In 1956 werd de Hongaarse volksopstand tegen het Stalinisme bloedig neergeslagen. De Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov gaf toe dat het regime onder Stalin gruwelijk en moorddadig was geweest; ondertussen floreerde in het Westen het kapitalisme – elke hoop op een arbeidersrevolutie was verdwenen. Als gevolg hiervan reageerde het Westers marxisme met scepticisme als intellectueel wapen. Alles werd gerelativeerd zodat er een dikke mist ontstond: daaronder zou de ravage voor de buitenwereld minder zichtbaar zijn, terwijl academisch links de schade taxeerde en een nieuwe strategie uitkiende.