De Verlichting als kraamkamer - Jabik Veenbaas

De Verlichting als kraamkamer - Jabik Veenbaas

Tot de 17de-eeuw geloofde bijna iedereen in God. Mensen dachten dat niet zijzelf maar hogere mythische machten hun lot niet in handen hadden. Wie dat in twijfel trok werd door de inquisitie opgepakt, gefolterd en veroordeeld. Zelfstandig denken was uit den boze want gevaarlijk. Het enige wat telde was een onvoorwaardelijk geloof in de Bijbel. En toch stonden in Europa moedige denkers op die hun twijfels over deze dogma’s publiekelijk verkondigden en op gevaar van hun eigen leven, kritiek leverden. Het was de periode van de Verlichting die tot vandaag een leidraad vormt voor al wie zich verzet tegen dogmatisme, obscurantisme en irrationaliteit. De Verlichting is een van de meest markante gebeurtenissen in de geschiedenis en verdient dan ook al onze aandacht. Want waarom gingen mensen twijfelen aan religieus dogmatisme? Wat dreef de Verlichtingdenkers om hun overtuigingen via geschriften bekend te maken en te verspreiden? En wat is hun invloed op ons hedendaags denken?

Over die zaken schreef de Nederlandse filosoof Jabik Veenbaas het intrigerende boek De Verlichting als kraamkamer. Met die titel geeft de auteur al direct aan dat die periode een omwenteling in het westerse denken veroorzaakte. En zijn grote verdienste is dat hij tal van moedige Verlichtingsdenkers, ook minder bekende figuren, opnieuw in het daglicht plaatst. Alleen daarom is dit een boek dat iedereen zou moeten lezen. Sterker nog, Veenbaas slaagt erin om enkele rode draden te trekken die aantonen dat de Verlichting geen toevallige gebeurtenis was, maar een cruciaal keerpunt in de geschiedenis die zoveel impact heeft gehad op het denken van de moderne mens. Hij begint al vroeg met een bespreking van de ideeën van Descartes, Spinoza en David Hume maar daarna gaat de auteur dieper in op filosofen van de 18de eeuw die een beslissende rol speelden voor het vrije en ondogmatische denken.

Nu religieus fanatisme en wereldlijk populisme elkaar naar de keel grijpen, is het nuttig om terug te blikken naar de bron van ons democratisch denken. Neem alleen al de figuur van Montesquieu die met zijn scheiding der machten de basis legde voor onze huidige rechtsstaat. Veenbaas situeert de Verlichting echter al veel vroeger, namelijk bij Spinoza, en terecht. Sommigen beschouwen hem zelfs als de stamvader van de Verlichting. Hij verdedigde al in 1670 de vrijheid van denken en de gewetensvrijheid. Zijn denkbeelden blijven tot vandaag tal van mensen en politici inspireren. “Het doel van de staat is de vrijheid”, aldus Spinoza. In zijn spoor volgde Balthasar Bekker. Zijn boek De betoverde wereld was een antwoord op de Heksenhamer dat zowat 60.000 vrouwen de dood injoeg. Bekker ging daar recht tegenin en keerde zich tegen elke vorm van bijgeloof, kwakzalverij en hekserij.

Pierre Bayle schokte de goegemeente met zijn uitspraak dat uit de geschiedenis blijkt ‘dat atheïsten moreel gezien helemaal niet slechter zijn dan gelovigen’, waarbij hij verwees naar het deugdzaam leven van Epicurus en Seneca. Ook hij pleitte voor vrijheid van geloofskeuze en ‘schiep ruimte voor een ethiek zonder godsdienst’. Veenbaas beschouwt Bayle dan ook als de stamvader van Voltaire en Diderot. Veertig jaar later verwierp David Hume dan weer de wonderen en profetieën uit de Bijbel, en het bestaan van een onsterfelijke ziel. Mytische zaken zijn een inbreuk op de wetten van de natuur, aldus Hume. Nogal bizar omschrijft Veenbaas hem als een grondlegger van het conservatisme, omdat hij hamerde op het belang van gewoonten. Dat is niet correct. De ideeën van Hume waren dermate vernieuwend dat ze de wereldlijke en geestelijke elite in Europa danig stoorde. Wel is juist dat Hume minder heil zag in de wetenschap om de samenleving te verbeteren dan andere Verlichtingsdenkers.

Een van de belangrijkste Verlichtingsdenkers was Montesquieu die met zijn scheiding der machten de basis legde voor de moderne democratische rechtstaat. Omdat hij zich kantte tegen de impact van de kerk in het bestuur van het land en opkwam voor religieuze tolerantie belandde zijn boek De l’esprit des lois al snel op de Index van de verboden boeken. Maar opnieuw plaatst Veenbaas deze overtuigde liberale hervormer in de conservatieve hoek, als iemand die een behoudsgezinde positie innam tegenover de Verlichting. Waarop hij de boude stelling poneert dat ‘het conservatisme niet tegenover de verlichting staat, maar van meet af aan behoorde tot de bagage van het tijdperk’. Daarvoor plaatst hij de behoedzame Montesquieu tegenover de radicale utopist Rousseau. Ook dit is een foute weergave. De vraag is of Rousseau met zijn principe van de algemene wil wel in de Verlichtingstraditie past. Montesquieu in ieder geval wel. Kijk naar alle liberale grondwetten die tot de dag van vandaag zijn vooruitstrevende principes centraal plaatsen of hebben geplaatst.

Dat deed Rousseau niet en dat weet de auteur ook. ‘Heeft hij Robespierres schrikbewind niet van munitie voorzien, door in zijn Du contrat social zo de nadruk te leggen op de ondeelbare volkssoevereiniteit’, vraagt Veenbaas zich retorisch af. Ook de Romantiek waarvan Rousseau wel de initiator leek staat haaks op de Verlichting. Dat zag ook Karl Popper goed in. De Romantiek is dan ook geen voortvloeisel uit de Verlichting maar een reactie tegen de kern van het Verlichtingsdenken, namelijk het zelfbeschikkingsrecht. Veenbaas beklemtoont dat er tijdens de Verlichting veel scepsis bestond ten aanzien van de rede, maar dat belemmert niet dat juist in deze periode de rede centraal kwam te staan in het denken. Dat zien we ook in het werk van Adam Smith, in het bijzonder zijn The Theory of Moral Sentiments waarin hij het menselijk gedrag rationaliseert aan de hand van de diverse ‘passions’ van mensen. Veenbaas geeft wel goed aan dat Smith niet de gewetenloze diehard kapitalist was zoals velen hem voorstellen, maar iemand die wel degelijk het nut van de overheid inzag en opkwam voor verplicht onderwijs en progressieve belastingen.

Vrijheid van meningsuiting, gewetensvrijheid en zelfbeschikking waren belangrijke punten in het denken van veel filosofen van die tijd. Denk aan Gotthold Lessing die zich afzette tegen de discriminatie van de joden wat kwaad bloed zette bij de kerkelijke vertegenwoordigers. Ook de beruchte uitspraak Sapere aude van Kant werd door de kerk afgewezen. Mary Wollstonecraft stond met haar boek A Vindication of the Rights of Woman aan de basis van de strijd voor vrouwenrechten. En dan was er nog Condorcet die moedig vocht voor de bevrijding van zowat elk onderdrukt individu. Zo keerde hij zich tegen de slavernij tegen de klassenjustitie, voor de gelijkberechtiging van de vrouw en onderwijskansen voor iedereen. Godsdienst zag hij als de grootste hinderpaal voor de menselijke vooruitgang, iets wat we vandaag in fundamentalistisch religieuze kringen opnieuw vaststellen.

Eigenaardig genoeg besteed Veenbaas geen apart hoofdstuk aan radicale Verlichters zoals Diderot en d’Holbach die nochtans bijzonder moedig waren in het uitdragen van de nieuwe ideeën. En helemaal afwezig is Césare Beccaria die met zijn boek Dei deletti e delle pene zorgde voor een heuse omwenteling in het strafrecht. Hij verdedigde de ‘verlichte’ idee dat een rechtvaardige samenleving geen barbaarse straffen behoefde, maar een rationele reactie tegen het onheil dat werd aangericht. In die zin keerde hij zich ook tegen de doodstraf, een standpunt waarmee hij zijn tijd ver vooruit was. Dit boek heeft een grote invloed gehad op het juridisch systeem in Europa en leidde ertoe dat Zweden al in 1772 de doodstraf en de toepassing van foltering afschafte. Veel philosophes waren onder de indruk van zijn ideeën, maar niet Rousseau die een soort civiele religie voorstond ‘compleet met inquisitie en censuur’. Hieruit blijkt dat de afstand tussen de denkbeelden van Rousseau die later zoveel opgang maakte bij totalitaire systemen, veraf stonden van die van de Verlichtingdenkers.

Wel positief is de grote aandacht die Veenbaas besteedt aan Thomas Paine, de vergeten founding father van de VS. Misschien was hij van alle besproken denkers de meest verlichte en vooruitziende. Hij speelde een cruciale rol in de onafhankelijkheidsstrijd van de VS en later in de Franse Revolutie. Hij keerde zich in een vroeg stadium tegen de slavernij, tegen erfopvolging, voor vrouwenrechten, voor gratis onderwijs en kinderbijslag, voor progressieve belastingen en een taks op erfenissen. Maar zijn belangrijkste bijdrage vormt Rights of man waarin hij als eerste het principe van universele mensenrechten verkondigde en daarmee vooruitliep op de latere Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het boek vormde ook een repliek op Edmund Burke, de ware grondlegger van het conservatisme en die in alles de tegenpool vormde van de verlichte Paine.

De Verlichting als kraamkamer is een nuttig boek. Het doet ons inzien dat tal van rechten en vrijheden die we vandaag zo evident vinden, met bloed, zweet en tranen werden afgedwongen door moedige mensen. Het boek vormt een antidotum voor al wie nu zo onverschillig en relativistisch omgaat met die verworvenheden. Zeker in deze tijden van opkomend religieus fanatisme en wereld populisme biedt dit boek wat licht in de duisternis.  

 

Jabik Veenbaas, De Verlichting als kraamkamer, Nieuw Amsterdam, 2013

Recensie door Mathias De Clercq

Print Friendly and PDF
We do things differently - Mark Stevenson

We do things differently - Mark Stevenson

Op de bres voor mei 68 - Dirk Verhofstadt

Op de bres voor mei 68 - Dirk Verhofstadt