Plots mocht ik niet meer lachen - Darya Safai
Bijna veertig jaar geleden, in 1979, voltrok zich de Iraanse revolutie. Tot dan was het land in handen van sjah Mohammed Reza Pahlavi geweest en voordien van zijn vader Reza Sjah, en alhoewel die met absolute macht regeerden, beschikte het land over een democratische grondwet en wetten die aan vrouwen evenveel rechten toekenden als aan de mannen. In de jaren dertig verdween de religieus traditionele sluier uit het straatbeeld, in 1962 kregen vrouwen stemrecht en de kans om belangrijke functies te bekleden in de samenleving, de minimumleeftijd om te trouwen werd verhoogd naar 18 jaar, vrouwen konden een scheiding aanvragen, polygamie werd verboden en erfenisrechten werden gelijkgeschakeld. Een alliantie van communisten, nationalisten en religieuzen zorgde echter voor het aftreden van de sjah waarna ayatollah Khomeini aan de macht kwam en alles veranderde.
Na een referendum werd de Islamitische Republiek Iran opgericht met een orthodox islamitische grondwet en met de sharia als rechtssysteem. Er kwam een religieuze politie die vooral vrouwen die geen hoofddoek droegen, viseerde. Een van de eerste wetten van Khomeini was de verlaging van de huwelijksleeftijd voor meisjes van 16 tot 9 jaar. En vrouwen werden verplicht een chador te dragen. Het land kwam in handen van een religieuze raad die het doen en laten van de bevolking steeds meer controleerde en de laatste rechten en vrijheden afschafte, zoals de godsdienstvrijheid (iedereen moest sjiiet worden), de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering. Alle vrouwelijke rechters werden ontslagen en homoseksuelen de dood door ze van een berg te gooien. Wat later werden alle andere politieke partijen verboden. Wat volgde, waren moordpartijen op politieke en religieuze tegenstanders. Zo werd Iran een dictatuur.
Bizar genoeg werd deze omwenteling door verschillende linkse fellowtravellers verwelkomt. Zo verklaarde de Franse filosoof Michel Foucault dat het islamitische regime van Khomeini een ‘bevrijding van de mens’ betekende. Ook anderen beschouwden de machtswisseling als een positieve zaak voor de Iraanse bevolking waarbij ze hun ogen sloten voor de manifeste gruweldaden die door het regime gepleegd werden. In haar boek Plots mocht ik niet meer lachen. Hoe de islam vrouwen onderdrukt beschrijft de Iraanse vrouwenactiviste Darya Safai hoezeer ze zich vergisten. De Iraniërs werden niet bevrijd, maar in het keurslijf van religieuze regels en tradities gedwongen. Daar werden vooral de vrouwen het slachtoffer van. In één klap werden ze gedegradeerd tot tweederangsburgers die moesten leven volgens de sharia. Ze werden (en worden) op alle vlakken gediscrimineerd en onderdrukt. Eén van de nieuwe religieus geïnspireerde regels was dat vrouwen niet langer een stadion mochten betreden waar sportwedstrijden werden gehouden.
Dat laatste lijkt een banaal feit in de dagelijkse vernederingen die vrouwen in Iran moeten ondergaan, maar Safai greep dit later wel aan om de misogynie van het Iraanse regime en van de islam op zich, aan de kaak te stellen. Ze groeide op onder de sjah in een vrije en tolerante maatschappij, maar vanaf haar zesde veranderde dit door de Islamitische Revolutie. Vanaf toen werd ze verplicht om zich te sluieren. Muziek maken, dansen, fietsen, sporten en zelfs lachen mocht niet meer. Wel moest ze vanaf nu drie maal per dag bidden. Op school kreeg ze niets te horen over de Perzische geschiedenis maar stond het lezen en reciteren van de Koran centraal. Haar ouders voeden haar echter op tot een kritische jonge vrouw met een eigen denkvermogen. Dat brrecht haar op zestienjarige leeftijd al in conflict met de zedenpolitie die haar arresteerde omdat ze onvoldoende gesluierd had, maar ze slaagde erin te ontsnappen. Het was maar het begin van de vele daaropvolgende confrontaties met het regime.
In Iran worden kritische stemmen op een systematische manier gesmoord. Vaak worden ze door de Basij, een paramilitaire gevechtseenheid van de geestelijke machthebbers, gewoon vermoord. Het leidde op het einde van de jaren negentig tot massaal protest van de studenten aan de universiteit van Teheran. De opstand werd echter met fors geweld onderdrukt en tal van studentenleiders werden opgepakt en in de gevangenis gegooid. Onder hen Safai. Ze ondervroegen haar en probeerden zo haar man, die voordien gestudeerd had in België en deelnam aan de protestbeweging, te vatten. Om te ontkomen aan het regime besloten ze te vluchten. Via mensensmokkelaars kwamen ze terecht in Turkije. En met de hulp van het Belgische Ministerie voor Buitenlandse Zaken slaagden ze er uiteindelijk in om naar België te komen in het jaar 2000, de periode van de paarsgroene regering. “Zo gul en gastvrij is dit land,’ schrijft ze. Haar man kon er onmiddellijk aan de slag, zelf volgde ze een intensieve cursus Nederlands omdat ze besefte dat je hier maar een leven kunt opbouwen als je de taal machtig bent. Zo startte haar tweede leven.
Samen met haar man slaagde Safai erin om in ons land een bloeiende tandartsenpraktijk op te zetten. Het toont aan hoe gedreven ze was om zich zo snel mogelijk te integreren in de Vlaamse samenleving. Hard studeren en hard werken, dat waren en zijn haar motto’s. De precaire situatie van de vrouw in Iran en de islamitische wereld laat haar echter niet los, al stelt ze heel terecht dat ook heel wat moslimvrouwen in eigen land het slachtoffer zijn van discriminatie en onderdrukking. Want ook hier “houdt de islam nog altijd een grote groep gelovigen in de greep, met de hoofddoek als symbool,” aldus Safai. Daarbij keert ze zich virulent tegen de linkse beweging. Die kwam in de jaren 60 en 70 op “tegen de dogma’s van de kerk en voor vrouwenrechten, (maar) zoekt vandaag de moskee op om daar vrouwvijandige symbolen te promoten en zo stemmen te ronselen”.
Safai plaatst grote vraagtekens bij de zogenaamde vrijwilligheid van meisjes, vaak op heel jonge leeftijd, en vrouwen die de hoofddoek dragen. Er bestaat heel veel druk vanuit de gemeenschap, in het bijzonder van mannen. Vrouwen die zich niet bedekken zouden immers hun familie, en vooral hun eigen man te schande maken. Het is een visie die haak staat op het liberale principe van het recht op zelfbeschikking. Er zou geen enkele reden mogen bestaan voor een mens om gedwongen te worden zich naar een ander te schikken. De auteur heeft ook gelijk als ze wijst op het feit dat heel wat kinderen al op jonge leeftijd geïndoctrineerd worden door hun ouders, wat in strijd is met de rechten van het kind. Tenslotte loopt ook heel wat fout in ons onderwijs. Daar worden kinderen als het ware gesegregeerd opgevoed, elk in hun aparte les godsdienst. Scholen moeten kinderen niet opvoeden tot gelovigen, maar tot kritische burgers die zelf hun eigen keuzes kunnen maken. In die zin is het idee van een vak Levensbeschouwing Ethiek en Filosofie (LEF) een veel betere optie.
Om de minderwaardige positie van de vrouw in Iran aan te klagen, bedacht Safai de publieke oproep Let Iranian Women Enter Their Stadiums, waarmee ze het feit aanklaagt dat Iraanse vrouwen geen sportstadium mogen betreden. Zo kunnen ze dus niet aanwezig zijn als supporter voor hun nationale ploeg. Met t-shirts, banners en spandoeken probeert Safai samen met haar medestanders, haar oproep zoveel mogelijk live in beeld te brengen als de Iraanse nationale ploeg ergens speelt, iets wat vooral via de sociale media werd opgepakt en bekendheid kreeg, tot ergernis van het Iraanse regime. Dat leidt vaak tot conflicten met de sportbonden die, blijkbaar onder druk van het theocratische regering in Teheran, Safai trachten te muilkorven. Het deel van het boek over haar activisme leest als een thriller. Vreselijk is dat ze intussen door een moellah bedreigd wordt dat het met haar en met haar echtgenote weleens slecht zou kunnen aflopen. “Dit is een laatste waarschuwing,” zo verkondigde hij. We moeten als open samenleving opkomen tegen dergelijke bedreigingen en Safai al onze steun verlenen.
Vrouwenrechten zijn in strijd met het islamisme, aldus Safai. Vandaar de noodzaak om tegen het islamisme te strijden, iets wat veel cultuurrelativisten naast zich neerleggen. Toch is het probleem meer dan urgent. “Er zijn wel meer tekens aan de wand. Het stijgende aantal radicale en veeleisende moslims die onder het motto van godsdienstvrijheid onze fundamentele vrijheden ondermijnen. Steeds meer hoofddoeken in het straatbeeld. Imams op onze scholen. Ik herken al die fenomenen met elke vezel van mijn lichaam. Ik weet dat het islamisme niet alleen de vrouwen kapotmaakt, maar de hele samenleving,” zo schrijft Safai. Dit is een waarschuwing die kan tellen. Ze heeft immers aan den lijve ondervonden tot wat religieus fanatisme kan leiden. De oprichting van de Islamitische Republiek in 1979 kan beschouwd worden als het begin van de opkomst van het islamisme dat in de voorbije jaren zoveel slachtoffers heeft gemaakt. Hoog tijd om dat regime, net als Saoedi-Arabië dat het salafisme ondersteunt, te boycotten. Met regimes die vrouwen onderdrukken en andere mensenrechten schenden mogen we als beschaafd land geen zaken doen.
Haar boek is dan ook een eye-opener en moet breed gelezen worden. Het toont immers aan hoe snel onze rechten en vrijheden kunnen worden aangetast door religieuze fanatici en door westerse naïevelingen die nog steeds hun kop in het zand steken.
Darya Safai, Plots mocht ik niet meer lachen, Borgerhoff & Lamberigts, 2018
Recensie door Dirk Verhofstadt