De religieuze wurggreep van de Grondwet - Leni Franken
Al decennialang draagt de Belgische belastingbetaler bij aan de subsidiëring van erkende levensbeschouwingen. Deze financiering, die momenteel zo’n 415 miljoen euro zou bedragen, is volgens Gwendolyn Rutten (Open VLD) overbodig en zou daarom beter worden afgeschaft: “alle religies moeten zichzelf bedruipen. De tijd is rijp om de discussie aan te vatten”, aldus Rutten. De reacties lieten, uitgerekend op Stille Zaterdag, niet lang op zich wachten. CD&V is traditiegetrouw tegen het voorstel. Er is immers “nood aan positieve zingeving en die kan best een duwtje in de rug krijgen”, aldus CD&V-Kamerfractieleider Servais Verherstraeten. Of dit klopt is echter twijfelachtig. Zo worden levensbeschouwingen in Nederland sinds 1983 niet langer gesubsidieerd door de overheid, maar dit heeft zeker niet geleid tot hun ondergang of tot een inperking van de godsdienstvrijheid. Volgens sommigen is een hands-off beleid zelfs veel 'gezonder' voor kerk en staat omdat het de vrije beleving van godsdienst (zonder enige staatsinmenging) vergemakkelijkt en religie meer vanuit de basis wordt beleefd.
Een ander argument van CD&V is dat van de controle: “Als je de financiering van religies lost, dan dreig je ook de controle te verliezen”. Op het eerste gezicht een plausibel argument: voor wat hoort wat, dus wie geld in het laatje wil, moet aan een aantal criteria voldoen die door de overheid worden opgelegd en gecontroleerd. Maar is het wel zo eenvoudig? De heisa rond de Fatih-moskee in Beringen maakt alvast duidelijk dat overheidscontrole ook bij erkende levensbeschouwingen niet vanzelfsprekend is. Bovendien zijn bij een erkennings- en financieringssysteem lang niet alle geloofsgemeenschappen erkend (denk aan de Grote Moskee in Brussel), waardoor heel wat levensbeschouwelijke organisaties aan overheidscontrole blijven ontsnappen. Ook Bart De Wever (NV-A) verdedigt het status quo. Zo riep hij op om het systeem, dat “de vrucht van een delicaat historisch compromis in de verhouding tussen kerk en staat” is, niet te veranderen omdat het “niet opportuun” is. Nochtans blijkt uit recent onderzoek dat 87% van de Belgen <I>niet</I> achter het huidige financieringssysteem van levensbeschouwingen staat. Wie dit negeert, is blind voor de realiteit. Blijkbaar is de gevoeligheid van het Belgische kerk-staat systeem nog steeds een vrijgeleide om het systeem onaantastbaar te maken en de discussie niet te voeren.
Dat het financieringssysteem van levensbeschouwingen een gevoelige snaar raakt, blijkt ook uit de reactie vanuit vrijzinnige hoek. Principieel zijn de vrijzinnigen voor een strikte scheiding tussen kerk en staat, maar Sylvain Peeters (voorzitter UVV) wijst er, niet geheel onterecht, op dat zo een scheiding in de praktijk niet realiseerbaar is omdat ze aan de totale maatschappij zou raken. De actieve overheidssteun voor levensbeschouwingen reikt immers veel verder dan enkel het betalen van lonen en pensioenen van bedienaars van de eredienst en morele consultenten. Denk maar aan de vele katholieke scholen en zorginstellingen en aan de levensbeschouwelijke vakken in het leerplichtonderwijs. Kortom, omdat er geen beginnen aan is om het Belgische kerk-staat model <I>grondig</I> aan te pakken, blijven we er maar beter af… Dat de vrijzinnige gemeenschap ook zelf tot het clubje geprivilegieerde erkende levensbeschouwingen behoort en bij een grondwetswijziging mogelijk in haar eigen vlees zou snijden, speelt allicht ook een rol in deze vrijzinnige behoudsgezindheid.
Voldoende non-argumenten dus om het voorstel van Rutten af te schieten. Enkel John Crombez (SP.A) heeft de moed om de discussie over grondwetsartikel 181 mee aan te gaan. Dit artikel, dat onder meer teruggaat op het Napoleontische regime op het einde van de achttiende eeuw en op de Belgische Grondwet (1831) is niet meer van deze tijd en geeft levensbeschouwingen onnodige voorrechten. Hiermee is echter niet gezegd dat overheidsfinanciering voor levensbeschouwingen niet toegestaan zou zijn. Een overheid die sportclubs en cultuurverenigingen subsidieert maar zou weigeren om dit ook voor religieuze verenigingen te doen, is discriminerend en neemt de vrijheid van godsdienst en van vereniging niet ernstig. Er is echter helemaal geen reden om deze financiering grondwettelijk te verankeren, zoals in België momenteel het geval is.
Een overheid die grondwettelijk vastlegt dat levensbeschouwingen ondersteuning moeten krijgen is, net zoals een overheid die grondwettelijk zou vastleggen dat kunst, sport en/of recreatie gesubsidieerd moet(en) worden, niet neutraal. Ze gaat er niet enkel verkeerdelijk vanuit dat overheidssteun noodzakelijk is om de vrijheid van godsdienst te garanderen; ze lijkt er daarnaast ook vanuit te gaan dat levensbeschouwingen voor iedereen belangrijk of waardevol zijn, maar dat is een foutieve en niet-neutrale veronderstelling. Er bestaat geen enkele grondwet die de overheid verplicht om sportclubs of bejaardenverenigingen te subsidiëren of om de lonen van voetbaltrainers met overheidsgeld te betalen. Welnu, op dezelfde manier zou de Grondwet ons niet mogen verplichten om levensbeschouwingen en hun bedienaars of afgevaardigden te subsidiëren. Een grondwet moet dienen om onze fundamentele rechten en vrijheden te garanderen, maar over de manier waarop dat gebeurt moet ze geen uitspraak doen. Dit laten we in een liberale democratie over aan de burger.
Ook met het oog op mogelijke controle is het verstandiger om levensbeschouwelijke verenigingen op dezelfde manier te behandelen als andere verenigingen. Omwille van de godsdienstvrijheid wordt aan levensbeschouwelijke organisaties een grote mate van autonomie gegeven, waardoor overheidscontrole bijna onmogelijk wordt. Dit is echter verkeerd. Waarom zouden we als overheid levensbeschouwelijke organisaties meer vrijheid – en dus minder controle en transparantie – gunnen dan andere organisaties? Het klassieke antwoord ‘omwille van de godsdienstvrijheid en de scheiding tussen kerk en staat’ volstaat niet. De vrijheid van vereniging laat immers toe dat alle organisaties, inclusief religieuze organisaties, eigen regels, wetten en toelatingsvoorwaarden mogen opstellen. Voorwaarde is wel dat de fundamenten van onze liberale democratie (vrijheid en gelijkheid) worden gerespecteerd en dat de financiering van de organisaties transparant is. Precies hier is er een groot probleem bij levensbeschouwelijke organisaties: omwille van de godsdienstvrijheid wordt hen meer autonomie en minder transparantie gegund, maar de gevolgen hiervan wegen de laatste jaren wel erg zwaar.
Hoog tijd dus om het voorstel van Rutten ter harte te nemen en ons te bevrijden uit de religieuze wurggreep van de Grondwet. En laten we dat dan maar meteen grondig doen: niet alleen artikel 181, dat overheidsfinanciering van bedienaars van erkende religies en van afgevaardigden van erkende niet-confessionele levensbeschouwingen vastlegt, is aan herziening toe. Ook artikel 24, waarin wordt vastgelegd dat de openbare scholen onderwijs in de erkende religies en in de niet-confessionele zedenleer moeten aanbieden en waarin de financiering van deze vakken en van de godsdienstvakken in het vrij onderwijs wordt vastgelegd (momenteel is dit in Vlaanderen goed voor zo’n 292 miljoen euro), is aan een wijziging toe. Ook dit artikel is achterhaald en geeft (erkende) levensbeschouwingen onnodige privileges. Bovendien bemoeilijkt deze grondwettelijke verankering het debat over de hervorming van de levensbeschouwelijke vakken en de mogelijkheid om een algemeen vormend vak over levensbeschouwingen, ethiek, filosofie en burgerschap in te richten.
De organisatie van de levensbeschouwelijke vakken hoort, net zoals de financiering van levensbeschouwingen, niet thuis in de Grondwet. Onderwijscurricula moeten steeds op de noden van de samenleving afgestemd zijn en men moet daarom steeds op basis van onafhankelijke expertise – en niet op basis van vastgeroeste levensbeschouwelijke en/of verzuilde belangen – kunnen bepalen hoe het curriculum er moet uitzien. Wie op voorhand vastlegt dat de vakken Nederlands, Frans en Engels op het curriculum moeten staan, houdt er geen rekening mee dat het gebruik van deze talen kan (en zal) evolueren en dat het onderwijs zich daaraan zal moeten aanpassen. Welnu, een overheid die op voorhand beslist dat levensbeschouwelijke vakken tot het curriculum moeten behoren, vervalt in dezelfde zonde en houdt er geen rekening mee dat de noden en wensen van het onderwijs, net zoals de noden en wensen van de gehele samenleving, evolueren.
Leni Franken
De auteur werkt voor het Centrum Pieter Gillis, UAntwerpen.
In mei verschijnt het boek Geld voor je god? van Leni Franken bij UPA.