Kleine dagen - Bernard Dewulf

Kleine dagen - Bernard Dewulf

Als er over vaders geschreven wordt, is dat meestal vanuit het standpunt van de kinderen. Dat lees je vaak in autobiografische werken zoals Een verhaal van liefde en duisternis van Amos Oz en Land van Belofte van Joseph Pearce. Of in postume eerbetuigingen aan vaders zoals de onlangs verschenen Gesprekken met mijn dode God van Geert van Istendael en Edgard. Het verhaal van mijn vader van Marcel Vanthilt. Zelden schrijven vaders over zichzelf als vader of over hun relatie met hun opgroeiende kinderen. Een opvallende uitzondering is de dichter en essayist Bernard Dewulf die met zijn poëtische columns in De Morgen jarenlang menige ochtend van de lezers opvrolijkte, of hen minstens aan het denken zette tot hij in mei 2009, tot ongenoegen van velen, aan de kant werd geschoven. In 2006 verscheen een selectie van die columns onder de titel Loerhoek. “Waarom ik altijd over die kinderen schrijf. Omdat ze licht geven. Vuurvliegjes zijn het, zoemend - en zeurend, zeker - door mijn bestaan. Dwars door alle onoplosbare metafysica en prullaria in het grote hoofd heen bewegen ze zich, met een lichtvoetigheid die ik me herinner als een droom. Ook dat doen ze: mij herinneren aan een voorbije gewichtsloosheid.” Schitterende zinnen over die kwetsbare jonge wezentjes die voor onze neus razendsnel veranderen, alhoewel veel ouders het zelf niet zien.

In zijn boek Kleine dagen gaat Dewulf door op dezelfde thema’s. De vader die weemoedig zijn omgeving observeert, zijn huis, zijn vrouw, de tuin, maar vooral zijn zoontje en dochtertje. Allerlei schijnbaar pietluttige zaken, maar die de auteur juist door de ogen van zijn kinderen tot grootse gebeurtenissen verhaalt. Zo beschrijft hij hun groeiproces, hun eerste stapjes op school, hun onbevangen blik op het onbekende (waarvoor de vader een begrijpbare uitleg probeert te geven), hun nieuwsgierigheid naar het grote-mensen-zijn, hun verlangen naar volwassenheid. Vooral dat bewustzijnsproces fascineert Dewulf die het opgroeien van zijn kinderen voortdurend afmeet aan zijn eigen jeugdherinneringen en zijn eigen ouder worden. Opbloei versus verval, zo lijkt het wel. En hij probeert zijn zoontje diets te maken dat ‘groot’ willen worden nergens voor nodig is, want de auteur weet beter. Tevergeefs natuurlijk want juist groeien is wat hij wil, letterlijk. En alhoewel mensen wel de traagste menselijke wezens zijn om uiteindelijk op eigen voeten te staan (pas na één jaar kunnen we stappen) verloopt het voor de vader allemaal (veel te) vlug. ‘Razendsnel haalt hij mij in. Mijn verval is zijn bloei.’ Wie ze een tijdje niet gezien heeft, zegt over kinderen van een familielid of vriend dat ze weer fors gegroeid zijn. Veel ouders beseffen dat niet, omdat ze hun kroost dagelijks zien, maar Dewulf ziet het haarscherp: ‘Ik zie het gebeuren en het gebeurt dat ik het zie.’

In Kleine dagen volgt het ene literaire pareltje op het andere. De kinderen zijn het onderwerp, maar ook de auteur zelf. Zo beschrijft hij op de opeenvolgende feestjes van vriendenvijftigers treffend het verouderingsproces – volgend jaar is hijzelf aan de beurt. Op alle bladzijden proef je zijn nostalgie (‘een ouderdomsziekte’ schrijft hij), zijn hunkering naar het verleden als heimwee naar de eigen kindertijd. Vaak slaat een oude gekende geur hem in de neusgaten (‘teruggeuren’ schrijft hij), zoals op de schoolplaats of op zolder in foto’s, papieren en voorwerpen die vroeger hun nut en belang hadden maar nu als ‘rommel’ opgeborgen zitten in dozen en zakken. Hij beseft er echter de grote waarde van, het herkennen van iets wat hem vroeger dierbaar was en heel slim weerhoudt hij zijn zoontje om een speelgoeddoos vol dino’s weg te gooien. Die doos zal later op zijn beurt een houvast voor zijn geheugen zijn. Ontroerend is de beschrijving van zijn dochtertje. “Er groeit een vrouw in mijn huis. Een-twee-drie is ze vijf geworden. Op een ochtend kwam ze de keuken binnen. Ze zei dag en het was anders. Ze gaf een zoen en hij verschilde. Haar haar hing los, ze had een rokje aan en daaronder lange kousen. Daarin waren haar benen gestegen en ze stapte, ik zocht in verwarring het woord, pront. Parmantig. Koket. Er was iets opgeschoven in haar. Samen met de lengte van haar benen. Ik stond ernaar te kijken: zo dus groeit er een vrouw in mijn huis.”

Hij is een vader zoals elk kind zich die zou wensen, al beseffen ze dat op dat ogenblik niet. Iemand die verhaaltjes voorleest, eerlijke – of op zijn minst aannemelijke – antwoorden geeft op moeilijke vragen (verliefdheid natuurlijk), die mee naar school fietst, en die bij het huiswerk helpt. Weergaloos beschrijft Dewulf hoe zijn dochtertje één voor één de letters van een zin leest, blij van verwondering dat die samen een woord vormen. Elke ouder herkent dat beeld, de zesjarige vingers puntend op het blad, van letter naar letter, van woord naar woord. En een vriend, zo schrijft de auteur, stelt hem voor het allemaal te filmen. ‘Want zij zullen het vergeten en wij zullen het verbloemen.’ Dat heeft Dewulf ook gedaan maar dan op zijn eigen manier. Hij heeft de film van hun jonge leventjes niet alleen met woorden vastgelegd voor later, maar er ook zichzelf ingestopt. Zo zullen zoon en dochter binnen enkele decennia goed begrijpen wat een bijzondere vader ze hadden. Iemand die echt tijd voor hen maakte en zijn eigen gevoelens samensmolt met hun dromen en verlangens die ze zich anders nooit zo scherp zouden kunnen herinneren. Want met het leven, sterven onherroepelijk duizenden beelden, en verdwijnen de onbevangenheid, de argeloosheid, de ongekunsteldheid. ‘Mijn vader, een toffe kerel, zei me eens: “Verlies nooit je onwetendheid, je kan ze niet vervangen”’, zei de Duitse schrijver Erich Maria Remarque. Maar het is vergeefs en juist dát beseft en verwoordt Dewulf als geen ander.

 

Bernard Dewulf, Kleine dagen, Atlas, 2009

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Het doden van een mens- Guus Kuijer

Het doden van een mens- Guus Kuijer

Hitler, de Duitsers en de Holocaust - Ian Kershaw

Hitler, de Duitsers en de Holocaust - Ian Kershaw