De redding van de vrije wil - Rob Wiche
De discussie over het al dan niet bestaan van de vrije wil is zo oud als de geschiedenis van de filosofie. Deterministen stellen dat alles wordt bepaald door voorafgaande gebeurtenissen volgens vaste oorzaken overeenkomstig de natuurwetten. Daaruit vloeit voort dat ook alle menselijke keuzes en handelingen het resultaat zijn van vroegere causale processen – zoals genetische, neurologische, culturele en sociale conditionering – waarover we geen controle hebben. De vrije wil is volgens hen dus een illusie. Compatibilisten menen dat determinisme en het bestaan van een vrije wil tegelijk kunnen bestaan. Ze erkennen dat bepaalde beslissingen en handelingen van een mens bepaald kunnen worden door factoren uit het verleden, zoals hun genen, opvoeding, psychische toestand of dwangneuroses. Denk aan kleptomanie, pyromanie, pathologische agressie, bipolariteit, manisch depressiviteit, alcoholisme, onverwerkte trauma’s en dergelijke. Daar heeft men vaak weinig of geen controle over. Maar verder hebben mensen een vrije wil en kunnen zonder externe dwang eigen keuzes maken en bewuste handelingen stellen. Libertariërs denken dat elke mens op elk moment keuzevrijheid heeft, en geloven dus in een volledige vrije wil. Mensen staan los van causale processen en zijn zelf de oorzaak van hun handelen (agent-causaliteit).[1]
Deze discussie lijkt op het eerste zicht triviaal, maar dat klopt niet. Wie de vrije wil opzijschuift zoals harde deterministen doen, gelooft immers niet in de persoonlijke verantwoordelijkheid van mensen. Zijn moordenaars wel schuldig als de oorzaak van zijn daad bepaald wordt door vroegere gebeurtenissen? Is hun gedrag niet het gevolg van een persoonlijkheidsstoornis of de genen die men bij de geboorte heeft meegekregen? Zo iemand heeft geen schuld aan zijn of haar gedrag en hoort niet thuis in een gevangenis. Praktische deterministen zullen niet alle menselijke gedragingen buiten hun verantwoordelijkheid stellen, maar aanvaarden dat straffen kunnen helpen als een vorm van afschrikking en preventie, wat nuttig kan zijn om de sociale orde in de samenleving te beschermen. Maar stel dat we allemaal beschikken over een volledig vrije wil die zou leiden tot bewuste keuzes en handelingen, dan kunnen we in ons strafrecht argumenten als psychiatrische problemen, ontoerekeningsvatbaarheid, en onweerstaanbare drang, niet langer inroepen als een verzachtende of oorzakelijke omstandigheid. Kunnen we dan de pleger van een misdaad nog onschuldig verklaren wegens een psychische stoornis of mentale beperking, en laten interneren? Volgens libertariërs niet.
De Nederlandse filosoof, logicus en scheikundig ingenieur Rob Wiche schreef in 2024 het bijzonder toegankelijke boek De redding van de vrije wil. Daarin geeft hij een overzicht van diverse filosofen die een belangrijke bijdrage leverden in de kwestie van de vrije wil. Aristoteles sprak niet over de vrije wil, maar in zijn Ethica schreef hij dat mensen daden stellen die ze al dan niet uit eigen beweging doen. Hobbes nam een deterministisch standpunt in, maar besefte dat straffen voor misdaden belangrijk waren ter afschrikking. Spinoza verwierp de vrije wil al heeft de mens wel de rede als vrijheid om te denken, voor zover die niet belemmerd wordt door onze hartstochten. Ook hij is een determinist, maar erkent wel het belang van bestraffing van wetsovertredingen ter afschrikking. De filosoof Hume wijst als empirist op impact van wat we zien, horen en voelen. Centraal staat bij hem de gewenning die ‘noodzakelijk [is] voor de regulering van ons gedrag’. Hij houdt zich afzijdig van de vraag of we een vrije wil hebben, maar koppelt morele gevoelens wel aan verantwoordelijkheid die verenigbaar is met determinisme, aldus Wiche, die Hume beschouwt als een semicompatibilist.
‘Opgevat als een ding op zichzelf, als onderdeel van onze rede, is de wil vrij en niet onderworpen aan natuurwetten,’ aldus Immanuel Kant in zijn Kritik der reinen Vernunft. Hij was een compatibilist die determinisme en vrijheid via de rede en morele wetten (de categorische imperatief) combineerde. De wereld die we ervaren, verloopt via natuurwetten en causaliteit, maar in de wereld ‘buiten onze zintuigelijke waarneming’ staat de rede centraal. Via de rede kunnen we spontaan nieuwe gebeurtenissen op gang brengen, en hebben we dus een ‘praktische wilsvrijheid’, zoals Wiche schrijft. Mensen, aldus Kant, kennen zichzelf eigen wetten toe, zijn autonoom en hebben het vermogen om rationeel en moreel te handelen. Zo zijn er geboden die we onszelf opleggen als regels. Dat maakt dat mensen verantwoordelijk zijn voor hun daden. Daartegenover staat Schopenhauer die niet gelooft in een vrije wil en stelt dat elke verandering het gevolg is van een voorafgaande verandering. In tegenstelling tot dieren beschikken we over de rede en zijn we ‘relatief vrij’, aldus de filosoof. Wiche omschrijft hem dan ook als ‘een niet strikte vrije wil scepticus’.
Het causale denken van deterministen, namelijk dat elk gevolg voortkomt uit een voorafgaande oorzaak, en die oorzaak weer uit een andere voorgaande oorzaak ‘en zo tot het in het oneindige’, leidt tot een absurde toestand. Want wanneer is de eerste oorzaak ontstaan, die gezorgd heeft voor alle latere oorzaken en gevolgen? Is het moment waarop het universum ontstond, bijna 14 miljard jaar geleden, de oorzaak van alle huidige beslissingen om iets te doen of niet te doen? Kant erkent sommige causale verbanden, maar stelt dat de rede het vermogen heeft om spontaan nieuwe gebeurtenissen op gang te brengen. Dat betekent dat, zoals Wiche duidelijk maakt, onze rede een eigen causale werking opstart, bijvoorbeeld door geboden die we onszelf opleggen als regels. Een mooi voorbeeld daarvan is de afschaffing van de slavernij (wat Kant zelf niet bepleitte) die eeuwenlang als ‘natuurlijk’ werd beschouwd, maar door Verlichte mensen werd bestreden en uiteindelijk afgeschaft. De categorische imperatief kan hier perfect als morele regel gelden. Als we menen dat we nu beslissen in functie van de vroegere oorzaken, dan moeten we ook naar een vaste toekomst gaan. En dat is dan weer in strijd met de visie van Herakleitos over de ‘constante verandering’ en de gedachtegang van Karl Popper over de onbepaaldheid van de toekomst, en dus tegen het historicisme.[2]
Na Kant en Schopenhauer legt Wiche het standpunt uit van de Duitse filosoof Nicolai Hartmann die in ons taalgebied minder bekend is, maar met zijn boek Ethik een belangrijke bijdrage leverde in de discussie over de vrije wil.[3] Volgens hem is wilsvrijheid ‘een basisvoorwaarde voor de ethiek’. Hij erkent dat er volgens de natuurwetten causale determinanten bestaan. Daarnaast zijn er echter ook niet-causale die ontstaan in onze wil en ‘daaruit deel uitmaken van het causale netwerk van de wereld’, schrijft Hartmann. Mensen zijn wel degelijk in staat om voor zichzelf doelen te stellen en doelgericht te handelen. Ze kunnen binnen bepaalde grenzen keuzes maken en morele beslissingen nemen die verantwoordelijkheid met zich meebrengen. Ze hebben het vermogen om voor het goede te kiezen ondanks innerlijke en uitwendige weerstanden. Die wilsvrijheid vormt de grondslag van de moraal. Wilsvrijheid kan men niet exact bewijzen, maar Hartmann wijst op indicaties dat ze effectief bestaat, zoals schuldbewustzijn. Een andere indicatie zijn kunst(en) als uitingen van de menselijke creativiteit die men niet kan toewijzen aan natuurwetten. De vrijheid van kunstenaars blijft beperkt binnen hun technische en esthetische vaardigheden, maar het demonstreert wel de autonomie van de scheppende mens los van deterministische processen.
Tenslotte bespreekt Wiche de visie van de Amerikaanse filosoof Daniel Dennett die – vooral in zijn discussies met de determinist Sam Harris – het bestaan van de vrije wil verdedigt en stelt dat die zich ‘heeft ontwikkeld uit menselijke activiteiten en opvattingen, net als literatuur’. Dat het determinisme onvermijdelijk zou zijn, boort Dennett de grond in met zijn stelling dat mensen juist ‘virtuoze vermijders’ zijn. Dat is een accurate gedachte. In landen waar men de vrijheid van meningsuiting beschermt, kunnen schrijvers ongehinderd hun verbeelding gebruiken en vaak controversiële standpunten innemen. Lange tijd probeerde de katholieke kerk via haar Index van Verboden Boeken, ‘ongepaste’ meningen in de kiem te smoren, maar dit had weinig succes en werd in 1966 afgeschaft. Determinisme betekent volgens Dennett dus niet ‘dat we nooit iets anders hadden kunnen doen dan we gedaan hebben’. En Wiche drukt het nog plastischer uit: vanaf mijn geboorte ‘werden mijn navelstrengen, mijn banden met het verleden, doorgeknipt’. Dat we effectief vrije keuzes maken, blijkt ook uit het feit dat we soms twijfelen, aldus Dennett. We kunnen van gedachten wisselen en hebben ‘ons als enige levende wezens ontwikkeld tot open geesten’.
Werden daarmee alle westerse protagonisten voor of tegen het bestaan van een vrije wil door Wiche besproken? Neen. Ik denk aan Erasmus, Cesare Beccaria, Jean-Paul Sartre, Karl Popper, Robert Kane, Sam Harris, Jan Verplaetse, Eddy Mahnias, Kevin Mitchell en vele andere filosofen en wetenschappers die elk interessante invalshoeken gebruik(t)en in dit debat. Maar dat zou leiden tot een heel omvangrijk werkstuk. Met zijn keuze biedt Wiche de lezer een goed gebalanceerd beeld van de voor- en tegenstanders en hun argumenten daartoe. De auteur geeft in zijn laatste hoofdstuk zijn persoonlijke mening die origineel, praktisch en – althans voor mij – overtuigend is. Hij geeft toe dat we noch het determinisme, noch het bestaan van een vrije wil kunnen bewijzen. Maar dat we rationele wezens zijn, staat buiten kijf en die ratio kunnen we gebruiken om morele wetten te begrijpen. Essentieel is voor Wiche dat een mens een ‘voldoende vrije wil’ heeft, ‘als en alleen als je een handeling willens en wetens verricht’. In dat geval is men toerekeningsvatbaar en verantwoordelijk voor zijn of haar daden. ‘Ontoerekeningsvatbare daders handelen soms willens maar niet wetens (zwakbegaafden) en soms wetens maar niet willens (mensen met een dwangneurose)’, aldus Wiche die met zijn visie dat mensen de oorsprong van hun daden zijn, verder bouwt op de ideeën van Kant en Hartmann. Dit leerrijk boek is een must-read voor al wie interesse heeft in het debat rond de vrije wil.
Recensie door Dirk Verhofstadt
Rob Wiche, De redding van de vrije wil, Damon, 2024
[1] Een uitvoerige bespreking van de diverse visies tegenover de vrije wil kan men lezen in de Standford Encyclopedia of Philosophy. Zie https://plato.stanford.edu/entries/freewill/.
[2] Karl Popper, The Poverty of Historicism (1944), Routledge, 1957. Ondanks de natuurwetten is de wereld niet volledig voorspelbaar. Volgens Popper staat het determinisme haaks op de menselijke creativiteit, innovatie en verantwoordelijkheid. Mensen hebben het vermogen om kritisch na te denken en eigen keuzes te maken.
[3] Hartmann is niet onbesproken. De toenmalige Sicherheitsdienst van de nazi’s omschreef hem als ‘politiek ongeïnteresseerd’, maar ook als ‘trouw aan het nationaalsocialisme’. Georg Leaman, Gerd Simon, Deutsche Philosophen aus der Sicht des Sicherheitsdienstes des Reichsführers SS, Jahrbuch für Soziologie-Geschichte, 1992, pp. 261–292. Hartmann schreef zijn boek Ethik wel reeds in 1926.