Hoofddoek en maagdenvlies - Mona Eltahawy
In de lente van 1923 namen de Egyptische feministes Huda Shaarawi en Saiza Nabarawi deel aan de International Woman Suffrage Alliance Congres in Rome. Toen ze naar Caïro terugkeerden werden ze opgewacht door een groep gesluierde vrouwen die, zoals in die tijd gebruikelijk, gekleed waren in lange zwarte kledij. Toen de twee feministes in het station aankwamen trokken ze de sluiers van hun gezichten waarop de aanwezige vrouwen begonnen te juichen. Hun moedige daad zorgde voor het einde van het haremsysteem in Egypte waarop steeds meer vrouwen hun sluier begonnen af te leggen als symbool van hun pas veroverde vrijheid. Daarop nam het aantal hoofddoeken sterk af. In de jaren zestig waren er nauwelijks nog hoofddoeken te zien in het publieke domein. Alleen vrouwen van de Moslimbroederschap en in achtergestelde agrarische delen van het land bleven ze dragen.
De Egyptische journaliste en activiste Mona Eltahawy verwijst naar deze gebeurtenis in haar boek Hoofddoek en maagdenvlies waarin ze stelt dat het Midden-Oosten een seksuele revolutie nodig heeft teneinde de vrouwen van vandaag te bevrijden uit de patriarchale samenleving waarin ze opnieuw opgesloten zitten. Want na de jaren zestig sloeg de slinger weer in de richting van conservatieve kledingsopvattingen. Vooral na de nederlaag van Egypte tegen Israël en de Iraanse revolutie gingen weer stemmen op van fundamentalistische geestelijken die vrouwen opriepen om de hibjad of de niqaab, islamitische hoofddoeken, te dragen. Die boodschap werd in de jaren negentig verspreid via cassettebandjes en nadien via de alom tegenwoordige satelliettelevisies, zowel in het Midden-Oosten als in het Westen, waarop steeds meer moslimvrouwen zich steeds vaker en vollediger gingen bedekken als een vorm van kuisheid en onderdanigheid ten aanzien van de mannen en hun geestelijke leiders.
Eltahawy, die geboren werd in Egypte, nadien verhuisde naar Londen en daarna terechtkwam in Saoedi-Arabië, droeg zelf jarenlang doelbewust een hoofddoek, maar deed hem uiteindelijk af uit woede voor het hypocriete en misogyne gedrag van zoveel moslimmannen die er enkel op uit zijn hun machtspositie te vrijwaren. ‘Wij Arabische vrouwen leven in een cultuur die fundamenteel vijandig tegenover ons staat en wordt beheerst door mannen die alleen maar minachting voor ons voelen,’ zo schrijft ze. Sterker nog, die mannen haten de vrouwen. Vanaf 1989 begon Eltahawy in te publiceren over mensenrechten en vrouwenzaken en neemt ze geen blad voor de mond. Ze keert zich daarbij niet alleen tegen de moslimmannen, maar ook tegen westerse intellectuelen die vanuit hun cultureel relativisme en vermeend respect voor andere culturen, steun geven ‘aan de meest conservatieve elementen van die culturen’.
Maar waarom dragen vrouwen dan toch die hoofddoek? Volgens de auteur is dat soms uit vroomheid, omdat ze menen dat dit door de Koran wordt opgelegd, soms om hun identiteit als moslim te beklemtonen, maar ook vaak ‘om met rust gelaten te worden en zich wat vrijer te kunnen bewegen in de openbare ruimte’. In dat laatste geval komt er ook heel wat sociale druk op ongesluierde vrouwen bij kijken. Vrouwen dragen het om mannen niet ‘uit te dagen’, om de eer van de familie hoog te houden en hun reputatie – in het bijzonder van hun mannen – niet te grabbel te gooien. In elk geval verwerpt ze de stelling als zou de niqaab een vrij gekozen en feministisch issue zijn. Zo verdedigt Eltahawy ‘het verbod op de gezichtssluier dat is uitgevaardigd in Frankrijk, België en in (sommige delen van) Spanje’. ‘Wij zijn sociale wezens en non-verbale communicatie is een belangrijk onderdeel van onze dagelijkse interactie,’ zo schrijft ze, en daar gaat de gezichtssluier tegenin.
Ook op andere vlakken is de situatie van moslimvrouwen niet rooskleurig. Eltahawy verwijst naar de talloze vrouwen die het slachtoffer zijn van seksuele intimidatie. Veel vrouwen zijn verkracht en worden daar nadien nog eens voor gestraft omdat ze ‘ontucht’ pleegden. ‘Ons maagdenvlies is niet van ons. Het is eigendom van onze familie,’ schrijft ze. Zelf bewaakte ze haar maagdelijkheid tot haar 29ste, omdat ze dit zo van haar familie geleerd had. Om meisjes en vrouwen te behoeden van ontmaagding, past men in heel wat landen genitale verminking toe (FGM, ‘female genital mutulation’, onterecht aangeduid als ‘vrouwenbesnijdenis’ aldus de auteur). Dat zou er toe moeten leiden dat de vrouwelijke seksualiteit in toom wordt gehouden. FGM wordt jaarlijks toegepast op miljoenen meisjes en komt ook voor in bepaalde immigrantengemeenschappen in Europa. Eltahawy weet dat dit een cultureel gebruik is, maar het komt vooral voor in landen waar religieuze leiders een belangrijke impact hebben.
Het boek vormt verder een aanklacht tegen andere praktijken en gewoontes waarin de vrouw steeds benadeeld wordt. Zoals huiselijk geweld, dat natuurlijk ook in de rest van de wereld voorkomt, maar waarvoor vrouwen compleet onbeschermd blijven in de Arabische landen. Mannen erven tweemaal zoveel als vrouwen, de getuigenis van een man is meer waard dan die van een vrouw, en om te kunnen hertrouwen hebben vrouwen de toestemming nodig van hun mannelijke voogd, vaak hun eigen tienerzoon. En dan zijn er de kindbruiden die gerechtvaardigd worden door te wijzen op het huwelijk van de jonge Aisha met de profeet. Eltahawy noemt dit laatste een ‘misdaad’ en weigert nog langer de kop in het zand te steken. Ze verwijt moslims die zeggen: ‘Maar dat is niet de schuld van de islam, het is de schuld van moslims die de religie misbruiken.’ Dat klopt niet. Het is juist religie die ‘de wet van de patriarch in huis’ in stand houdt en het zijn geestelijken die deze patriarch helpen ‘om zijn wet te handhaven,’ schrijft de auteur.
Toch is Eltahawy niet pessimistisch. In haar eigen land Egypte ziet ze voor de toekomst niet zozeer een strijd tussen islamisten en het militaire gezag, maar een toenemende confrontatie tussen het patriarchaat en ‘de vrouwen die de huidige stand van zaken niet langer accepteren’. Wie het boek leest, kan enkel hopen dat de auteur gelijk heeft en dat vrouwen zich kunnen bevrijden. Maar dan zullen westerlingen ook hun steentje moeten bijdragen en niet langer onder een hoed spelen met de machthebbers van patriarchale staten zoals Egypte, Saoedi-Arabië en tal van andere moslimlanden.
Mona Eltahawy, Hoofddoek en maagdenvlies, De Bezige Bij, 2015
Recensie door Dirk Verhofstadt