Wereldverbeteraars - Larissa Macfarquhar
Hoe zou de wereld er uitzien mochten alle mensen niet alleen bekommerd zijn om hun familie en persoonlijke vrienden, niet alleen om hun medeburgers en gelijkgestemden, maar ook om alle andere mensen in de wereld ongeacht hun afkomst, ras, geloof of geslacht? Volgens de filosofe Larissa Macfarquhar, die publiceert in The New Yorker, zou de wereld er bijna hetzelfde uitzien, alleen een klein beetje slechter. Zij schreef het boek Wereldverbeteraars. Een filosofische verkenning van altruïsme waarin ze een aantal mensen beschrijft die als het ware verslaafd zijn om te geven en goed te doen voor de medemens. Het gaat om mannen en vrouwen die een dermate plichtsbesef hebben dat ze bereid zijn om hun eigen positie en welvaart op te offeren ten bate van anderen. En die ‘anderen’ zijn dan niet zozeer familieleden of vrienden, maar compleet onbekenden waarvoor ze zich ondanks alles willen opofferen.
Stel je voor dat je een hulpbehoevende ontmoet. De meeste mensen lopen die gewoon voorbij, een minderheid geeft hem een aalmoes, maar een echte altruïst zal een dermate groot deel van zijn eigen bezit weggeven dat hij desnoods zelf in armoede terechtkomt. Anders gezegd: wie echt bereid is om het leed van de wereld te leningen, zoekt zelf de grens van zijn behoeften op teneinde zoveel mogelijk te geven. Het is in sommige gevallen zelfs een echte verslaving. Altruïsten doen dat uit vrije wil, maar Macfarquhar wijst erop dat echte wereldverbeteraars minder vrij zijn dan anderen omdat hij of zij het als zijn of haar plicht voelt om op te treden. Nog een probleem is dat wereldverbeteraars vaak als vreemde vogels worden beschouwd: ‘Het duidt maar al te vaak op een soort bemoeial die wil helpen, maar uiteindelijk alleen maar zijn neus in andermans zaken steekt’, aldus de auteur. Daarbij vinden heel wat mensen het raar dat sommigen meer over hebben voor vreemden dan voor hun eigen familieleden.
In haar boek bespreekt Macfarquhar verschillende altruïsten. Alhoewel hun bedoelingen nobel zijn, voel je telkens ook een zekere weerstand. Want terwijl ze bezig zijn om de wereld te verbeteren vergeten ze vaak de directe impact ervan op hun ouders, kinderen en familie. De verhalen op zich, zoals die van Dorothy Granada die een opleiding voor vroedvrouwen opzette in de sloppenwijken van Nicaragua, zijn groots en meeslepend. Hetzelfde voor een koppel dat zoveel mogelijk adoptiekinderen wil opnemen. Of van een man die één van zijn nieren afstaat om daarmee een andere mens te redden. Wie dit leest krijgt een groot ontzag voor de weldoeners, maar als men wat doordenkt, botst dit op tal van ethische problemen. Want hoe kun je zoveel kinderen adopteren als je zelf nauwelijks middelen van bestaan hebt? En wat met de nierdonor die wist wie hij daarmee hielp en daarmee terechtkwam in een dilemma: help ik omdat iemand mij dankbaar zou zijn, of moet iemand mij dankbaar zijn omdat ik die help?
Macfarquhar gaat nog dieper. Ze plaatst Peter Singer die pleit voor een extreme moraliteit tegenover Bernard Williams die bekommernis voor de familie al meer dan voldoende vindt. Stel dat je je vrouw of twee onbekenden moet redden. Dan mag je zonder gewetensbezwaren eerst je vrouw redden, want je bent onbekenden minder schuldig dan je eigen familie. Dat is althans de theorie. De auteur bespreekt in dit hoofdstuk het leven van Julia Wise die er nooit genoeg van kreeg om een deel van haar inkomen te schenken aan minderbedeelden. Maar aan wie moet je dan juist geven? Ook dat kan je objectief beoordelen. Zo bestaat er de website GiveWell die aantoont welke goeddoel actie het meest effectief is. Zo kom je te weten welke NGO het grootste deel van je geld effectief overmaakt aan diegenen die het echt nodig hebben. Zo bestaan er nog andere organisaties die altruïstische mensen helpen om hun hulp zo effectief mogelijk te maken.
Soms maakt het boek van Macfarquhar je ronduit ongemakkelijk. Want wat is eigenlijk het beste? Dat je een zo groot mogelijk deel van je inkomen doneert aan goede doelen, of dat je een andere job zoekt met een veel hoger salaris, waardoor je nog veel meer kunt doneren, zelfs als die nieuwe baan minder ethisch is (bijvoorbeeld als bankbediende die klanten aanbeveelt om te investeren in onethische producten)? Wat hier speelt zijn de diverse ethische systemen. Volg je de deugdenethiek van Aristoteles? De plichtenethiek van Kant? Of de gevolgenethiek van Bentham en Mill? Goed doen voor de armsten in de wereld kan nadelig zijn voor de armen onder je familie en vrienden. Altruïsme is derhalve geen amorele bezigheid. Het verplicht je om keuzes te maken die op het eerste zicht bijzonder menswaardig zijn, maar kunnen leiden tot deprivatie van diegenen die je juist zo nabij staan.
Macfarquhar behandelt dan ook de diverse filosofen die hun licht lieten schijnen over het schijnbare altruïsme dat ze verdedigden. Bernard Mandeville was ronduit tegen. ‘Een samenleving met alleen maar tevreden, eerlijke en deugdzame mensen zou volgens hem een vadsige, kale plek zijn, zonder kunst, wetenschap en materiële gemakken.’ Macfarquhar behandelt ook Adam Smith, Charles Darwin, Auguste Comte en Herbert Spencer om de relatie tussen egoïsme en altruïsme te verklaren. Uit veel altruïstisch gedrag zou zelfs een vorm van egoïsme blijken. Maar is dit een probleem? Is het problematisch dat liefde voor het zelf een barrière vormt voor zorg voor de medemens? Dat laatste is nog nooit aangetoond. Er bestaan heel wat zelfzuchtige mensen die zich hebben ingezet voor anderen. Egoïsme staat niet in contrast met medeleven. Die twee kenmerken kunnen zichzelf zelfs versterken waardoor een uitgesproken egoïst in staat is om anderen te helpen, juist omwille van zijn egoïsme. ‘Ik help je omdat ik een goed mens ben,’ en de rest is bijzaak.
Toch waarschuwt Macfarquhar voor vormen van ‘hulpverlening’ die net een tegengesteld effect hebben. Zo wijst Michael Maren op het feit dat voedselhulp voor armen de lokale markt vernietigde en lokale boeren werkloos maakte. Ook Dambisa Moyo wees in haar boek op het feit dat alle hulp die Afrika de voorbije vijftig jaar ontving, alleen maar leidde tot het omgekeerde van het doel: namelijk meer armoede en afhankelijkheid van Afrika van hulp. “Hulp bieden is op zijn gunstigst nutteloos en op zijn slechtst schadelijk’, zo schrijft Macfarquhar. Dat neemt niet weg dat er mensen zijn die zichzelf overstijgen en met hun inzet effectief medemensen redden. Altruïsme blijft derhalve nuttig, maar het is geen tovermiddel. Het is een positieve steun om diegenen die het nodig hebben te helpen.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Larissa Macfarquhar, Wereldverbeteraars, Atlas/Contact, 2016