De vroolijke tocht - Cyriel Buysse

De vroolijke tocht - Cyriel Buysse

Reizen is zo oud als de mensheid zelf. Volgens onderzoek zou in 2010 ongeveer één miljard mensen een korte of langere reis hebben gemaakt naar een andere regio, een ander land of continent. Maar ook voordien trokken heel wat, doorgaans bemiddelde mensen andere oorden op uit noodzaak of nieuwsgierigheid. In tal van boeken lees je hoe avonturiers (zoals Marco Polo), muzikanten (zoals Mozart), schrijvers (zoals Goethe), geleerden (zoals Michel de Montaigne), revolutionairen (zoals Thomas Paine en Karl Marx) en vele anderen buitenlandse steden en landen gingen bezoeken. Dat deden ze aanvankelijk met paard en koets, met boten, en met de trein. Vooral vanaf het midden van de 19de eeuw begon het aantal reizigers snel toe te nemen vooral dan naar bijzondere evenementen die tot de verbeelding spraken van de Europese elite. De eerste wereldtentoonstelling in 1851 in Londen trok al zes miljoen bezoekers, op die in 1900 in Parijs waren er al meer dan 50 miljoen. Dat aantal zou in het begin van de 20ste eeuw nog sneller oplopen met de komst van de eerste automobielen alhoewel de aankoop ervan enkel was weggelegd voor mensen met geld. Onder hen de Vlaamse schrijver Cyriel Buysse die in 1908 een Minerva kocht, een auto van Belgische makelij met vier cilinders die een topsnelheid kon halen van 80 kilometer per uur.

Buysse is als schrijver vooral gekend omwille van zijn naturalistische verhalen zoals Het recht van de sterkste, Tussen Leie en Schelde, Zomerleven, Tantes en zijn alom gekende toneelstuk Het gezin Van Paemel. Toch bleef Buysse lange tijd wat ondergewaardeerd, maar sinds de publicatie van uitstekende biografie Het leven, niets dan het leven. Cyriel Buysse en zijn tijd van Joris Van Parijs in 2007 is de auteur weer helemaal terug. Niet te verwonderen dat de begenadigde fotograaf en reisverslaggever Michiel Hendryckx over Buysse voor Klara een mooie radiodocumentaire maakte over de reistochten die Buysse in 1910, 1913 en 1923 met zijn automobiel maakte in Frankrijk en die vereeuwigd staan in zijn boeken De vroolijke tocht, Per auto en De laatste ronde. De grootste reis maakte Buysse in 1910 waarbij hij vanuit Afsnee over Bouillon, Sedan, Dijon en Avignon uiteindelijk terechtkomt in Monte-Carlo om dan weer te keren via Carcasonne, Baskenland, Chartres, Parijs en zo terug. Een tocht van vijfduizend kilometers. Hendryckx reed in 2010 hetzelfde parcours dat Buysse honderd jaar voordien had afgelegd, ook met de auto, maar dan wel met een modern uitgerust exemplaar met servo, airco, turbo en ander comfort. Hij reed langs dezelfde wegen die Buysse ooit had gebruikt en geeft op de bijgevoegde CD’s zijn persoonlijke commentaar.

Buysse vertrok vroeg in oktober 1910 vanuit zijn woonplaats in Afsnee samen met drie jonge stiefdochters. In die periode, zo schrijft en vertelt Hendryckx, waren er nog maar 6.000 auto’s in België. Toch bestond er al sinds 1899 een verkeersreglement. Zo mocht men maar 10 kilometer per uur rijden in de bebouwde kom en 30 kilometer daarbuiten, al zullen de avonturiers van die tijd zich niet veel aangetrokken hebben van die limieten, waardoor ze zich vaak de woede op hals haalden van de boeren als ze al een kip of erger, een kind omver reden. De auto had geen dak zodat de bestuurder en de inzittenden zich dik moesten aankleden en stofmaskers dragen. Hendryckx beschrijft het allemaal met veel oog voor details die de lezers en luisteraars onderdompelen in een ver verleden en tegelijk ook intrigeren. Hoe zagen de wegen er toen uit? Stonden er wegwijzers langs de kant? Had de wagen koplampen? Wat moesten ze doen als het begon te regenen? En waar haalden ze de nodige benzine? Bestonden er toen al garages en pompstations? Dat woord ‘pompstation’ krijgt plots een dubbele betekenis als je leest hoe vaak Buysse een platte band kreeg (meestal door spijkers op de weg) en zelf alles moest herstellen. En dan rijst nog de vraag hoe de chauffeur zijn weg vond? Dat laatste is blijkbaar niet zo moeilijk. Hendryckx zelf spreekt van een Michelinkaart van het jaar 1900 die blijkbaar bijzonder handig en betrouwbaar was, en nog steeds is.

Buysse is een meesterlijke schrijver. Zijn reisverslag leest dan ook als een aaneenschakeling van kleine, intieme portretjes over gastvrije hotelletjes, heerlijke maaltijden en de opwinding van de drie jongedames. Alleen het landschap zet hem ertoe aan om veel dieper te gaan en met al zijn literaire kracht zaken te beschrijven zoals een begenadigde schilder dat doet. Met veel schakering en nuance, een rijkdom aan woorden en woordspelingen, realistisch en toch melancholisch. Het is alsof je naast de chauffeur zelf zit waarbij je aanvoelt hoezeer Buysse van zijn reis heeft genoten. En dat allemaal in 1910, nog vier jaar voor de Grote Oorlog uitbrak. Zelf verhaalt hij die vorige oorlog tussen Frankrijk en Duitsland, een vergeten oorlog maar daarom niet minder verschrikkelijk. Zo passeert de chauffeur en auteur een kerkhof waar Duitse en Franse soldaten begraven liggen, waarop hij zich de eeuwige vraag stelt: waarom doen mensen elkaar dit toch aan? Op de CD zuigt Hendryckx de luisteraar ongemerkt in zijn eigen leefwereld. Hij bezit een tweede verblijf in het departement La Meuse met de opvallende naam ‘Les tantes’, naar een boek van Buysse al zit er nog een ander verhaal achter dat de luisteraar zelf moet ontdekken. Hij verklaart zijn liefde voor de auto (die bevredigt een primaire behoefte van de mens) en ergert zich aan de politiek correcte afkeer ervoor. Hij zou inderdaad goed overeengekomen zijn met autoliefhebber Buysse.

Zo ziet hij hoe men het centrum van Nancy verkeersvrij heeft gemaakt waardoor de stad een stuk van haar vitaliteit en charmante chaos is kwijtgeraakt. Ik kan me moeilijk indenken dat Hendryckx dat ook zou vinden van Gent waar de Graslei nu een aantrekkingspool voor mensen vormt, en niet van auto’s. In elk geval zal Buysse er vroeger niet veel last van gehad hebben. Hij reed zonder bumperduwers door de wijngaarden van Bourgondië waar ‘meer wijn is dan water’ en zo dieper naar Avignon om er te genieten van het Palais des Pâpes en de beruchte brug. Die zijn er vandaag ook nog, alhoewel men nu overal inkom moet betalen. Het massatoerisme eist zijn tol en dat maakt Hendryckx weemoedig. De reis gaat verder door de Provence en zo op weg naar Grasse, dé parfumstad. Het is een van de mooiste scènes uit het boek van Buysse en de CD van Hendryckx. Buysse hoopte hier opnieuw de zee van bloemen te zien waaruit de dure parfums werden gemaakt, maar die waren intussen vervangen door scheikundige stoffen. Ook Buysse zal zich al geërgerd hebben aan de ‘modernisering’. Op de CD verhaalt Hendryckx over de vriendschap van Buysse met die andere literaire reus Maurice Maeterlinck, de enige Nobelprijswinnaar die ons land rijk is maar desondanks bij ons miskend blijft. Blijkbaar had Buysse al in 1906 een autorit gemaakt met Maeterlinck. De beschrijving ervan in De vroolijke tocht is één van de meest kleurrijke. Ik verklap het niet, dit moet je lezen.

Zo vervolgt Buysse zijn reis met Hendryckx in zijn bandenspoor. Met een grappige scène in de speelholen van Monte-Carlo, de beschrijving van een zicht dat door Vincent Van Gogh vereeuwigd werd, en (uit een later verhaal) een blik over de muur van de tuin in Giverny waar Claude Monnet zijn buitenverblijf had. Hendryckx filosofeert over de kracht van het woord om vrouwen te verleiden, legt uit waarom een auto ongeschikt is om de liefde de bedrijven, en het labyrinth als metafoor voor de reis die op zich belangrijker is dan het doel. Het is een streling voor het oog en het oor, en nodigt uit om zelf in de wagen te stappen en zonder dralen dezelfde weg op te gaan. Op zoek naar de vergane tijd. Dat laatste beseft Hendryckx trouwens heel goed. Hij vraagt zich af wat er van het Frankrijk dat hij kent nog over zal blijven als zijn zoontje van vijf later groot zal zijn. Een naïeve gedachte want zoals de Griekse presocratische filosoof Herakleitos zei: ‘Panta rhei’ of ‘alles is in beweging’. Zo is het wel mogelijk om tweemaal in een rivier te stappen, maar toch zal dat nooit hetzelfde zijn. Zowel de persoon zelf als het water in de rivier zijn intussen veranderd. En zo gaat het met de hele kosmos die voortdurend in verandering is. Het Frankrijk van Buysse is niet hetzelfde van dat van Hendryckx en dat zal op zich ook niet meer hetzelfde zijn van dat van zijn zoontje.

Wat overblijft zijn herinneringen. Kleine en grote gebeurtenissen, meer of minder belangrijke monumenten, enkele bijzondere gebouwen en landschappen die mee opgaan in de loop van de tijd en stilaan maar zeker hun oorspronkelijke betekenis verliezen. Hendrickx volgde nog de binnenwegen, maar de meeste toeristen nemen de autostrade, de TGV of het vliegtuig. Op weg naar een door een reisorganisatie voorgesteld paradijs. Vaak kleur- en geurloos maar blijkbaar gewild door de massa’s toeristen die op zoek zijn naar een week ontspanning. Alleen is die week niet voldoende om echt te genieten van iets anders, van de zucht naar het onbekende (alhoewel talloze foto’s in brochures en op internet zowat alles onthullen), en van het avontuur dat elke reis zou moeten zijn. Hendryckx beseft zelf dat het niet meer van deze tijd is en dat hijzelf met het ouder worden de ‘spanning’ van het reizen verloren heeft. Hij schrijft dit toe aan zijn ouder worden en dat is ook zo. Niet vanuit de pretentie dat hij al alles zou gezien hebben, maar uit de wetenschap dat het onmogelijk is om de sensatie van een reis zoals Buysse die honderd jaar geleden aan den lijve ondervond, opnieuw te ervaren. Maar laat dat niemand weerhouden om te genieten van twee mensen die gek zijn op reizen en elk op hun manier getuigen van het genot van het reizen, en de lezers en luisteraars ‘goesting’ doen krijgen om stante pede op stap te gaan. Liever vandaag dan morgen.

 

Cyriel Buysse, De vroolijke tocht. Met de automobiel door Frankrijk nagereden door Michiel Hendryckx, Lannoo, 2011

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
De stille overname - Noreena Hertz

De stille overname - Noreena Hertz

De geschiedenis van de vooruitgang - Rutger Bregman

De geschiedenis van de vooruitgang - Rutger Bregman