Red de democratie - Manu Claeys
Onder impuls van de Verlichtingsideeën ontstonden vanaf het begin van de negentiende eeuw de eerste liberale representatieve democratieën. In België was dit reeds het geval in 1830. Hun aantal zou voortdurend toenemen tot ze in Europa onder het buitensporige geweld van het nationalisme, communisme en fascisme ten onder gingen. Vlak na de Tweede Wereldoorlog herstelde de liberaal democratische staatsvorm zich wereldwijd. In Oost Europa moesten ze echter heel snel plaats maken voor zogenaamde ‘socialistische volksdemocratieën’, in feite communistische dictaturen waarin de verkiezingen met monsterscores een farce waren. Na de val van de Berlijnse Muur koos men ook daar voor een ware democratische staatsvorm waarin het volk vrij haar vertegenwoordigers kon kiezen. Het aantal democratieën is sindsdien nog verder gestegen zoals blijkt uit diverse studies. En toch zit er volgens velen de klad in.
In zijn boek Red de democratie wijst de essayist en actievoerder Manu Claeys op de zwakke punten van de representatieve democratie. “In de meeste democratieën zit het geloof in verkiezingen op een dieptepunt en is het vertrouwen in besturen en politieke partijen historisch laag,” aldus de auteur, die een reeks argumenten aanvoert waarom dit zo is en wat we er aan kunnen doen. Volgens de auteur bleek de democratie niet opgewassen tegen het neoliberale marktdenken, zijnde een politiek van privatisering van publieke taken die vanaf de jaren 80 ingang vond. Het gevolg was dat overheden burgers reduceerden tot “concurrerende marktspelers ook bij de deelname aan de politieke besluitvorming,” aldus Claeys. Hij citeert daarover Jon Michaels die stelde dat er een machtsgreep gebeurde door de uitvoerende macht en het opzijschuiven van het parlement, wat zorgde voor een ontmanteling van de democratie.
De uitvoerende macht neemt de overhand op de wetgevende macht, ze minacht het parlement, partijhoofdkwartieren en ministeriële kabinetten bepalen de politieke agenda, de verkozenen volgen slaafs de directieven van de partijvoorzitters en kiezers zijn niet langer geïnteresseerd in de politiek, zo schrijft de auteur. De parlementsleden besteden volgens hem ook nauwelijks nog aandacht aan de bekommernissen van de burgers en de uitvoerende macht houdt te weinig rekening met burgerinitiatieven die door politici als ballast worden ervaren. Nog fundamenteler is de kritiek van Claeys op de representatieve democratie op zich, waarin enkel de electorale strijd nog zou primeren: “Bij die permanente strijd gaat het niet om het dichter bij elkaar brengen van verschillende publieke opinies, wel om het in de verf zetten van een onderscheid in het nulsomspel tussen toekomstige winnaars en verliezers,” aldus Claeys.
Het is stevige en deels terechte kritiek op de liberale democratie. Claeys dreigt evenwel het kind met het badwater weg te gooien. Niemand heeft beweert dat de democratie perfect zou zijn. Zoals Winston Churchill zei: “Democracy is the worst form of government, except for all the others.” Ja er is een permanente, vaak bitsige strijd om de macht, maar dat is juist een pluspunt. De Franse filosoof Claude Lefort, een voormalige trotskist die evenwel inzag tot welke drama’s het marxisme leidde, schreef hierover het volgende: “De democratie is de enige samenlevingsvorm die het onophefbare sociale conflict dat aan de basis van elke maatschappij ligt, erkent. Meer nog, ze leeft van dat conflict. Het is haar bron van energie en vernieuwing. De conflictualiteit kan in een democratie noch worden opgeheven, noch te boven gekomen.” Het klopt dus niet, zoals Claeys schrijft, dat men in een representatieve democratie de publieke opinies alleen maar verder uit elkaar trekt. Integendeel, we zien hoe politici en partijen steeds weer naar overeenkomsten zoeken en compromissen sluiten.
Het belang van de democratie is in elk geval de onmogelijkheid voor welke partij of persoon ook om definitief de macht te verwerven en zijn ideeën blijvend door te drukken. Dankzij de democratie is in feite elke koerswisseling mogelijk. Geen enkele macht is absoluut en steeds wordt het beleid getoetst aan het oordeel van de burgers of kiezers. In die zin zijn verkiezingen nog echt ‘feesten’ van de democratie, waarbij bestaande partijen onverwacht worden afgestraft en nieuwe kandidaten kansen krijgen. Om dan, na enkele jaren tijd, zelf het oordeel van de kiezers te moeten ondergaan. Dat is de reden waarom parlementairen, in tegenstelling tot wat Claeys suggereert, ook tussen verkiezingen de vinger aan de pols houden en contact hebben met de burgers, drukkingsgroepen en verenigingen. Dat moeten ze ook doen willen ze na een legislatuur opnieuw de gunst van de kiezer krijgen.
Wie het pad van de liberale democratie verlaat, het systeem van verkiezingen in vraag stelt, komt al snel in het vaarwater van diegenen die roepen om een sterke man. De laatste jaren hebben verschillende regimes de regels van het kiessysteem en van de democratie zodanig veranderd dat ze in het voordeel spelen van autoritaire leiders. Denk aan Poetin, Erdogan, Orban, Kaczyński, Duterte en zelfs de Republikeinen in de VS. Een sprekend voorbeeld is de socialistische president Maduro van Venezuela die de macht van het parlement inperkte en zijn medewerkers aan de kieslokalen geld en voordelen liet aanbieden aan kiezers indien ze voor hem zouden stemmen. Maduro krijgt nochtans veel steun van antiglobalisten die de vrije markt verwerpen, die opnieuw pleiten voor het marxisme en voor de zogenaamde ‘radicale democratie’, een systeem dat onder meer gesteund wordt door postmarxistische intellectuelen zoals Chantal Mouffe, Ernesto Laclau, Murray Boockchin en Slavoj Zizek.
Het is dan ook verwonderlijk dat de auteur van Red de democratie zo hoog oploopt met de antiglobaliseringsbeweging. Haar slogan ‘Een andere wereld is mogelijk’ slaat op ‘een andere democratie’, waarvan Claeys beweert dat ze meer ruimte zou geven voor burgerparticipatie. De realiteit is echter dat velen in deze beweging er hoogst conservatieve ideeën op nahouden. Denk aan de boerenbonden die enkel op uit zijn op subsidies en importtarieven teneinde hun eigen markten te beschermen, doorgaans ten nadele van de arme boeren in het Zuiden. Of van staalarbeiders die pleiten voor protectionisme en daarom voor Trump kiezen. Of van neomarxisten die blijven geloven in de rousseauaanse gedachte van de ‘algemene wil’ en de macht in handen van de (doorgaans corrupte) partij, zoals in Cuba, het Brazilië onder Lula en het ANC in Zuid-Afrika. De realiteit is dat veel antiglobalistische ideeën over democratie ten koste gaan van de vrijheid, het ondernemerschap en daarmee van de welvaart van de burgers.
Het volgende deel, waarin Claeys het belang en zelfs de noodzaak van burgerinitiatieven belicht, is heel wat coherenter. Dat weet hijzelf beter dan wie ook. In 2005 tekende hij met anderen een formeel bezwaar aan tegen de Lange Wapper, een snelwegviaduct door Antwerpen. Daaruit groeide de actiegroep stRaten-generaal naast andere burgerbewegingen als Ademloos en Ringland. Zij slaagden erin om goed doordachte alternatieven op tafel te leggen waarbij meer rekening werd gehouden met de leefbaarheid van de stad. Na twaalf jaren slaagden ze erin het stadsbestuur te overtuigen van hun ideeën. De auteur omschrijft het als een ‘energieke democratie’ met activisten en participanten die via burgerpanels zorgen voor een structurele samenwerking tussen burgers en politici.
Op 25 juni 2018 keurde de Vlaamse regering het plan voor de Oosterweelverbinding goed dat alles bij elkaar zo’n slordige vijf miljard euro zal kosten. Nu is het weer aan die vermaledijde verkozenen om op het door de actiegroepen gewenste stemknopje te duwen, wat zal gebeuren, al is het maar omdat de voorzitter van de grootste partij tevens burgemeester is van Antwerpen. Toch blijft de lezer met een ongemakkelijk gevoel achter. In het Journaal van 25 juni waarop het akkoord tussen stad en actiegroepen werd toegelicht, eindigde de journaliste van dienst met de woorden: “Veel geld voor andere steden zal er niet zijn.” Dit legt een pijnpunt van de participatieve democratie bloot. Want is het goed bestuur dat al het belastingsgeld voor infrastructuurwerken naar één stad gaat, terwijl de behoeften in andere steden op het vlak van leefbaarheid vaak even urgent zijn? De actiegroepen kan je dat echter niet kwalijk nemen.
Misschien is de belangrijkste les die Claeys ons in zijn interessante boek leert het volgende: “Ken je rechten en durf er gebruik van maken.” Die zin vertelt ons twee zaken. In de eerste plaats dat sterk geëngageerde burgers zoals Manu Claeys het verschil kunnen maken en kunnen bijdragen tot een beter draagvlak voor belangrijke, vaak moeilijke politieke beslissingen die moeten genomen worden. In de tweede plaats dat een liberale democratie juist voorziet in die rechten en de beste waarborg vormt voor de rechtsstaat. Die liberale democratie is dus nog zo slecht niet. Niet zozeer omdat men dankzij verkiezingen zijn vertegenwoordigers kan kiezen, maar omdat, zoals Karl Popper het stelde, we dankzij verkiezingen onze leiders zonder bloedvergieten kunnen afzetten.
Manu Claeys, Red de democratie, Polis, 2018
Recensie door Dirk Verhofstadt