170 jaar Liberale Partij - Peter Laroy
"Een indrukwekkende en plechtige manifestatie van vooraanstaande mensen, afkomstig uit alle maatschappelijke klassen, vanuit alle hoeken van het land, doordrongen met de geest van het liberalisme en met als doel zich te verenigen". Zo kan kort worden geparafraseerd wat een journalist schreef in de krant L'Indépendance Belge, naar aanleiding van de oprichtingsvergadering van de Belgische Liberale Partij op 14 juni 1846, 170 jaar geleden.
De bijeenkomst was het eindpunt van een proces dat reeds enkele jaren bezig was. Na de oprichting van de Belgische staat hadden de katholieke en liberale strekkingen zich verenigd in het zogenaamde unionisme om het hoofd te bieden aan binnenlands gevaar (zoals de orangisten) en aan buitenlandse inmenging (de Nederlandse vorst Willem I bleef hongerig naar ‘zijn’ Zuidelijke Nederlanden). Toen de situatie zich na een tiental jaar stabiliseerde, kwamen er barsten in het verbond. Een langzaam toenemend overwicht van de katholieken veroorzaakte frustratie bij de liberalen. De overtuiging dat zij zich dienden te verenigen om zelf zwaar genoeg op het bestuur te wegen, werd steeds groter.
Van zodra duidelijk werd dat de aangekondigde manifestatie niet zomaar een bevlieging was, gingen de tegenstanders in de tegenaanval. De katholieke pers deelde in de aanloop naar het congres flink wat speldenprikken uit. Nu eens kwam er commentaar op het principe van de bijeenkomst, dan weer hekelden bepaalde kranten sommige deelnemers. Er rees heel wat kritiek op de heel gevarieerde samenstelling en op het feit dat de pers niet was toegelaten. Maar objectief bekeken, werd er die junidag in 1846 geschiedenis geschreven. Journalisten mochten misschien de zaal niet binnen, maar er was wel degelijk uitgebreide berichtgeving over de bijeenkomst. De organisatoren zagen er vooral op toe dat de groep als één liberale stem naar buiten kwam en dat de aanwezigen tijdens de bijeenkomst zichzelf konden zijn, zonder de hinder van journalisten in de zaal.
De 384 afgevaardigden waren afkomstig uit het hele land. De steden Antwerpen, Brugge, Brussel, Gent, Leuven, Luik, Namen maar ook Tongeren tekenden voor meer dan 10 vertegenwoordigers. Middelgrote steden die tussen 5 tot 10 vertegenwoordigers stuurden, waren Aalst, Charleroi, Dinant, Doornik, Geraardsbergen, Huy, Ieper, Kortrijk, Mons, Nijvel, Oudenaarde en Verviers. En ook uit tal van kleinere steden en dorpen maakten afgevaardigden de reis naar Brussel. Enkel uit meer perifere gebieden (de Ardennen, delen van de Kempen, de kuststreek) waren er geen vertegenwoordigers afgevaardigd.
Ongeveer een derde van de aanwezigen kon gesitueerd worden in de categorie van intellectuele beroepen. Het ging daarbij in hoge mate om personen met een juridische opleiding (advocaat, notaris, magistraat). Het aantal academici was eerder schaars. Er moet overigens steeds rekening gehouden worden met de vaststelling dat heel wat mensen op de lijst niet echt een beroep opgeven maar zich laten betitelen als grootgrondbezitter of rentenier. Die vermogende groep is ongeveer in dezelfde mate vertegenwoordigd als de intellectuele beroepen. Naast de eerder vermelde grondeigenaars kan hierbij ook een ruime groep handelaars en industriëlen worden ondergebracht. Tot slot identificeerden heel wat congresgangers zich met hun politiek mandaat, van gemeentelijk (gemeenteraadsleden, schepenen, burgemeesters) tot nationaal niveau (volksvertegenwoordigers, senatoren).
Iets na negen uur openden de debatten onder leiding van Eugène Defacqz. Deze raadsheer bij het Hof van Cassatie beschikte over een indrukwekkende staat van dienst als jurist, politicus en vrijmetselaar. In zijn inleidende toespraak had Defacqz het onder meer over het overwicht van de clerus op de openbare macht en pleitte hij in de geest van de jaren 1830 voor de grondwet als richtinggevend baken. Vervolgens werd een plan tot de algemene samenvoeging van alle liberale groepen voorgesteld: "In elke hoofdplaats van een arrondissement zal de liberale partij, dienvolgens, onmiddellijk een genootschap oprichten, bestaande uit alle liberalen, die bij stemming toegelaten zijn. Er zal in elk dier plaatsen een comité voor de verkiezingen worden benoemd. Elk dier genootschappen zal een of meer afgevaardigden naar het liberaal congres enz." De bespreking werd afgesloten met het goedkeuren van negen congresresoluties. De grondslag van de liberale partij was officieel gelegd.
De nieuwe partij keurde meteen ook een programma goed. Er werden zes kernpunten naar voren geschoven: kieshervorming, onafhankelijkheid van de openbare macht, uitbouw van het openbaar onderwijs, herziening van de conservatieve wetgeving, toename van het aantal volksvertegenwoordigers en senatoren en het verbeteren van de levensomstandigheden van de werkende klasse. Uiteraard konden de honderden deelnemers niet voorzien dat zij die dag geschiedenis hadden geschreven. Pas later bleek dat het Liberaal Congres van 14 juni 1846 een belangrijk sleutelmoment was in de politieke ontwikkeling van het land.
De auteur is directeur van het Liberaal Archief
Tekst van Peter Laroy