woorden kregen een andere, lugubere betekenis, ‘niedermachen’ (het afmaken van verzetslui), ‘liquidieren’ (het letterlijk uitschakelen van mensen), ‘gleichschalten’ (het gelijkschakelen van mensen, een begrip dat uit de mechanica voortkomt). En dan waren er natuurlijk de specifieke woorden en begrippen die betrekking hadden op de joden als minderwaardige wezens. Een vaak gebruikte term was de ‘joodse oorlog’ waarmee de nazi-propaganda voortdurend wou beklemtonen dat ze een eerbare strijd voerden tegen de joods bolsjewistische, joods kapitalistische, joods Amerikaanse en het ‘wereldjodendom’ dat streefde naar de vernietiging van het christelijke Avondland. De nazi’s voerden naar hun zeggen enkel een verdedigingsoorlog en dat werd in de loop van de oorlog alsmaar nadrukkelijker beklemtoond. De agressie keerde zich binnen het veroverde gebied dan ook tegen dé jood die vaak werd voorgesteld als een parasiet, een spion en een schender van het ‘zuivere’ Germaanse bloed. De veralgemening tot ‘dé jood’ is evenzeer kenmerkend voor totalitaire systemen. Dat zien we ook vandaag bij extreemrechts met haar uithalen tegen ‘dé moslim’ en ‘dé vreemdeling’ die wordt voorgesteld als parasitair.

‘Elke generalisatie is een leugen’, aldus Klemperer en toch was het dit wat de nazi’s in hun propaganda dagelijks verkondigden en waarmee ze het reeds breed aanwezige antisemitisme verder voeding gaven en de jodenwetten acceptabel als middel voor orde en rust. De ultieme consequentie van de haat van de nazi’s tegen de joden was dan ook hen ‘ausrotten’ (uitroeien). ‘Juda Verrecke’ was al in de jaren twintig een favoriete uitspraak van de bruinhemden, maar op het einde van de jaren dertig was het pure ernst geworden en werden de joden opgepakt en afgevoerd naar de vernietigingskampen. Daar sprak men niet over mensen, maar over ‘vracht’ zoals Franz Stangl, de kampcommandant van Treblinka, later getuigde tegenover Gitta Sereny. En op zijn proces in Jeruzalem verklaarde Adolf Eichmann dat hij zichzelf niet mede schuldig vond omdat hij enkel had gehandeld binnen de wet zodat zijn handelingen in zijn ogen geen misdaden waren maar gewoon ‘Staathandlungen’.

Het nazisme kon zich geen stilstand veroorloven. Zinnen en woorden moesten steeds opnieuw de kracht en de voortgang van de beweging benadrukken en dat deden de leiders zelfs tot het bittere einde. In plaats van de beruchte ‘Blitzkrieg’ sprak men nu over ‘beweglicher Verteidigungskrieg’ (bewegelijke verdedigingsoorlog). Nooit gebruikten ze woorden als de terugtocht, vlucht of nederlaag, daarvoor waren ze te ‘fanatiek’. ‘In plaats van “nederlaag” werd het woord “terugslag” gebruikt; dat klinkt minder definitief; in plaats van te vluchten “maakte” men zich alleen maar “los” van de vijand; die laatste slaagde er nooit in “door te breken”, alleen maar “binnen te dringen”.’ Zelfs in die laatste dagen en uren bleef men woorden verdraaien en liegen, en ook dan waren er nog burgers die dachten dat dit allemaal onderdeel was van het geniale plan van Hitler die, als zijn moment gekomen was, de vijand een verpletterende slag zou toedienen die de loop van de geschiedenis definitief en eeuwig zou veranderen. Al haalt Klemperer, die op dat moment op de vlucht was, ook voorbeelden aan van mensen die elk geloof in het regime verloren hadden en snakten naar vrijheid?

‘Hoe is het mogelijk geweest dat ontwikkelde mensen zo’n verraad konden plegen aan elke vorm van beschaafdheid, cultuur en menselijkheid’, vraagt Klemperer zich af. Een groot deel van het antwoord is ongetwijfeld angst, conformisme, het uitschakelen van elke kritische houding en het opzij schuiven van het persoonlijk geweten. Talloze mensen hebben zich in die twaalf jaren gedragen als kleine Eichmanns die hun lot, op zijn minst mentaal, verbonden hadden met Hitler. De LTI is armoedig, zegt Klemperer. Dat kon ook niet anders gezien de culturele dwangbuis die elke aanbidding van de eigen volksgemeenschap en afwijzing van ‘ontaarde’ en ‘vreemde’ kunst met zich meebrengt.

Op 10 mei 1933 verzamelden studenten, bibliothecarissen, professoren, leden van Stahlhelm, de SA en de Hitlerjugend op de Oberplatz voor de Berliner Staatsoper. Ze brachten meer dan 12.000 titels van 150 verschillende ongewenste auteurs bijeen voor een reusachtige boekverbranding. Werken van Karl Marx, Heinrich Mann, Bertolt Brecht, Sigmund Freud, Werner Wegemann, Erich Maria Remarque, Alfred Kerr, Carl von Ossietzky, Hugo von Hofmannsthal, Jakob Wassermann, Kurt Tucholsky, Erich Kästner, Leonard Frank, Carl Zuckmayer, Lion Feuchtwanger, Jack London, Albert Einstein, Thomas Mann, Franz Werfel, Arthur Schnitzler, HG Wells, Hans Keilson, Alfred Döblin, Stefan Zweig en vele anderen. Ruim 20.000 boeken gingen die avond in de vlammen op. De gebeurtenis werd door Goebbels geroemd als de unieke ‘Verbrennung undeutschen Schrifttums’. In de plaats kwam een ‘Blut und Boden’-literatuur. Musea en theaters werden overmeesterd om plaats te maken voor ‘correcte’ gedachten. Kranten verdwenen of pasten zich aan. Alle kritiek werd gesmoord. Wat overbleef was de LTI.

 

Victor Klemperer, LTI. De taal van het Derde Rijk, Atlas, 2000

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
De Patagonische haas - Claude Lanzmann

De Patagonische haas - Claude Lanzmann

The Death of Stalin - Armando Iannucci

The Death of Stalin - Armando Iannucci