Angst voor de barbaren - Tzvetan Todorov

Angst voor de barbaren - Tzvetan Todorov

Na de val van de Berlijnse Muur leek het alsof het einde van de geschiedenis in zicht was gekomen. Francis Fukuyama publiceerde in 1991 Het einde van de geschiedenis en van de laatste mens waarin hij de liberale democratie uitriep tot de finale overwinnaar in de strijd tussen de ideologieën. Het leidde tot een enorme opstoot van optimisme en vertrouwen in de toekomst. De 21ste eeuw zou anders zijn dan die vreselijke 20ste eeuw. Alle landen zouden de liberale democratie omarmen, het nationalisme leek uitgeteld, religies hadden nauwelijks nog impact in het publieke domein, de economieën raakten steeds meer met elkaar verbonden, en tal van internationale verdragen en instellingen zouden zorgen voor een betere bescherming van de mensenrechten, de veiligheid (door het afbouwen van de kernwapens) en voor het milieu. Twee decennia later blijft van dit optimisme niets meer over. Sinds de aanslagen van 11 september, de oorlog in Irak, de globalisering, de opmars van China en India, het herwonnen vertrouwen in Rusland, de impact van de klimaatverandering, en recent de internationale financiële en economische crisis, is het pessimisme terug. Robert Kagan schetst in De terugkeer van de geschiedenis hoe de democratieën opnieuw concurrentie krijgen van autocratieën. En Dominique Moïsi beklemtoont in De geopolitiek van emoties hoezeer de gevoelens van hoop, angst en vernedering hele bevolkingsgroepen in hun greep hebben.

Vooral de rol van de religie, in het bijzonder die van de islam, staat vandaag in het centrum van de discussies. Nogal wat opiniemakers volgen daarbij de stelling van Samuel Huntington dat we te kampen hebben met een botsing tussen beschavingen. ‘De gevaarlijkste botsingen in de toekomst zullen waarschijnlijk het gevolg zijn van confrontaties tussen westerse arrogantie, islamitische intolerantie en Chinees zelfbewustzijn’, zo voorspelde Huntington, waarbij hij ook wees op het feit dat de islamitische landen de westerse moderniteit niet alleen met woorden, maar ook met daden bekampen. Die indruk werd natuurlijk versterkt door de terreuraanslagen in de VS, Madrid en Londen, de moord op Theo van Gogh, de gewelddaden naar aanleiding van de Deense cartoons, de rellen in de Parijse voorsteden, en de toenemende spanningen met migranten uit de moslimwereld in het westen. Het veroorzaakte een stroom islamvijandige publicaties met als uitschieter De woede en de trots van de gewezen Italiaanse schrijfster Oriana Fallaci. Het is één grote emotionele, verwijtende en vernietigende aanklacht tegen de islam en tegen al de ‘nuttige idioten’, de zogenaamde Krekels van de progressieve pers de waarheid niet durven zeggen. Ze verwijt de westerse intellectuelen blindheid, onverschilligheid, zelfs lafheid omdat ze het gevaar van het moslimfundamentalisme weigeren onder ogen te zien of omwille van politieke correctheid al te zeer relativeren.

Fallaci was niet de enige. Tal van opiniemakers hebben zich de voorbije jaren gebogen over dit conflict en wezen steeds nadrukkelijker op de onmogelijke koppeling van de democratie met de islam omdat die laatste alles ondergeschikt maakt aan de dogma’s van hun ‘heilige’ teksten. Tegen deze tendens in publiceert de Frans-Bulgaarse filosoof Tzvetan Todorov nu <I>Angst voor de barbaren. De botsende beschavingen voorbij</I>. Het is een goed doordacht antwoord op de veralgemeningen die in deze kwestie steeds luider weerklinken. Hij gaat niet tekeer tegen het multiculturalisme omdat dit gewoon een feitelijke situatie is. In zowat elke grote wereldstad leven nu eenmaal mensen met een verschillende herkomst. We moeten ermee leren leven dat er in ons midden mensen wonen en leven die er andere ideeën en gewoontes op nahouden. Dat betekent niet dat de auteur in relativisme vervalt en het onmiskenbare geweld dat fundamentalisten gebruiken aanvaardt. ‘De westerse landen hebben het volste recht zich te verdedigen tegen elke agressie’, aldus Todorov, maar ‘ze hebben er belang bij zich niet tot een onevenredige, buitensporige en misplaatste reactie te laten leiden.’ Want ‘de angst voor de barbaren brengt het risico met zich mee dat we barbaren worden’, waarbij hij wijst op de uitwassen in de oorlog tegen Irak en Afghanistan, de illegale detenties en folteringen en de gruwelijke praktijken in Guantanamo en Abu Ghraib.

Wat is barbarij? Voor Todorov is dat het ontkennen van het volledige mens-zijn van de ander. In die zin ziet hij een liberale staat als beschaafder dan een tirannie, en beoordeelt hij een cultuur ‘die haar aanhangers prikkelt om zich bewust te worden van hun eigen tradities, maar er ook afstand van weet te nemen’ als beschaafder (dus superieur) aan ‘de cultuur die ermee volstaat haar leden te vleien door hen ervan te verzekeren dat ze de besten van de wereld zijn en dat de andere mensengroepen geen aandacht verdienen’. De mate van beschaafdheid heeft dus te maken met de manier waarop mensen zich gedragen en niet met bijvoorbeeld de productie van cultuurproducten en (technische) instrumenten want die hebben betrekking op het welzijn en niet zozeer op de deugdzaamheid. Het volstaat om te kijken naar de 20ste eeuw om dit goed te beseffen. Todorov wijst erop dat de commandanten van de Einsatzgruppen die massaal Joden vermoorden, gestudeerd hadden. De atoombommen waren technologische hoogstandjes maar zorgden voor heel wat ellende. ‘De barbarij’, aldus de auteur, ‘is juist uit het hart van de Europese beschaving opgedoemd’. Daarmee ontkracht hij de argumentatie van diegenen die het westen ‘superieur’ vinden op basis van de cultuur.

‘Geen enkele cultuur is op zichzelf barbaars, geen enkel volk is voorgoed beschaafd’, zegt Todorov. En hij graaft dieper naar de relatie tussen cultuur en individu. Culturele identiteiten worden in een ideale wereld vrij gekozen, maar dat is natuurlijk theorie. Al van in de kinderjaren krijgen we allerlei gewoontes en (ondermeer) een taal opgelegd. Naarmate men ouder wordt komt men in contact met andere zaken en zo vormt ieder mens zich een eigen beeld. In die zin hebben we niet één maar diverse culturele identiteiten, zoals Amartya Sen reeds beschreef in zijn boek Identity and violence. En culturen zijn nooit zuiver, het zijn altijd mengvormen van bestaande elementen die in min of meerder mate beïnvloed zijn door andere elementen. In die zin veranderen culturen dus voortdurend. Een levende cultuur kenmerkt zich dus door ‘haar veelheid en haar veranderlijkheid’. Waarop Todorov besluit dat ‘een mens altijd binnen een cultuur geboren (wordt), maar dat betekent niet dat het zijn bestemming is erin opgesloten te blijven’. Dit is een aanklacht tegen vormen van nationalisme en orthodox geloof die pleiten voor een terugkeer naar de ‘zuivere’ cultuur en de oorspronkelijke waarden. ‘Er bestaat niet één homogene Franse cultuur, maar een verzameling uiteenlopende, zelfs tegenstrijdige, voortdurend in een staat van verandering verkerende tradities’.

De reden waarom we ons in het Westen moeten afzetten tegen praktijken die ingaan tegen individuele vrijheid, zoals het onderdrukken van vrouwen, is volgens Todorov dus niet omdat ze vreemd zijn aan bijvoorbeeld de Franse identiteit, maar omdat ze in strijd zijn met een reeks morele en politieke waarden die binnen Frankrijk in wetten zijn gegoten. ‘In een democratie moet de wet boven de gewoonte gaan’, schrijft de auteur, waarmee hij regelrecht ingaat tegen praktijken als gedwongen huwelijken, besnijdenissen en het in afzondering houden van vrouwen. In die zin schaart hij zich ook achter de wetgeving die de hoofddoeken op scholen verbood. ‘Het besluit daarover wetgeving te maken (heeft) het uiteindelijk mogelijk gemaakt de spanning weg te nemen die om elk afzonderlijk geval hing’. Een terechte visie die er op neerkomt dat men in deze kwestie best een algemene regeling treft en een dergelijke beslissing niet laat afhangen van willekeurige beslissingen van de scholen zelf.

Todorov keert zich frontaal tegen de idee van een botsing van beschavingen dat steevast wordt voorgesteld als een strijd tussen het ‘vrije westen’ en de islam. Een dergelijke visie speelt in de kaart van de extremisten, aldus de auteur die erop wijst dat de reden van veel agressie bij moslims te vinden is in discriminatie, vernedering en wraakzucht. Daarmee wil hij de gewelddadigheid niet verontschuldigen, maar ze wel begrijpen. Hij waarschuwt dan ook voor generalisaties, het gebruik van het woord ‘islamofascisme’ en het stigmatiseren van de voorstanders van tolerantie (de multiculturalisten). Ook het gelijkstellen van het islamisme met totalitarisme is in zijn ogen fout. Het zijn reducties die een miljard moslims in de armen drijft van enkele duizenden islamisten – een flinke onderschatting me dunkt – en ‘op alle moslims de verdenking (laadt) dat ze terroristen zijn. Het terrorisme moet bestreden worden, maar dan vooral op ideologische en politieke basis, en Todorov waarschuwt dat bij de bestrijding van het terrorisme niet alles geoorloofd is. Zo kant hij zich tegen het toelaten van foltering, zoals gebeurde in Abu Ghraib, Bagram en (vermoedelijk) in geheime gevangenissen in Polen en Bulgarije. Die praktijken hebben immers een nefaste impact, ook en vooral op het beeld dat ondermeer moslims van het westen hebben, en dat op een ogenblik dat waarden als democratie, gelijkwaardigheid en zelfbeschikking zo luid mogelijk moeten weerklinken.

De auteur heeft ook kritiek op de manier waarop een aantal gebeurtenissen in het nieuws zijn gekomen. Zo heeft hij het over de moord op Theo van Gogh waarbij hij aanklaagt dat de daad van de moordenaar ‘uitsluitend met de geest van de islam in verband (wordt) gebracht’. Blijkbaar weet Todorov niet dat Bouyeri voor de rechtbank verkondigde dat inderdaad zijn geloof in de woorden van de Profeet hem tot die moord bewogen hadden. Hij verwijt ook Ayaan Hirsi Ali, die het echte doelwit van de moordaanslag was, dat ze onrealistisch is door van alle moslims te eisen om het atheïsme te omhelzen, maar dat heeft zij nooit gevraagd. Wel dat iedereen in Nederland de liberale grondbeginselen zou naleven. Todorov verwijt Hirsi Ali ‘liever provocerend te werk te gaan dan de aanpassing te vergemakkelijken’, maar wat dat laatste dan juist inhoudt, zegt hij niet. En dat ze er niet in geslaagd zou zijn een discussie uit te lokken over de hervorming van de islam is ook al onjuist. Niemand heeft zoveel cruciale wantoestanden aan de kaak gesteld en daarmee het maatschappelijk debat op gang gebracht dan Hirsi Ali. Zij deed het geweldloos, haar tegenstanders niet. De opmerking van Todorov dat je mensen niet kan dwingen vrij te zijn, is juist – Hirsi Ali heeft dat trouwens nooit ontkend – maar het is zeker waar dat de discussie hierover nu volop gevoerd wordt, ook binnen de moslimwereld, en dat – zeker onder vrouwen – het verzet groeit.

De argumentatie van Todorov dat er niet één islam bestaat en dat men niet alle moslims over dezelfde kam mag gooien, is natuurlijk juist. Het gevaar voor veralgemening bestaat inderdaad en de auteur wijst er terecht op dat de geschiedenis bewezen heeft dat moslims in tal van landen gehoorzamen aan de wetten die er bestaan. Dat neemt niet weg dat orthodoxe moslims een steeds meer greep trachten te krijgen op hun geloofsgenoten, en dat juist zij, net als extreemrechtse en populistische partijen in het westen, mensen trachten terug te dringen tot één enkele identiteit. Terecht stelt Todorov dat de ontwikkeling van een ‘liberale’ islam – al lijkt dat een contradictio in terminis – het werk van moslims zelf zal zijn, maar dat is geen reden om te zwijgen. Moslima Irshad Manji stelt zelfs dat buitenstaanders een belangrijke rol spelen. ‘Zolang jullie weigeren te stoppen met vragen stellen over wat radicale moslims doen, worden moslims gedwongen om na te denken over een aantal zaken. Jullie moeten aan niemand toestemming vragen om kritische vragen te stellen over misstanden binnen de islam. De mullahs en imams kunnen de discussie niet stoppen en steeds meer moslims zelf zullen mee in discussie gaan en zich vragen stellen’, aldus Manji.

Ergens vraagt Todorov zich af hoe iedereen menswaardig kan leven ondanks de verschillende standpunten die we innemen. Zelf is hij voorstander van een seculiere staat waarin we elke godsdienst een plaats geven. Zo pleit hij voor islamitische feestdagen naast de christelijke, en de aanvaarding van bijvoorbeeld niet-gemengd zwemmen in gemeentelijke zwembaden. Ik vrees dat dit geen structurele oplossing zal brengen maar religieuze leiders en groepen zal aanzetten om nog meer door te dringen in het publieke domein, met alle gevolgen vandien. De beste weg lijkt me de acceptatie van een ‘universele seculiere moraal’ waarbij ‘heilige’ teksten ondergeschikt worden gemaakt aan de rechten en vrijheden van het individu. Dat betekent niet dat mensen hun geloof moeten afvallen, wél dat ze dit niet langer aan anderen kunnen en mogen opdringen. Het is juist dat Europa niet altijd een toonbeeld van beschaving is geweest, maar dat neemt niet weg dat het succesvolle project dat de Europese Unie vandaag al meer dan 60 jaar ongekende vrede en welvaart biedt, de ambitie mag hebben om, minstens op haar grondgebied, haar waarden krachtig te verdedigen, en ze ook uit te dragen. Dat laatste moeten we niet met geweld doen, zoals in het verleden het geval was, maar juist door ons verder open te stellen voor die landen die bereid zijn de liberale grondbeginselen ervan te aanvaarden. Turkije mag daarom niet uitgesloten blijven.

Todorov schrijft dat het kritische denken, het feit dat we de veelheid aanvaarden en dat we afzien van geweld om onze conflicten op te lossen, dé kenmerken van de Europese traditie zijn. Juist daarom moeten we alert zijn en blijven voor diegenen die zowel buiten als binnen de Europese Unie de kritische geest aan banden willen leggen, de veelheid willen reduceren tot een (religieuze) eenheid en die het mes bovenhalen om andersdenkenden de keel over te snijden. Angst voor de barbaren is een belangrijk boek. Het houdt ons een spiegel voor hoe, zowel in het verleden als vandaag nog, ranzige politici, opiniemakers en geestelijke leiders garen spinnen bij het scheppen van vijandbeelden, veralgemeningen, angst en haat. We hebben nood aan een nieuw beschavingsoffensief, waarin de gelijkwaardigheid en het recht op zelfbeschikking van elke mens opnieuw centraal staat. Waarbij we tolerant zijn, heel tolerant, maar zoals Karl Popper zei, niet tegenover de intoleranten die de tolerantie willen vernietigen.

 

Tzvetan Todorov, Angst voor de barbaren, Atlas, 2009

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Het kartel van de hel - Diarmuid Jeffreys

Het kartel van de hel - Diarmuid Jeffreys

Schemerland - Piet De Moor

Schemerland - Piet De Moor