Quid nunc? - Gerolf Annemans
Vandaag – in tijden van grote verwarring – spreken sommigen van voortschrijdend inzicht in verband met de malaise die het politiek correcte denken aanrichtte. Zelfs The New York Times probeert amechtig te begrijpen wat er aan de hand is en het lijkt erop dat de krant zich schoorvoetend (zij het erg dubbelzinnig) verontschuldigt omdat het een beetje blind bleef voor wat voor de neus lag. Bij ons werd lang geleden een cordon sanitaire gelegd rond het toenmalige Vlaams Blok, wat ertoe leidde dat interessante items nolens volens niet werden opgepikt.
Ik herinner me bijvoorbeeld dat ik het boek De ordelijke opdeling van België (2010) van Gerolf Annemans een relevant document vond en erover verwonderd was dat een boek waarvan de thema’s elke dag in de media kwamen nergens gerecenseerd werd. De tijdgeest? Het boek dat Annemans pas als een soort sequel publiceerde Quid nunc? (2016) wordt echter in hetzelfde bedje ziek gelegd. Zelfs een politiek correcte journalist als Joël de Ceulaer vroeg zich onlangs af waarom uitgeverij Egmont (van het Vlaams Belang) niet op de Antwerpse boekenbeurs mocht figureren. ‘The times they are’nt a-changin’, hoezeer men ook beweert dat ‘men’ het begrepen heeft.
Men kan van het boek Quid Nunc? van Gerolf Annemans veel negatieve dingen zeggen, en ik zal dadelijk kort enkele punten van kritiek naar voren brengen, maar zeker niet dat deze auteur niet volhardend is. De politieke filosofie die hij vooral in het notenapparaat uitvoerig belicht, toont ook zijn grote belezenheid ter zake. In de marge van de laatste Antwerpse boekenbeurs kreeg uitgeverij Egmont een kruimeltje media-aandacht omtrent haar uitsluiting op de – volgens haar – veel te autarkisch georganiseerde boekenbeurs van Antwerpen. Bedoeling was aan te klagen dat het boek van Annemans dus niet op de boekenbeurs aan bod kon komen, en om dat extra te illustreren was Annemans zowaar helemaal naar Frankfurt gereisd om daar op de internationale Buchmesse een stand van zijn uitgever te gaan bemannen en er ‘contrastgewijs’ zijn boek wél voor te stellen.
Het ‘project’, zoals Annemans het zelf noemt, van zijn twee boeken over de ordelijke opdeling van België, startte in de periode nadat het hele land ademloos had toegekeken hoe een poging van Yves Leterme om een staatshervorming op poten te zetten na meer dan 500 dagen onderhandelen de mist inging. Iedereen had toen de mond vol van een plan B voor het land en op dat ogenblik uitpakken met een plan om het land ordelijk of te delen was een gat in de markt. Naar eigen zeggen wil Annemans nu dat eerste boek actualiseren omdat inmiddels heel wat water door de Schelde is gevloeid. De N-VA groeide uit tot wat ze nu is, en van enige communautaire spanning is geen sprake meer aangezien een over het Vlaams Belang van Annemans zegevierende N-VA die spanning zelf heeft weggenomen.
Annemans zelf gaat op die gebeurtenis wel in, maar hij verzuimt te onderzoeken of niet ook het sociologisch verdwijnen zélf van de communautaire problematiek bij steeds meer Vlamingen aan de basis ligt van die beslissing van de N-VA. Hoe dan ook: het hoofdstuk waarin Annemans uitvoerig en diepgaand de semantiek en de retoriek rond het confederalisme-begrip en het politiek gebruik dat ervan wordt gemaakt analyseert, maakt het boek op zich interessant. Vooral de grote eruditie van de auteur doet weldadig aan en staat haaks op het karakter dat men het Vlaams Belang toeschrijft.
Voor het overige is er een oude en bekendere zwakte in het onafhankelijkheidsschema van Annemans: de problematiek van Brussel. Naar mijn aanvoelen gaat Annemans hier uit van een droombeeld, namelijk de rol van Brussel als hoofdstad van het onafhankelijke Vlaanderen. Zijn redenering is weliswaar origineel: eerst onafhankelijkheid en daarna zien we wel hoe we samen met de Brusselaars tot een confederaal model komen om Brussel als hoofdstad te integreren, waarbij ‘confederaal’ zijn echte betekenis dan eindelijk kan valoriseren. Daarmee probeert hij het probleem Brussel te evacueren uit zijn pleidooi voor een onafhankelijk Vlaanderen, maar dat betekent nog niet dat de goedbedoelde bladzijden over hoe dat dan verder moet op een geloofwaardige manier een oplossing doen aanvoelen.
Met zijn twee boeken over de ordelijke opdeling van België toont Annemans – en dat is zijn authentieke verdienste – duidelijk aan dat die Vlaamse onafhankelijkheid waar men het in de flamingante hoek steeds over blijft hebben, geen vaag begrip is zoals het in de praxis van de N-VA ondertussen is verwaterd, maar integendeel iets is dat lichtvaardig noch onschuldig kan worden gehanteerd. In de bestaande (rechts)orde past het niet. Dat is voor zogeheten populisten (zogeheten, want dat begrip heeft geen enkele betekenis meer nu iedereen de populist is van de ander) natuurlijk geen bezwaar, maar het is duidelijk dat de N-VA dit begrip liever (of beter?) kwijt is dan rijk.
Alle institutionele freaks van de koterij, die België na enkele staatshervormingen is geworden, moeten deze twee brisante boeken lezen. Ga er nooit politiek correct en dus voetstoots vanuit dat ze nooit dienstig zullen kunnen zijn in een nieuw debat over een gegeven waarvan slechts weinigen zelfs maar de hoofdlijnen kennen, maar dat onvermijdelijk zal terugkeren. Om toekomstige verwarring te vermijden, kan men alvast het debat met Annemans aangaan en niet doen alsof zijn werk niet bestaat.
Recensie door Wim van Rooy
Gerolf Annemans, Quid Nunc?, Uitgeverij Egmont, 2016