De Koran uitgelegd - Rachid Benzine
Na mijn pensioen stortte ik me op de lectuur van de Bijbel. Elke ochtend las ik er een stuk in en na zo’n anderhalf jaar had ik de 1878 bladzijden van de Willebrordvertaling (goedgekeurd door kardinaal Godfried Daneels) achter de kiezen. Ik ben niet echt vrolijk geworden van dit onheilig gewelddadig en racistisch boek, vol genocides (door God zelf gepleegd!) en oproepen tot moord, onder meer op homo’s. Het wordt weleens een meesterwerk genoemd, maar waar die literaire reputatie van de Bijbel op gebaseerd is, is me, op een aantal passages na, nooit duidelijk geworden. Iedereen praat iedereen maar na, zonder de proef op de som te nemen. Hoe dan ook, de Bijbel is als literatuur sterk overroepen, opsommerig, vervelend, hoogdravend, vaak chagrijnig van toon, boos, geschreven in een wirwar van stijlen, afin, het is een rommeltje en inhoudelijk ethisch zeerverwerpelijk, althans voor het grootste deel. Hooguit een paar verhalen beklijven (het boek Job, de plagen in Egypte, de Apocalyps, de bereidheid van Abraham om zijn zoon te offeren, enzovoort) maar die kende ik nog uit mijn jeugd. Het is een wel erg mager resultaat voor een boek waaraan zo’n 1000 jaar geschreven is door zo’n honderd auteurs.
Maar het kon nog erger, zo bleek, want nadien zette ik me nieuwsgierig aan het heilig boek van de moslims. De Koran, ook geroemd als een literair meesterwerk, bezorgde me de meest choquerende leeservaring van mijn leven en dat op alle vlakken. Stilistisch is het zo onbehouwen dat ik er na een kwartier telkens barstende hoofdpijn van kreeg. Ik had ook meteen een hekel aan het hoofdpersonage, ene God, die onvermoeibaar zelfgenoegzaam fulmineert tegen iedereen die hem niet aanbidt en zich niet onderwerpt. Al even vermoeiend en abject zijn de chantages en de voortdurende dreigementen met etter, gloeiend water, vuur en hel voor ongelovigen – daar zijn geen moderne atheïsten mee bedoeld maar alle mensen die niet in Hem geloven, dus bijna de hele wereldbevolking in de begintijd van de islam. Toch vangt vrijwel elke soera aan met ‘In de naam van God, de erbarmer, de barmhartige’.
Maar van enig mededogen is in dit boek nauwelijks wat te merken. Al in de tweede soera worden andersdenkenden ‘doof, stom en blind’ genoemd en wat dacht je van: ‘Zij die ongelovig zijn in Onze tekenen, hen zullen Wij in een vuur laten braden. Telkens als hun huid gaar gebakken is, vervangen Wij die door andere huid, opdat zij de bestraffing proeven.’ (soera 4,56) Je reinste satanisch plezier om andermans leed. De Koran hupt zo van de ene bedreiging naar de andere bestraffing, tergend repetitief en cirkelredenerend. Hier is er nog eentje, soera 5,81: ‘De vergelding van hen die tegen God en Zijn gezant oorlog voeren en erop uit trekken om op de aarde verderf te zaaien zal zijn, dat zij ter dood gebracht zullen worden, of gekruisigd, of dat hun handen en hun voeten aan tegenovergestelde kanten worden afgehouden.’ Wat ook opviel, is dat de Koran puur plagiaat van de Bijbel is. Adam, Noach, Mozes, Abraham, Ismaël, Jezus, Lot, Maria, de engel Gabriël en Michael, noem ze maar, ze draven allemaal op, maar nooit spannend verteld, nee, de Bijbelse verhalen worden verondersteld bekend te zijn en dat waren ze in de 7de eeuw natuurlijk ook.
Wel wordt er hier en daar religieus-ideologisch bijgestuurd. Jezus is niet langer de zoon van God maar een profeet, een voorganger van Mohammed dus die het verbrod heeft. En de Drievuldigheid was iets te moeilijk voor de Arabieren en wordt keihard ontkend. Er is maar één God én hij is wraakzuchtig (zegt hij zelf) Vrouwen en mannen moeten bijvoorbeeld na ontucht langs 100 stokslagen krijgen en ‘bij hun bestraffing moet een groep gelovigen aanwezig zijn’. Maar van een hoofddoek of 72 maagden in de hemel voor martelaars is dan weer geen sprake. Waar halen moslims dat dan? Er is overigens helemaal géén sprake van martelaars in de Koran.
Om kort te gaan, voor mij is de Koran een verwerpelijk inhumaan boek dat dweept en oproept tot geweld en waar ik geschokt door was. Ik wilde dus weleens weten wat Rachid Benzine, een Franse liberale islamkenner met Marokkaanse roots, daarvan vindt. In zijn zopas verschenen boek De Koran uitgelegd trekt hij royaal de kaart van de historische context. Zowat elke soeraparagraaf moet volgens hem tegen de politiek-culturele achtergrond van de 7de eeuw gelezen worden. Dat levert best aardige weetjes en interessante verklaringen op over de structuur van de Koran, het Arabisch, de rivaliteiten tussen de diverse clans in de woestijn, de handelskaravanen, enzovoort. Maar hoe overtuigend is deze deconstructie van de Koran? Rachid Benzine is intelligent, goed ingelezen, ook in de Bijbel en de joods-christelijke cultuur en dat is een pre. Hij schrijft doorgaans helder en neemt de geïnteresseerde lezer bij de hand door zijn boek een vraag-antwoordstructuur te geven, bijna zoals de Mechelse Catechismus.
Maar hij hinkt daarbij vaak van het ene op het andere been. Is de Koran door God geschreven? Zijn antwoord: volgens de historicus niet, volgens de gelovige wel. Wie was Mohammed? Antwoord: Je moet een onderscheid maken tussen Mohammed als historisch personage en het beeld van Mohammed als Profeet. Dat laatste is een constructie. Zijn er verschillende versies van de Koran, zoals er ook apocriefe Bijbelteksten zijn? Ja, maar die verschillen maar in details en de meeste zijn verdwenenof kennen we maar indirect via andere boeken. Hoe dan ook, geen enkel Koranfragment dateert uit de tijd van Mohammed zelf. En dan signaleert Benzine zelf plots de zwakte van zijn eigen boek: ‘Het merendeel van de hedendaagse historici die zich over de samenstelling van de korantekst buigen is het in mindere of meerdere mate oneens met wat religieuze autoriteiten erover zeggen.’ Dat is natuurlijk de crux. Rachid Benzine mag zich inderdaad uitsloven om een zo historisch juist mogelijke uitleg van de Koran te geven, vaak zeer overtuigend trouwens, maar daarmee blijft hij een roepende in de woestijn tegen het felle geschreeuw in van salafisten, IS-strijders, sjiitische ayatollahs , haatimams, Moslimbroeders, al-Qaeda-terroristen, enzovoort. In de dagelijkse praktijk wordt wereldwijd nu eenmaal een totaal andere lezing van de Koran gegeven. Rachid Benzine moet ook de moskee in het midden houden, wil hij zijn eigen achterban niet verliezen. Dat valt vooral op in de meer problematische hoofdstukken.
In ‘De Koran en het geweld’ erkent hij weliswaar dat geweld een onderdeel van de tekst is, maar ook die moet je in zijn historische omstandigheden plaatsen. ‘Je vindt in de Koran geen geweld terug dat uitsluitend “koraniek” is. Het gaat om tribaal geweld, om geweld zoals dat in een tribale samenleving gebruikelijk was. Het geweld in de Koran druist in feite nooit in tegen de sociale regels van de maatschappelijke context waarin hij ontstaan is.’ Daarmee bedoelt Benzine dat de Arabische familie- en clansamenleving destijds op loyaliteiten gebaseerd was. Er werd geen geweld gebruikt tegen leden van de coalitie, tenzij een clan de loyaliteit verbrak. Dan bestond er geen compassie. Dan trad de tribale versie van oog om oog, tand om tand in. Ik twijfel niet aan die lezing, maar wat moet je er vandaag mee?
Op dezelfde manier fileert Benzine de oorspronkelijke betekenis van ‘jihad’, best interessant, maar daarmee heb je de huidige agressieve betekenis van die term nog niet uitgewist, laat staan de jihad-praktijkzelf opgelost. Ik bedoel maar, de auteur verwijt zowel moslims als niet-moslims grote onwetendheid over het ontstaan van de Koran waardoor ze niet tot een verantwoorde interpretatie ervan komen, maar, hoe waar ook, dat blijft een loze uitspraak en vooral een druppel op een hete plaat. Jihad hééft nu een andere betekenis, zo gaat dat met begrippen. Een ander voorbeeld: de ‘notie van afvalligheid’ bestond niet in de zevende en achtste eeuw en komt ook niet in de Koran voor. Maar een Hadith zegt: ‘Wie zijn godsdienst verwerpt, dood hem’ . Wat hebben afvallige moslims die met de dood bedreigd worden dan aan de wetenschap dat die Hadith haaks staat op de Koran?
Benzine gaat zelfs zover om het zogenaamde ‘vers van het Zwaard’ totaal anders te vertalen. Dat vers luidt: ‘Als de heilige maanden zijn verstreken, doodt dan de veelgodendienaars waar jullie hen vinden, grijpt hen, belegert hen en wacht hen op in elke mogelijke hinderlaag.’ Zo vertaalt hij ‘doodt’ met ‘strijdt’. Hij heeft er ruim twee pagina’s voor nodig om zijn vertaling te vergoelijken en vertrekt daarvoor weer vanuit een tribale gevechtscontext. Het zal wel, maar welke moslimterrorist heeft hier een boodschap aan?
Ook als het over de positie van de vrouw gaat, wordt het discours wat ongemakkelijk. Benzine ruilt zijn gebruikelijke scherpzinnigheid dan in voor wolligheid. Het heet dan: de moslimwereld is nog niet klaar voor de gelijkwaardigheid van man en vrouw, het hangt van de korancommentaren af, elke lezer is geroepen tot een vindingrijke lezing van de tekst, alleen een geïnterpreteerde tekst leeft. .. Tsja. De praktijk bewijst juist hoe onbeweeglijk en star de juridische bepalingen in de Koran zijn, op hier en daar een verlichte imam na, die dan vaak nog met de dood wordt bedreigd. Precies omdat zoveel regelingen door deze ‘heilige’ tekst zijn vastgelegd, worden groeiende ethische inzichten geblokkeerd. Daar helpt geen spitsvondig historisch interpreteren aan. De heisa over het verdoofd slachten van dieren maakt dat nog eens duidelijk. Onze godsdienstvrijheid wordt dan ingeroepen om morele vooruitgang te blokkeren.
Benzines historische benadering stoot in het hoofdstuk over de vrouw op zijn grenzen. Volgens de Koran ziijn er twee vrouwen nodig om één man te vervangen, wil het getuigenis rechtsgeldig zijn. Dit betekent niet per se dat de vrouw voor moslims minderwaardig is, volgens Benzine. De vrouw had destijds geen commerciële ervaring en op die manier wilde men dat gebrek aan kenniswilde compenseren. Hij geeft wel toe dat veel moslimgeleerden en gelovigen dit anders zien. ‘Ik durf niet te beweren dat ik weet welke hiervan de goede interpretatie is.’ Nog zwakker is dat hij niet ingaat op het Koranvers dat de man toestemming geeft om zijn vrouw te slaan als ze ‘ongezeglijk’ is.
Rachid Benzine is op zijn best als hij het over de verschillen tussen Mekka en Medina (ook in de soera’s) heeft, over de tribale samenleving, over hoe de orale openbaringen uiteindelijk veel later in geschreven tekst is vastgelegd, over taal (veel woorden in de Koran zijn niet Arabisch maar Oudsyrisch, een heiligschennende uitspraak voor moslims) en over beledigingen van de Profeet. Mohammed werd in de Koran zelf door zijn tegenstanders voor leugenaar en castraat verweten. Benzine: ‘Wat zijn tegenstanders in de Koran zelf over de Profeet zeggen om hem of zijn boodschap belachelijk te maken, gaat wel wat verder dan een paar hedendaagse spotprenten.’
De auteur schetst in De Koran uitgelegd indringend de historisch omstandigheden waarin de Koran tot stand gekomen is en probeert zo een wat liberalere en mildere interpretatie ervan naar voren te schuiven. Alle perverse uitwassen komen uit onwetendheid en onvoldoende kennis van de geschiedenis. Of die visie veel moslims zal overtuigen, betwijfel ik. ‘Ben je eigenlijk nog gelovig?’ krijgt Benzine vaak op lezingen te horen. Dat zegt genoeg. Dat hij die vraag in zijn boek niet beantwoordt, is ook veelbetekenend. Toch zou je wensen dat alle 1,6 miljard moslims dit boekje zouden lezen. Het zou de wereld hopelijk wat rustiger kunnen maken. Nog beter zou zijn dat elke moslim de Koran zelf zou uitspellen zoals ik heb gedaan. Ik kan me niet voorstellen dat ze dan nog achter zo’n perfide boek blijven staan.
Rachid Benzine, De Koran uitgelegd, AUP,198 blz., 2017, €14,95
Recensie door Leo De Haes