De joden, de wereld en het geld - Jacques Attali
Voor de enen zijn ze het uitverkoren volk, voor de anderen zijn ze de moordenaars van God. De joden hebben in de loop van de geschiedenis niemand onverschillig gelaten. Reeds vanaf het prille begin waren ze het voorwerp van vooroordelen, minachting, jaloezie en xenofobie. Daarin speelde geld een bijzondere rol. In tegenstelling tot andere godsdiensten die hun gelovigen niet toestonden rente uit geldleningen te winnen was dat voor de joden wel toegestaan. Voor joden was het immers wenselijk rijk te zijn terwijl christenen werd aanbevolen arm te blijven. Voor de eersten was het een middel om God beter te dienen en de armen te helpen, voor de anderen was munt slaan uit geld immoreel en moest men zoveel mogelijk aan de kerk geven waardoor het genade opbracht voor de schenker. Over de relatie tussen het joodse volk en de wereld van het geld schreef de Franse auteur Jacques Attali een monumentaal werk onder de titel De joden, de wereld en het geld. Attali is zelf een jood, bankier en voormalig raadgever van de Franse president Mitterand. Zijn boek geeft een gedetailleerd beeld van de ontwikkeling van het joodse volk, de tegenslagen, de successen, de moeilijke verhouding met andere volkeren en vooral met de andere geopenbaarde godsdiensten, tot de oprichting van Israël.
Het boek verhaalt de onderdrukking van het joodse volk van in de Oudheid tot de Holocaust. Het vormt één grote aanklacht tegen intolerantie en de daaruit voortvloeiende misdaden die begaan zijn. Doorgaans door fanatieke christenen en moslims, maar ook door extreme joden zelf zoals bij de moord op Itzhak Rabin in 1995 nadat hij tot een basisakkoord met de Palestijnen was gekomen. Attali tracht de reden voor zoveel haat en geweld te doorgronden en zoekt die in de economische functie die heel wat joden in de loop van de geschiedenis uitoefenden. Vanuit de mogelijkheid die hun religie toestond om geld tegen rente te lenen aan anderen, hadden ze al snel het monopolie over het bankieren. Het bezorgde hen een interessante positie om handel te drijven, nieuwe initiatieven op gang te brengen en welvaart te creëren. Vaak werden ze tot geldlenen en belasting ontvangen gedwongen door de wereldlijke leiders die er hun huurlegers mee financierden. Het maakte hen echter ook impopulair en kwetsbaar voor afgunst en verdachtmaking. Joden werden gelijkgesteld met woekeraars, profiteurs en parasieten die rijk werden op de rug van anderen. En juist omdat de joden, waar ze ook woonden, een eigen culturele en religieuze traditie en een sterk gemeenschapsgevoel in stand hielden, werden ze niet individueel beschuldigd, maar als groep, volk en ras.
Hiermee verlegt Jacques Attali de basisoorzaak voor het antisemitisme van het louter religieuze naar het economische. Het is een betwistbare stelling, maar de monetaire relatie tussen dingen en mensen is alvast een belangrijke reden voor heel wat ongenoegen en misbruiken geweest. Binnen de joodse leer werd geld gebruikt als middel om schade te compenseren. Hiermee stond het moreel verder dan het klassieke principe van oog om oog, tand om tand dat in de Bijbel werd uitgesproken. Een slachtoffer vergoeden voor zijn lijden was een middel om een kettingreactie van represailles te vermijden. Het was een houding die regelrecht inging tegen de andere godsdiensten. Ondermeer tegen de islam die in de zevende eeuw tot bloei kwam. Om de joden beter te kunnen identificeren ging men in het Oosten over tot de verplichting voor joden om speciale kledij te dragen. Het was de eerste stap naar de stigmatisering van een bevolkingsgroep. In het midden van de donkere middeleeuwen waren de joden nog bijna de enigen die van Oost naar West trokken en niet alleen zorgden voor een zekere vorm van handel maar ook voor uitwisseling van ideeën zoals de invoering van het numerieke systeem vanuit de Arabische wereld.
In het eerste millennium verdwenen diverse volkeren in de nevelen van de geschiedenis. Het joodse volk niet. Door hun aanhankelijkheid aan specifieke leefregels, taal, cultuur en voedingsvoorschriften behielden ze hun eigenheid. Met hun koopmansgeest stonden ze aan de wieg van de cheque, de wisselbrief, het papieren geld, de dubbele boekhouding en van de ethiek van het kapitalisme. De joden zorgden weliswaar voor meer handel en welvaart maar ook voor een groeiende afgunst en afkeer vanwege hun schuldeisers. Bij de eerste kruistocht ontsloeg de kerk alle deelnemers van terugbetaling van vroegere leningen. Daarop volgden plunderingen door de kruisvaarders van joodse eigendommen. Toen Godfried van Bouillon Jeruzalem innam dreef hij de duizenden overlevende joden bijeen in een synagoog en stak die dan in brand. Paus Innocentius III verplichtte de joden een merkteken te dragen: een kegelvormig hoofddeksel in de Germaanse landen en een stuk gele stof in de Latijnse landen.
In de 14de eeuw werden in Spanje tienduizenden joden vermoord. Na de herovering van Granada op de moslims in 1492 werden ongelovigen en joden voor de keuze geplaatst: zich bekeren of vertrekken. Het gevolg was een exodus die er toe leidde dat Spanje intellectueel terugviel. Het is opvallend hoe landen die andersdenkenden uitroeiden of uitwezen nadien een economische terugslag kenden. Alleen die landen die een open immigratiepolitiek toepasten en zorgden voor een vreedzame samenleving tussen diverse geloofsovertuigingen slaagden erin te bloeien en meer welvaart te genereren. De onderdrukking van de joden was geen zaak van de West-Europese landen alleen. Ook in Oost-Europa werden de joden vervolgd, opgesloten en vermoord. In 1648 werden 200.000 joden vermoord in Odessa en rond de Krim. In het Westen kregen ze het bevel om in getto’s te wonen, zoals in la Giudecca in Venetië in 1516 en later op bevel van de paus ook in Rome, Ancona en Bologna.
Pas vanaf de 17de eeuw kwamen er tegenstemmen. In zijn Epistola de Tolerantia schrijft John Locke dat religie een privé-aangelegenheid is. Spinoza stelde dat de bijbelse wetten niet van God kwamen maar menselijke teksten zijn die ieder aan zijn eigen geweten moet toetsen. Een eeuw later spoorde Lessing de joden aan om niet langer in getto’s te wonen. Met de Onafhankelijkheidsverklaring in 1776 werden de Verenigde Staten het eerste land waar joden een volledige politieke gelijkheid genieten. Hetzelfde gebeurde na de Franse Revolutie en overal waar Napoleon zegevierde kregen joden dezelfde rechten als anderen. De getto’s werden opengegooid, de merktekens verdwenen en de joden mochten eindelijk alle beroepen uitoefenen. Merkwaardig genoeg ontstond hiermee ook de eerste breuk tussen het orthodoxe judaïsme en de joden die zich assimileren. Ze voelden zich Duitser of Fransman en stonden in de frontlinie van de industriële revolutie. Conform hun ethiek namen de joden initiatieven en stonden aan de basis van grote ondernemingen als ICI, AEG, De Beers, Havas, Reuter, Citroën, Rotschild en tal van andere banken. Ze leenden geld aan staten en werden aldus het doelwit van dezelfde kritieken die hun voorgangers al 2000 jaar lang hadden aanhoord.
Het keerpunt kwam er in de loop van de negentiende eeuw. In zijn kritiek op het kapitalisme en de wereld van het geld haalde Karl Marx, nochtans zelf van joodse afkomst, fel uit tegen de joden. De haat tegen de joden was ditmaal niet louter religieus geïnspireerd maar ook theoretisch, profaan en economisch. In Frankrijk werd de joodse kapitein Dreyfus veroordeeld wegens verraad alhoewel hij onschuldig was. In Wenen werd Karl Lüger de leider van de antisemitische sociaal-christelijke partij. In Rusland verschenen de Protocollen van de Wijzen van Zion, een vervalste tekst die opgesteld zou zijn door wijze joden met de bedoeling ‘over de wereld te heersen en de christenheid te vernietigen’. Er volgden talloze pogroms en het vormde de start van massale emigratie van joden naar Amerika. De golf van antisemitisme, en meerbepaald de Dreyfusaffaire, zette Theodore Herzl aan om de tweeduizendjarige droom van een eigen joodse natie opnieuw leven in te blazen. Joodse pioniers begonnen stukken grond te kopen in Palestina.
En dan volgde die verschrikkelijke 20ste eeuw waarin de joden het opnieuw moesten ontgelden. Ze werden eerst afgemaakt door de vluchtende Witte troepen in Rusland en nadien vervolgd in de Sovjet-Unie onder Stalin. Ze werden verantwoordelijk gesteld voor de economische recessie die volgde op de beurscrash van 1929. De Verenigde Staten begonnen daarop hun deuren te sluiten voor de vluchtende Europese joden. Intellectuelen als Einstein, Arendt, Marcuse en Oppenheimer kwamen er wel nog in maar het drama van de Saint Louis en de schande van de conferentie van Evian blijven in het boek van Attali merkwaardig genoeg onbesproken. Ze probeerden naar Palestina te vluchten maar ook dat werd bemoeilijkt onder Arabische druk. Intussen werden de wetten van Neurenberg afgekondigd, de eerste stap naar de uiteindelijke uitroeiing van 6 miljoen joden in de vernietigingskampen van de nazi’s. Tussendoor namen de nazi’s de Europese joden alles af. Ze moesten betalen om het land te kunnen ontvluchten, later voor de bouw van de muur rond het getto van Warschau en tenslotte voor hun enkele treinreis naar de dood (4 pfennig per kilometer spoor, kinderen aan halve prijs). Sommigen werden nog ingezet als productieve slaven in afdelingen van private bedrijven die zich daarvoor speciaal vestigden in de buurt van de concentratiekampen zoals de IG-Farben en Krupp. Finaal verdwenen ze in de gaskamers van Auschwitz, terwijl de paus in Rome, ondanks zijn kennis over wat gebeurde, zweeg.
De Holocaust sterkte de roep naar een eigen joodse natie en in 1948 kondigde Ben Goerion de wedergeboorte van de staat Israël af met 700.000 inwoners. Hierna volgde een ware uitputtingsslag met de Arabieren die de joden op hun beurt wilden uitroeien. Een strijd die duurt tot vandaag. Het joodse volk telt nu ongeveer 12,5 miljoen personen of 0,2% van de wereldbevolking tegenover 3% tweeduizend jaar geleden. Attali wijst er ook op dat ze 0,5% van de wereldrijkdom bezitten wat meteen elke verdachtmaking over de reusachtige fortuinen in joodse handen ontkracht. Desondanks blijft het antisemitisme bestaan. In Frankrijk en Duitsland worden nog steeds joodse begraafplaatsen vernield en rabbijnen lastig gevallen. In Zwitserland en Japan zijn enkele antisemitische boeken bestsellers. In moslimlanden wordt de haat tegen de joden zelfs met de paplepel meegegeven.
Attali eindigt zijn boek met de problematiek in het Midden-Oosten. Hij wijst erop dat, ondermeer ingevolge de hoge vruchtbaarheidsgraad van de Palestijnen, de Hebreeuwse staat alleen kan overleven door het bestaansrecht van Palestina te erkennen en door Jeruzalem een bijzondere status toe te kennen. Op langere termijn zou het kunnen opgaan in een soort ‘Verenigde Midden-Oosten’ met een eigen parlement en munteenheid en een uitvoerende macht waarin mensen uit verschillende culturen en diverse religies vreedzaam samenleven. Het lijkt een verre en onrealistische droom, maar was dat ook niet zo voor Europa dat gedurende 2000 jaar gebukt ging onder geweld en vandaag een toonbeeld is van samenwerking? “Behalve als het zich in een getto opsluit, zal geen enkel volk iets anders kunnen zijn dan een smeltkroes van rassenvermenging”, zo schrijft Attali. De geschiedenis van het joodse volk toont immers aan tot wat een gruwel xenofobie, intolerantie en het streven naar het ‘zuivere’ kan leiden.
De terroristische aanslagen van Al Qaeda op de WTC-torens, die symbool stonden voor de economische en financiële macht van het Westen, en de Amerikaanse aanval op Afghanistan en Irak dreigen de wereld in een nieuwe mondiale godsdienstoorlog te dompelen. De enen pleiten voor een jihad, de anderen voor een kruistocht. Dit boek komt dan ook op tijd want het laat zien dat oorlog, vervolging en onderdrukking in naam van God geen vrede brengt. We zijn gedoemd om samen te leven of zoals Attali zegt: om te worden gered, heeft ieder mens de ander nodig.
Jacques Attali, De joden, de wereld en het geld, Averbode Ten Have, 2003, 672 blz.
Recensie: Dirk Verhofstadt