Het doden van een mens- Guus Kuijer
Sinds de Iraanse revolutie van 1979 is het islamisme bezig aan een wereldwijde opmars. De aanslagen van 11 september, de moord op Theo Van Gogh en de woede over de Deense spotprenten sterken de indruk dat het gevaar vooral komt van radicale moslims die het woord van Mohammed belangrijker vinden dan de mensenrechten. Toch is er ook iets aan de gang bij de andere geopenbaarde godsdiensten. In het conflict tussen Israël en Palestina verzetten religieuze fanatici zich tegen elke oplossing. Denk aan de moord door de orthodoxe jood Yigal Amir op Israëlische premier Yitzhak Rabin omdat die achter de Oslo-akkoorden stond en aan de radicale joodse kolonisten die uit zijn op een verdere verovering van het ‘heilige land’. Ook binnen het christendom neemt de radicaliteit toe. Denk aan de Religious Right in de VS, een harde en steeds groter wordende groep van anti-abortusfanaten, tegenstanders van rechten voor homoseksuelen, christelijk religieuze fundamentalisten, voorstanders van het creationisme en het bidden op school. Zij beschouwen de Bijbel als de unieke waarheid en handelen onder de slogan ‘With God on Our Side’. Het lijkt alsof we afstevenen op een nieuwe clash tussen vooral het christendom en de islam. Er is evenwel meer aan de hand. De radicale gelovigen keren zich vooral tegen de verworvenheden van de moderniteit zoals het recht op zelfbeschikking, de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat.
‘Christenen en moslims zijn meer aan elkaar verwant dan aan de seculiere wereld. Op een dag zullen ze zich verenigen en de waardigheid van de mens uit hem knijpen zoals je een tube tandpasta leeg knijpt’, zo schrijft Guus Kuijer in zijn boek Het doden van een mens. De auteur is vooral gekend als een succesvol kinderboekenschrijver maar sinds de publicatie van zijn pamflet Hoe een klein rotgodje God vermoordde in 2006 wordt hij ook gretig gelezen door volwassenen. In dat laatste boek keerde hij zich niet zozeer tegen de door Goden uitgesproken waarheden, maar wel tegen de menselijke interpretaties ervan. Het vormt een deconstructie van het Godsbegrip en van de zogenaamd authentieke openbaringsteksten. Het zorgde voor ophef en kende in korte tijd dan ook drie herdrukken. In Het doden van een mens verhaalt de auteur over de ideeënstrijd van Miguel Serveto of Michel Servet die in 1553 op aanstoken van Johannes Calvijn levend werd verbrand. Aan de hand van dit ‘voorbeeld’ laat Guus Kuijer zien dat zowat elke – op basis van religieuze motieven – uitgevoerde moord het gevolg is van een ‘logische’ gedachtegang: wie niet gelooft moet uitgeschakeld worden. Die ‘logica’ heeft in de loop van de geschiedenis talloze slachtoffers gemaakt.
In zijn onvolprezen Geuzenboek beschrijft Louis Paul Boon de vreselijke slachtpartijen van de Spaanse katholieke troepen onder aanvoering van Alva op de Vlaamse bevolking omwille van hun religieuze opstandigheid. Over diezelfde periode vertelt Guus Kuijer in zijn boek. Michel Servet publiceerde in 1553 anoniem de tekst Christianismi Restitutio waarin hij het had over de onvoorstelbaarheid van God en ook fors tekeerging tegen de katholieke kerk. Die gebruikte interpretaties van het ‘woord van God’ en praktijken als de aflaten – het afkopen van zonden – om haar eigen machtspositie uit te breiden. Verrassend genoeg stuurde Servet zijn schrijfsels naar Calvijn, waarschijnlijk vanuit een naïeve overtuiging dat de hervormers meer begrip zouden tonen voor de manipulaties door de katholieken. Servet vergiste zich echter en in een meesterlijke vertelstijl en veel ironie legt Kuijper uit waarom dat zo is. De strijd tussen Servet en Calvijn vormt de rode draad doorheen het boek, en de auteur kiest hierbij duidelijk stelling. Het was de dogmaticus Calvijn die elke rationele discussie uit de weg ging en zijn tegenstander versloeg, niet met argumenten, maar door tortuur en voorbedachte moord.
In de zestiende eeuw gebeurde het belangrijkste schisma in de christelijke wereld: die tussen het katholicisme en het protestantisme. In 1517 poneerde Maarten Luther zijn afwijkende stellingen tegenover de katholieke kerk en zijn strijd kende veel navolging. In Genève werkte Johannes Calvijn aan een nieuwe kerkorde en voerde een theocratie in. Het resultaat was een regelrechte dictatuur waarbij andersdenkenden letterlijk over de kling werden gejaagd. In feite verdroeg Calvijn geen enkele vorm van kennis die hij als gezagsondermijnend beschouwde. En gelijk had hij. Elke toename van kennis verhoogde de druk op de onveranderlijke wetten van God. Kennis is het oorkussen van de duivel, zoveel is zeker. Deze gedachte werd trouwens goed verwoord door de schrijfster Nahed Selim die stelt dat ‘kennis de echte tegenstander van de traditie is’ en dat ‘traditie de plaag is van de armen’. De belangrijkste vorm van kennis die kerkleiders en zelfverklaarde profeten als Calvijn verafschuwden, was de verspreiding van de heilige teksten zelf. Door eerste bijbelvertalingen en de boekdrukkunst konden gelovigen plots vaststellen dat de religieuze leiders veel zaken hadden uitgevonden. ‘In de Bijbel kon niets worden aangetroffen over de kinderdoop, de drievoudigheid van Gods persoon, het bestaan van een vagevuur, de goddelijke status van Maria, de halfgoddelijke status van de heiligen…’, schrijft Kuijper, dogma’s die belangrijk zijn voor de leiders.
Een van de mensen die dit inzag was Erasmus wat meteen verklaart waarom deze humanist niet geliefd was, noch bij katholieken en evenmin bij gereformeerden. Kuijer beschrijft gedetailleerd hoe Calvijn en anderen zich niet enkel tegen Rome keerden, maar in de eerste plaats tegen de ketters. De reden lag voor de hand. De hervormers wilden tegenover het keizerlijk gezag aantonen dat ook zij een ‘nette kerk’ waren die zou zorgen voor orde en gehoorzaamheid. Het is trouwens om die reden dat Calvijn van de bestuurders van Genève een quasi absoluut gezag kreeg. Net omdat hij met zijn hardnekkig geloof en zijn inquisitiemethoden de mensen in de pas liet lopen. Servet zag in zijn vaderland Spanje tot wat dergelijke praktijken konden leiden. Kuijper heeft het terecht over het ‘grote Europese drama’ dat zich in de zestiende eeuw in Spanje voltrok met de vernietiging en verdrijving van joden en moslims. Daar ligt inderdaad één van de kernpunten van later onbegrip, geweld en terreur dat tot de dag van vandaag effect heeft. Het zijn de godsdiensten zelf die verantwoordelijk zijn voor de jodenhaat, de moslimhaat en de christenhaat. Servet verwierp de doop en de triniteitsleer – die trouwens helemaal niet voorkomt in de Bijbel – omdat hij besefte dat dit voor joden en moslims onaanvaardbaar zou zijn. Maar daarmee werd hij op slag een van de meest gevaarlijke ketters van zijn tijd, iemand die men moest uitschakelen.
Waar men regeert in naam van God gaat de mens ten onder. Kuijper geeft zijn lezers dan ook een goede raad: ‘Wanneer de gelovigen ergens, in welk land u zich ook bevindt, de macht krijgen, neem dan onmiddellijk de benen’. Hij merkt terzijde scherp op dat steden zoals Bazel die vlot vluchtelingen opnamen een grote economische bloei kenden. Dat was voor Holland trouwens niet anders toen veel kooplui en intellectuelen er naartoe vluchtten omwille van de religieuze intolerantie in hun land van herkomst. Misschien goed om dat eens voor te houden aan politici die zich vandaag zo afkerig staan tegenover ‘vreemdelingen’. Servet nam aanvankelijk ook de benen en besloot verder te leven onder een valse naam. Maar blijkbaar kruipt het bloed waar het niet gaan kan, want hij stuurde zijn Christianismi Restitutio naar… Calvijn. Het zou hem zijn leven kosten. Bijzonder interessant was de manier waarop Calvijn zijn kwelduivel te pakken kreeg. Hij verraadde Servet bij de Inquisitie van de katholieke vijand wat meteen de stelling van de auteur bekrachtigt dat, als het erop aankomt, religies elkaar snel zullen vinden in hun strijd tegen ketters en ongelovigen. Katholieken en gereformeerden staan dichter bij elkaar dan zij tegenover humanisten staan.
Waarna Kuijer wijst op het gevaar dat religies geloofsijver belangrijker achten dan het recht op zelfbeschikking van de mens. ‘Nu al wijzen moslims en christenen naar elkaar om hun opvattingen over vrouwen, homoseksuelen, euthanasie, abortus en seksuele moraal kracht bij te zetten’, aldus de auteur, waarmee hij nogmaals aangeeft dat christenen en moslims meer met elkaar gemeen hebben dan met de seculiere wereld en dat is geen geruststellende gedachte. Uiteindelijk belandde Servet in Genève en werd hij als ketter levend verbrand. De keuze van Kuijper voor het levensverhaal van Servet is niet toevallig. Via deze figuur – de minst bekende beroemdheid ter wereld aldus de auteur, alhoewel Giordano Bruno die in 1600 werd verbrand deze titel evenzeer verdient – toont Kuijper haarfijn aan hoezeer religieuze dogmatici zorgen voor terreur en onvrijheid. Servet had een poging ondernomen om Europa leefbaar te maken voor christenen, joden en moslims. Hij is er, zoals we nu weten, niet in geslaagd. In die zin heeft dit boek niet alleen een historische waarde maar is het ook en vooral een waarschuwing voor de toekomst. ‘Het martelen en levend verbranden van mensen met afwijkende ideeën was dure christenplicht’ aldus de auteur. In de zestiende eeuw, maar ook nadien, werden talloze mensen vermoord en verbrand omdat ze bepaalde religieuze dogma’s in vraag durfden te stellen. Het gebeurt zelfs vandaag nog, denk aan de moord op Theo Van Gogh door Mohammed Bouyeri die beweerde te handelen in opdracht van God.
Tenslotte haalt Kuijper nog eens fel uit naar enkele bewonderaars van Calvijn die in Genève wel een monumentje hadden opgericht ter nagedachtenis Servet maar eraan toevoegden dat de moord op hem gewoon een ‘fout’ was. Het was geen fout, het was een misdaad, zoals de auteur ook schrijft. Calvijn was dus een moordenaar.
Guus Kuijer, Het doden van een mens, Athenaeum-Polak &Van Gennep, 2006
Recensie door Dirk Verhofstadt