Ni Putes Ni Soumises - Fadela Amara
Fadela Amara is een jonge Franse vrouw van Algerijnse afkomst die al sinds 1980 militeert tegen het racisme en voor de erkenning van vrouwenrechten. In 2000 werd ze gekozen tot voorzitster van de Fédération nationale des Maisons des Potes en sinds 2003 van de nieuwe vrouwenbeweging Ni Putes Ni Soumises waarover ze een boek schreef onder dezelfde titel. Fadela Amara groeide op in een voorstad van Parijs in een Maghrebijnse familie met tien kinderen. Vanuit de familiale traditie kregen de jongens en vooral de oudste zoon alle rechten, zijzelf en haar zusters bijna geen. Vrouwen mochten alleen buiten om inkopen te doen en de kinderen van school te halen en de dochters werden in dezelfde zin kort gehouden. Toch bestond er in de loop van de jaren tachtig nog een zekere bewegingsvrijheid en binnen de buurt heerste een vorm van solidariteit en wederzijds respect tussen mannen en vrouwen.
De situatie veranderde evenwel in de loop van de jaren negentig. De werkloosheid slaat dan hard toe en anderzijds krijgt het islamitisch fundamentalisme een opstoot. Het traditionele gezag van de (vaak werkloze) vader gaat zo over op hun oudste zonen die eerder luisteren naar het woord van de imam. Op die manier raken vrouwen steeds meer geïsoleerd en afhankelijk van de oudste zoon en zelfs van alle jongens van de buurt. Fadela Amara beschrijft hoe jonge mannen zonder werk steeds autoritairder optreden en bezit nemen van de lichamen van de meisjes door hen te verplichten zich te sluieren. Jeans, T-shirts en maquillage worden niet langer toegestaan. Wie dat toch draagt wordt beschouwd als een hoer. Contacten met andere jongens is verboden en meisjes moeten maagd blijven tot hun huwelijk. Iedereen, buurtbewoners maar ook de overheden, sluit de ogen omdat het zogezegd in het belang is van die meisjes. In werkelijkheid gaat het om een perfide systeem van onderdrukking van de vrouwen (hetzelfde gebeurt trouwens ten aanzien van homo’s).
De meeste meisjes plooien zich noodgedwongen naar de wil van de jongens. Ze blijven thuis, vangen de jongere kinderen op, helpen hun moeder en doen het huishouden. Meisjes die zich niet houden aan deze ‘gedragsregels’ worden gepest, vernederd of verkracht. Velen onder hen worden tegen hun zin uitgehuwelijkt. Ze dragen een hoofddoek om zich te beschermen tegen de agressie van de mannelijke buurtbewoners. Ze doen hem pas uit als ze de buurt verlaten (doorgaans hebben ze een zak bij zich). Opvallend is dat sommige meisjes zeggen dat ze de hoofddoek vrijwillig dragen om op die manier uiting te geven aan hun islamitische cultuur en als een middel om zich te emanciperen. Maar voor Fadela Amara is de sluier geen bevrijdend middel. Vrouwen kregen vitriool in het gezicht gegooid omdat ze hem weigerden te dragen. Voor sommige meisjes is maquillage dragen dan ook teken van weerstand. De kern van het probleem ligt volgens de auteur in de manier van omgaan met seksualiteit. Meisjes wordt ingeprent dat ze niet buiten mogen omdat ze zwanger kunnen worden (door aanranding), maar nooit wordt er gesproken over relaties, liefde, seksuele voorlichting, enz… Hun eerste kijk op de andere sekse gebeurt bij jongens vaak via het bekijken van pornofilms. Meisjes die stiekem toch een relatie beginnen met een jongen ondergaan vaak sodomie om hun maagdelijkheid niet te verliezen.
Fadela Amara beschrijft dat heel wat buurten in voorsteden langzaam transformeerden in een soort getto’s waar jongerenbendes het voor het zeggen hebben. Ze hebben geen enkel vertrouwen in de overheid of de politiek, ze hebben doorgaans geen werk en leven van illegale praktijken als diefstal en drugs. Om respect te verkrijgen streven ze naar uiterlijke tekenen van rijkdom. Tegelijk zien we de opkomst van het islamitisch fundamentalisme met haar conservatieve houding tegenover vrouwen. De imam kreeg een nieuwe sociale functie. Sommige families vonden het goed dat hun kinderen gingen ‘bidden’ in plaats van op straat rond te hangen. In feite droeg dit bij tot de gekende religieuze onverdraagzaamheid, een onderdrukkende houding tegenover vrouwen met als symbool de verplichting om zich te sluieren. Voor de auteur is het nodig dat de overheid opnieuw de seculariteit verdedigt en het dragen van sluiers verbiedt in openbare ruimtes zoals in scholen. De sluier is immers een middel voor onderdrukking, van vervreemding, van discriminatie en een machtsmiddel van mannen tegenover vrouwen.
Tot wat die onderdrukking kan leiden werd pijnlijk duidelijk in november 2002 toen de 18-jarige Sohane in Balzac Vitry-sur-Seine levend verbrand werd door een jongen omdat ze zich niet plooide naar de traditionele gedragsnormen in haar buurt. De sociologe Hélène Orain heeft zo een hele reeks getuigenissen van jonge vrouwen gebundeld in haar boek Livre blanc des femmes des quartiers. Het komt erop neer dat in tal van buurten van Franse voorsteden het geweld, de etnische en seksistische discriminatie is toegenomen, dat traditionele praktijken opnieuw ingang vinden zoals religieuze besnijdenis, polygamie, gedwongen huwelijken en de noodzakelijkheid van de maagdelijkheid. Om hiertegen te protesteren begon Fadela Amara op 1 februari 2003 samen met 7 anderen aan een mars onder de slogan ‘Ni Putes Ni Soumises’. Gaandeweg kreeg de mars meer aandacht. De mars was niet gericht tegen de buurt zelf, ook niet tegen de vaders of de broers, zelfs niet tegen de islam maar was wel bedoeld als een oproep voor respect en vrijheid voor de vrouwen. Eigenlijk appeleert het aan de strijd van feministen voor vrij seksueel gedrag, voorbehoedsmiddelen en abortus. Uiteindelijk liepen er 30.000 betogers door de straten van Parijs.
De beweging van Fadela Amara ligt in de lijn van recente publicaties rond het thema van de onderdrukking van vrouwen in het algemeen en de verplichting om gesluierd op straat te komen in het bijzonder. Zo verscheen onlangs het aangrijpende verhaal Dans l’enfer des tournantes van Samira Bellil, die het slachtoffer werd van groepsverkrachtingen door de jongens uit haar buurt omdat ze zich niet hield aan de traditionele omgangsvormen. Het vlijmscherpe pamflet Bas les voiles! van de Iraanse schrijfster Chahdortt Djavann die oproept tegen een algemeen verbod op het dragen van sluiers. En de publicatie van De Zoontjesfabriek van de Somalische Ayaan Hirsi Ali in Nederland die wijst op de gevaren van het islamitisch fundamentalisme voor de liberale grondwaarden van onze samenleving. De Franse regering heeft het signaal alvast begrepen. Daags voor de mars in Parijs werden Fadela Amara en haar medestanders ontvangen door eerste minister Rafarin en andere topministers. Ze zegden hun steun toe en gingen in op enkele specifieke eisen van de betogers. Maar nog belangrijker was de oproep van president Chirac onder de titel ‘Le discours relatif au respect du principe de laïcité dans la République’ waarin hij het belang van de neutraliteit van de overheid maar ook de gelijkwaardigheid van alle mensen en van man en vrouw in het bijzonder benadrukte.
Fadela Amara, Ni Putes Ni Soumises, La Découverte, 2003, 156 blz.
Recensie door Dirk Verhofstadt