De haan van Asklepios - Ludo Abicht

De haan van Asklepios - Ludo Abicht

Tot pakweg twintig jaar geleden werd er nog nauwelijks over religie gesproken. Het wegvallen van de verzuiling en de secularisering zorgden er in een snel tempo voor dat mensen niet langer hun geloof pratikeerden. Vandaar de enorme terugval van het aantal dopen, kerkelijke huwelijken, biechten en vooral het kerkbezoek. Maar vandaag is de discussie over het belang en de zin van religies weer helemaal terug. Dat heeft ongetwijfeld te maken met de enorme belangstelling en vrees voor de orthodoxe islam die sinds de aanslagen van 11 september 2001 onderwerp van discussie vormt, en de tegenreactie in de vorm van een heropleving van het evangelisch christendom in de VS die zeker gedurende de twee ambtsperiodes van president Bush een enorme politieke impact verwierf. Toch gaan de discussies niet zozeer tussen de religies onderling. Toen Benedictus XVI in een toespraak de woorden van een Byzantijnse keizer citeerde die stelde dat Mohammed alleen maar slechte en inhumane dingen heeft gebracht, kreeg hij forse tegenwind uit islamitische hoek. De paus verontschuldigde zich snel en staat sindsdien vaak aan de kant van de moslimwereld, zoals met betrekking tot de positie van de vrouw, homoseksualiteit en de verwerping van godslastering naar aanleiding van de publicatie van en de rellen rond de Deense cartoons.

De ware strijd gaat sindsdien tussen alle vormen van radicaal geloof en het ‘nieuwe atheïsme’, een term waarmee men vooral verwijst naar meer strijdvaardige atheïsten zoals Richard Dawkins, Christopher Hitchens en Sam Harris. Die keren zich niet zozeer tegen de radicale islam maar tegen elke vorm van orthodoxe godsdienst die zich keert tegen het principe van de scheiding van kerk en staat, het recht op zelfbeschikking en de vrijheid van meningsuiting. In het bijzonder bestrijden ze alle pogingen van religieuze leiders en politici om het mythische denken opnieuw een vooraanstaande, bevoorrechte en onaantastbare plaats te geven in de publieke ruimte, in de burgerlijke wetgeving en in het onderwijs – denk aan de pogingen om het creationisme op gelijke hoogte te krijgen als het aanleren van de evolutietheorie. De felle houding van de ‘nieuwe atheïsten’ die bijvoorbeeld in Engeland en Nederland uitpakken met opvallende publiciteitscampagnes onder de slogan ‘Er bestaat waarschijnlijk geen God. Durf zelf te denken. En geniet van dit leven’ roept dan ook felle reacties uit onder gelovigen, maar zorgde ook voor een tweespalt binnen atheïstische en vrijzinnige kringen over de te volgen strategie tegenover de hernieuwde religieuze belangstelling. Volgens de enen moeten ze strijdbaarder worden, anderen blijven geloven in dialoog en wederzijds begrip.

Tot die laatste groep behoort alvast de Vlaamse filosoof en publicist Ludo Abicht. In een vorig boek, De Verlichting vandaag uit 2007, wierp hij zich op als een vurig verdediger van het actief pluralisme, een mistig containerbegrip dat voorbijgaat aan de essentie van de Verlichting, namelijk verder de weg op die Kant zo goed had aangegeven maar die door anderen werd genegeerd: de mogelijkheid voor elke mens om zelf iets van zijn of haar leven te maken. Het actief pluralisme is niets meer of minder dan een toegeving ten aanzien van de vermeende waarheidsaanspraken van de geopenbaarde godsdiensten en moet juist daarom bestreden worden. In zijn laatste boek De haan van Asklepios. Pleidooi voor een positief atheïsme gaat Ludo Abicht verder op zijn pleidooi voor een postreligieuze en derhalve seculiere samenleving, maar dan één waarin religies hun eigenheid kunnen behouden. Het klopt dat gelovigen bereid zijn om toegevingen te doen en hun eigen waarheid opzij te schuiven, maar niet de religieuze leiders. Zij zullen nooit aanvaarden dat mensen hun ethische normen in grote mate of uitsluitend baseren  op de rede. In die zin is De haan van Asklepios een verdienstelijke poging om rede en geloof met elkaar te verzoenen, maar biedt het geen overtuigende oplossing voor een werkzame en harmonieuze multireligieuze samenleving.

Ludo Abicht stelt dat nogal wat atheïsten vertrekken van de superioriteit van de eigen overtuiging. Voor hem is dit een vorm van negatief atheïsme en daar heeft hij grotendeels gelijk. Al te vaak verdedigen atheïsten hun standpunten door te wijzen op de gruwelijkheden waartoe de beleving van de geopenbaarde godsdiensten geleid hebben. Terecht wijzen ze op het feit dat juist in naam van God de meest barbaarse misdaden werden gepleegd, denk aan de slavernij, de inquisitie, de massamoorden op anders- en ongelovigen, de onderdrukking van vrouwen, de afkeer voor homoseksualiteit en de bedenkelijke houding van kerkleiders ten aanzien van voorbehoedsmiddelen waardoor ziektes als aids zich op een snelle manier blijven verspreiden. Maar atheïsten slagen er te weinig in uit te leggen waarom hun wereldbeeld dan zo waardevol is. Dat was ook de cruciale boodschap in het beruchte essay Beminde ongelovigen van Anne Provoost. ‘Er moet een betere uitleg zijn bij onze godsverzaking, een die uitdaagt maar niet op zielen trapt’, aldus de auteur. Dat klopt. Al te lang hebben ongelovigen het atheïsme beschouwd als een evidentie zonder dat ze er de noodzaak, laat staan de werfkracht, voor uitlegden aan hun gelovige medeburgers. Ze dachten dat de secularisering een onstuitbare evolutie was die ‘verstandige’ mensen als vanzelf in de richting van de rationaliteit zou stuwen. Heel terecht stelt de auteur de vraag ‘of er iets is dat we tegenover die (blijkbaar opnieuw aantrekkelijke) God kunnen zetten.’ 

Er is dus behoefte aan een ‘positief atheïsme’ want, zo schrijft Abicht, het atheïsme kampt met ‘een gebrek aan een samenhangend, allesomvattend en wervend alternatief voor de traditionele religieuze levensbeschouwing’. Dat heeft natuurlijk in grote mate te maken met de rationele visie van de ongelovige op de eindigheid van het leven. Het geloof in een goddelijke almacht en een leven in het hiernamaals biedt heel wat mensen een zeker houvast, ook in de handelingen die ze vandaag stellen tegenover anderen. Wie goed doet zal daar later voor beloond worden, wie slecht doet wordt bestraft. Maar dat is geen écht moreel gedrag. We moeten als mensen niet goed doen opdat we daar later voor beloond zouden worden, maar gewoon om dat we een plicht hebben te zorgen voor medemensen zonder dat daar later een beloning tegenover staat. Een goddelijke beveltheorie is juist de negatie van de menselijke moraal op zich. Wie juist wil handelen omwille van een beloning, handelt moreel niet correct. Mensen moeten handelen op die manier waarop ze zelf behandeld zouden willen worden door anderen, zeg maar de toepassing van de ‘Gouden Regel’. Het besef voor een atheïst dat hij zondigt, moet liggen in het feit dat hij beseft dat hij onvoldoende deed om een medemens te helpen of dat hij medemensen door zijn handelen (of niet handelen) afremt in hun ontplooiing. En het is dan aan anderen om een dergelijk gedrag goed of af te keuren, zonder dat diegene die zijn plicht doet het omwille van die goedkeuring doet.

Anders gezegd, we moeten goed handelen zonder dat we daarvoor gelijk welke tegenprestatie verwachten, al is het nuttig, en misschien zelfs noodzakelijk, dat dergelijk gedrag publiekelijk gewaardeerd wordt. En bij slecht handelen, is het zelfs de plicht van anderen om dit aan de kaak te stellen. Ik vermoed dat Ludo Abicht het met dit alles eens zal zijn, maar steeds opnieuw keert hij terug naar de mogelijkheid om dit in overleg en samenwerking met religies te bereiken. ‘De vraag is dus niet of het seculier humanistische project, dat in het troebele licht van de twintigste eeuw serieus en terecht ter discussie werd gesteld, niet langer zonder een of andere vorm van religie kan overleven, maar of een bepaalde graad van samenleving en uitwisseling ermee niet een bron van verrijking kan zijn’, schrijft Abicht, en hij verwijst naar genereuze godsdienstige stemmen zoals Hans Küng die een moedig voorstel deed voor ‘de gezamenlijke uitwerking van een wereldethos’. Dat klinkt mooi, maar de huidige paus gelooft daar alvast zelf niet in, en dat lijkt me ook het geval voor orthodoxe Joden en moslims die het finaal nooit eens zullen worden over ‘universele morele normen’, al zeker niet als ze een seculiere grondslag zouden moeten hebben.

Opnieuw blijft Abicht steken in zijn project voor een ‘actief pluralisme’ dat onvermijdelijk zal uitmonden in een doodlopende straat. Anne Provoost geeft in haar inspirerende betoog een veel beter antwoord. ‘We bevinden ons aan de vooravond van hete tijden, beminde ongelovigen’, zo schrijft ze. ‘Er is behoefte aan een atheïstische missie, een stappenplan van het niet-geloof.’ De atheïst voelt daarbij geen behoefte om ‘tegenover zijn feilbaarheid een onfeilbare macht te zetten.’ Het atheïsme kan een wervend project worden voor zover we een reeks humanistische kernbegrippen opnieuw ontdoen van hun religieuze connotaties zoals rechtvaardigheid, medemenselijkheid, naastenliefde, zondebesef en zelfs de schepping. We moeten duidelijk maken dat dit allemaal kan verwezenlijkt worden vanuit een rationeel denken waarin de plicht ten aanzien van de zwakkere medemens centraal staat. Laat ons dus de kardinale deugden en de vermeende ‘goddelijke’ deugden vanuit de rede invullen en toepassen zonder dat we daarbij zwavel en wierook moeten hanteren.

We zouden zelfs nog een stap verder moeten gaan en de hypothese van het niet bestaan van God als basis kunnen hanteren voor ons moreel handelen. Zeker in deze tijden van migratie, globalisering en toenemende spanningen binnen onze multireligieuze samenleving maakt de hypothese dat God niet bestaat de weg vrij voor een universele seculiere moraal die ervoor zorgt dat mensen met uiteenlopende ideeën toch harmonieus kunnen samenleven. De aanvaarding van een aantal liberale grondrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, de gelijkwaardigheid van elke mens, de scheiding van geloof en staat, en het recht op zelfbeschikking, zorgt voor twee essentiële zaken. In de eerste plaats voor de bescherming van de unieke rechten en vrijheden van elk individu. Ten tweede zorgt het voor de ruimte waarin alle mogelijke diversiteit in denken en handelen mogelijk is, voor zover die niet in strijd zijn met het eerste punt. Daarmee wordt de werfkracht van het atheïsme duidelijk: wie wil dat onze kinderen in de multireligieuze samenleving van morgen in harmonie kunnen samenleven, kiest voor een autonome moraal.

 

Ludo Abicht, De haan van Asklepios, Meulenhoff/Manteau, 2010

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Niets is waar en alles is mogelijk - Peter Pomerantsev

Niets is waar en alles is mogelijk - Peter Pomerantsev

De akker en de mantel - Hafid Bouazza

De akker en de mantel - Hafid Bouazza