Lang leve de mens. Redden we het ook met tien miljard? - Ralf Bodelier

Lang leve de mens. Redden we het ook met tien miljard? - Ralf Bodelier

Ralf Bodelier schetst in Lang leve de mens een hoopvolle toekomst voor de aarde en haar bewoners. De religieuze dimensie die erin binnengesmokkeld wordt, kan recensent Jan-Willem Geerinck minder bekoren.

Over schoenzolen

Ik herinner me nog haarfijn hoe ik in een televisie-interview een man zijn geschoeide voet op het bureau van de interviewer zag leggen, naar zijn zool wees en zei: ‘Kijk, die schoen is het lelijkste aan mij, vooral de zool dan. Maar als je enkel daarnaar kijkt dan heb je een totaal verkeerd beeld van wie ik ben. Want ik ben meer dan die zool. Met de wereld gaat het net zo. Als je alleen maar naar het nieuws kijkt of de kranten leest, dan krijg je een totaal vertekend beeld. Om te weten hoe het er werkelijk aan toegaat in de wereld moet je niet naar het nieuws kijken maar naar de statistieken. Het gaat steeds beter met de wereld!’ riep hij vervolgens uit.

Die man dat was Hans Rosling (1948 –2017) en hij was een vooruitgangsoptimist met veel overtuigingskracht.

Raf Bodelier is ook zo’n man en hij drukt zich dienovereenkomstig uit in zijn laatste boek Lang leve de mens. Dat is een leuk, zachtaardig en meeslepend boek geworden waarin de auteur beweert dat het allemaal wel meevalt met de omvang van de wereldbevolking en dat we het met tien miljard mensen op onze planeet ook wel zullen redden, een thesis waarvoor hij solide argumenten aandraagt.

Het goede nieuws

Het goede nieuws is uiteraard dat de bevolkingspiek eindelijk in zicht is en dat die piek behapbaar blijkt. In 2018 maakte men nog gewag van 11.2 miljard, vandaag spreekt Bodelier over 9.8 miljard mensen op aarde. Bodelier geeft zelf toe dat dat getal optimistisch is. Er zijn passages waar hij laat uitschijnen dat het aantal mensen op onze planeet helemaal niet zo impactvol is. Als je hem hoort praten zou vijftien miljard evenmin een probleem zijn. Maar dat zegt hij niet en dat is veelbetekenend want als er echt zo weinig impact is, dan ga je toch niet voor een optimistische prognose?

Hoewel Bodelier allerlei berekeningen maakt van schouder aan schouder staande mensen die dan nog maar amper de oppervlakte van drie Nederlandse provincies beslaan, weet hij ook wel dat er heus een maximale carrying capacity van de aarde is. Twintig miljard, dertig miljard … vijftig miljard, honderd miljard? Ooit houdt het natuurlijk op. Al was het alleen maar omdat de mens meer ruimte nodig heeft dan alleen die vierkante meter om op te staan.

U zou nu de indruk kunnen krijgen dat het boek van Bodelier een of ander droog traktaat is over bevolkingsaanwas maar dat is het niet. Integendeel. Meeslepend zei ik, want dit is een persoonlijk verhaal van Bodelier die opgroeide in Nederlands Limburg. Zijn grootmoeder komt uit de sloppenwijken van Aken waar kinderen door een tekort aan zonlicht kromme benen van de rachitis kregen en waar Bodeliers overgrootvader er nog erger aan toe was. Die stierf een vreselijke dood zonder pijnstillers in woonomstandigheden die gerust erbarmelijk mogen genoemd worden:

‘Zijn kaak werd volledig weggevreten. Het gat was zo groot dat er een kinderhand in paste. […] De stank [was] ondraaglijk.’

Ik citeer het trieste lot van de overgrootvader van Bodelier omdat ik werkelijk ontzag heb voor het wonder dat zich voltrok in de twintigste eeuw, een wonder dat we te danken hebben aan het kapitalisme dat er vandaag nog steeds in slaagt dagelijks duizenden mensen uit de abjecte armoede te redden, en waardoor bovenstaand lot de overgrootvader van Bodelier bespaard zou zijn gebleven.

Contra het ‘ecofascisme’

Meeslepend dus, dat boekje van Bodelier. Vanwege die verwevenheid met Bodeliers leven, lezen de honderdzestig pagina’s erg vlot weg, op zich is dat al een grote verdienste.

Ik ben een kind van dezelfde generatie als Bodelier en heb me ook al laten meeslepen door andere boeken. Boeken die men nu gerust met de term ‘ecofascistisch’ zou mogen aanduiden. Ook ik herinner me de doemverhalen van de Club van Rome die voorspelden dat alle grondstoffen binnenkort op zouden zijn.

Maar dat was de trigger niet voor mijn ecofascistische fantasieën. Ik hou van ongerepte natuur. Van bergstreken waar in de verste verte geen sterveling te bekennen valt. Van kabbelende beekjes. Van verlaten eilanden. Van weidse vista's. Van bucolische aardsparadijzen. Zelfs van leeggelopen, uitgestorven dorpen. Van wandelen in streken waar men de hele dag geen ander mens kruist. Van het idee alleen op de wereld te zijn. Men krijgt dan het gevoel dat men in een wereld loopt waar alles in evenwicht is. Dat is slechts schijn natuurlijk want men is blind voor de voortdurende strijd die zich onder de oppervlakte van dit ogenschijnlijke evenwicht afspeelt. De pieren die zich voeden met afgestorven plantendelen, de vogels die zich voeden met pieren, de katten die zich voeden met vogels, de katten die dan weer door andere beesten gegeten worden. Van grote vissen die zich voeden met kleine vissen. Men is daar blind voor. Men is romantisch. Men verheerlijkt dit. Men sluit de ogen voor de wreedheid die het in zich draagt. Men vindt het mooi. Het levert mooie geestelijke kiekjes op en prachtige foto’s.

Onder zij die dit mooi vinden, zaten de eerste alarmisten. Het hoeft dan ook geen uitleg dat de ongerustheid over het stijgen van de wereldbevolking voor het eerst de kop opsteekt in de jaren zestig, ten tijde van de hippiebeweging die de teloorgang van ongerepte natuur zo betreurde. Silent Spring (1962) van Rachel Carson dat zich uitsprak tegen het gebruik van chemicaliën. The Population Bomb (1968) van Paul R. Ehrlich dat waarschuwde voor overbevolking. Twee voorbeelden van populaire boeken binnen de ontluikende tegencultuur van de jaren zestig. Extinction Rebellion zijn de afstammelingen van die boomknuffelende hippies. Bodelier doet daar soms wat – lacherig is het woord niet – betuttelend over, maar als het Ruhrgebied nu herwildert en de rivieren daar opnieuw schoon zijn, hebben we dat dan niet aan die vroege activisten te danken?

De uitwassen waren natuurlijk de ecofascisten. Zo kwam bijvoorbeeld de in Finland zeer gerespecteerde Pentti Linkola (1932-2020) op mijn radar bij diens overlijden. Die ‘brave man’ werd in 1994 nog door het Wall Street Journal geïnterviewd en hij zei: ‘wat de wereld nu nodig heeft is hongersnood en een goede oorlog,’ en ‘we hebben nog een laatste kans ons wreed te tonen maar als we vandaag niet wreed zijn, is alles verloren.’

Slik.

Maar dat is nog niet alles. Want in hetzelfde interview zegt hij:

‘Stop hulp aan de derde wereld en asiel voor vluchtelingen, zodat miljoenen sterven. Probeer verplichte abortussen voor mensen met twee kinderen. En dan een manier vinden om van de extra miljarden mensen af te geraken. Met 2,5 keer meer mensen dan de aarde kan dragen, zou een nieuwe wereldoorlog een blijde gebeurtenis voor de planeet zijn’.

Vervolgens vergelijkt hij planeet aarde met een reddingsloep.

‘Zij die het leven haten proberen meer mensen aan boord te trekken en doen iedereen verdrinken. Zij die het leven liefhebben en respecteren gebruiken bijlen om de extra handen die aan het gangboord hangen af te hakken.’

Handen afhakken. Alweer slik. Het is een voorbeeld dat Bodelier niet noemt. Hij citeert wel andere denkers die de mens met een planeetoverwoekerende kanker vergelijken. Jacques Cousteau (1910-1997) bijvoorbeeld, de natuurliefhebber die onze generatie van zijn onderwaterdocumentaires kent. Cousteau liet in 1991 aan het Unesco weten dat als we ‘de wereldbevolking [willen] stabiliseren, we 350.000 mensen per dag [zullen] moeten elimineren’.

Wij vinden het vreemd dat James Lovelock (1919 –2022) niet aan het woord komt. De bedenker van Gaia was een hevig voorstander van een natuurlijk evenwicht op aarde. Lees: ‘er zijn teveel mensen op deze aardbol’. Ook Lovelock spaarde de harde woorden niet. In datzelfde jaar 1991 zegt hij:

‘Mensen op aarde hebben in sommige opzichten de eigenschappen van een pathogeen organisme, van de cellen van een tumor of neoplasma. Wij zijn in aantal toegenomen en verstoren Gaia zodanig dat onze aanwezigheid merkbaar verstorend werkt … de menselijke soort is nu zo talrijk dat zij een ernstige planetaire kwaal vormt. Gaia lijdt aan verspreide Primatemaia, een mensenplaag.’

Uiteraard zijn dit verfoeilijke gedachtegangen en het zijn passages die dringend onder de neus geduwd moeten worden van Damiaan Denys (1965), een nemesis van Bodelier die doodleuk zegt dat het coronavirus een ‘tik van de Schepper’ is en oppert dat we sommige mensen moeten laten gaan om anderen te redden.

Mensen zoals Denys, die ten onrechte een beroep op de natuur doen, zou men op dat moment de woorden van Robert Ingersoll (1833-1899) willen laten lezen:

‘De natuur kent noch straffen noch beloningen, enkel gevolgen.’

De religieuze dimensie

In zijn vermogen om een boeiend, meeslepend verhaal te vertellen, roept Bodelier een religieuze dimensie aan. De manier waarop dat gebeurt is best opmerkelijk.

Allereerst noemt de auteur – van opleiding onder andere theoloog – mensen bijna consequent ‘zielen’. Het is een teken aan de wand dat religie niet ver weg zal zijn en wij vinden dat van hem, een zelfverklaard atheïst (‘gelovig ben ik niet’), best vreemd. Helemaal vreemd wordt het als men Bodeliers Genesis-episoden begint te lezen en men een tegenstelling heidens/monotheïstisch ziet opdoemen. Er worden namelijk op een ietwat perfide manier twee tegengestelde religieuze strekkingen binnengesmokkeld. De eerste is het heidense veelgodendom, de tweede het monotheïsme.

De heidense zich wrekende natuur van de ecologische beweging

Bodelier rekent de ecologische beweging van Carson, Ehrlich en Extinction Rebellion tot de heidenen, die de natuur als een groot wraaklustig wezen zien, waartegen je als nietige mens niets vermag. Met betrekking tot deze mensen citeert Bodelier Freuds woorden: ‘het heidendom houdt mensen klein en infantiel.’

Bodelier doet Freud hier oneer aan want die schreef deze woorden niet specifiek over het heidendom, maar over religie in het algemeen. Hij vergelijkt religie an sich met een kinderneurose en hij spreekt zijn hoop uit dat ‘de mensheid haar neurotische fase te boven zal komen, zoals zo veel kinderen hun overeenkomstige neurose ontgroeien’.

De monotheïstische ecomodernist als mensenredder

Zij die geloven dat de mens als vernuftigste der schepselen het bevolkingsprobleem en de klimaatcrisis (waarover later meer) zullen oplossen worden tot de ecomodernisten gerekend. Ik ben er ook een. Wij ecomodernisten zijn onder andere voorstander van kernenergie. Maar wat vreemd is, is dat wij door Bodelier als product van het monotheïsme worden afgeschilderd.

De geboorte van ‘de mens’, lezen we op pagina 79, als ‘wezen dat denkt, ontwerpt en bouwt’, wordt ‘concreet’ geboren in Jeruzalem. ‘Hier werd de mens geboren’, bij de overgang van het veelgodendom naar het monotheïsme.

In Jeruzalem wordt volgens Bodelier dat uniek zelfbeschikkend en prachtig wezen ‘mens’ tot leven gebracht. Bodelier doet daarbij beroep op Genesis 1 en stelt elders de theologische vraag, ‘wat is er mooier, het werk van God of het werk van de mens?’ De natuur of de mens, wordt bedoeld. Het antwoord van Bodelier? De mens, de mens, de mens, lang leve de mens!

Je als atheïst zo beroepen op Genesis als eerste verschijningsvorm van vrijdenkende mens, ongehinderd door allerlei heidense goden die je dwarsbomen, dat vind ik vreemd. Bodelier is niet de eerste om de bron van de verlichting in het Christendom te zoeken en te vinden.

Of we de verlichting te danken hebben aan het christendom of dat die er net gekomen is ondanks het christendom, is een discussie die tot op heden niet beslecht is, maar ik weet wel dat we evenveel te danken hebben aan de Joodse (dus christelijke) als de Griekse traditie. Die tweede was daarom niet minder religieus, maar in elk geval niet monotheïstisch. Het lijkt er bij Bodelier meermaals op dat al wat de mens fantastisch maakt, hij te danken heeft aan die ene God, die de voortreffelijke kwaliteit bezat ons met rust te laten eens de schepping voltooid was. Wij vinden dat een vreemde démarche en wij worden herinnerd aan Giordano Bruno’s alziende, alom aanwezige en alvermogende God in de bekende satirische passage van de ‘honderdentwaalfde stoot’.

Klimaatcrisis

Een ding vind ik enigszins storend aan dit boek. Op een gegeven moment, met nogal wat theatraliteit, zegt Bodelier, heb ik me dan toch vergist, komt het misschien toch niet goed met de aarde, de mensheid?

Er is toch immers de klimaatcrisis. Maar dan dist hij een aantal cijfers op die stellen dat de klimaatcrisis eigenlijk amper mensenlevens gekost heeft. Er vallen tot op heden amper klimaatdoden te betreuren. Dat kan misschien wel zijn maar je kan toch niet van dat feit afleiden dat er in de toekomst geen grotere aantallen gaan sneuvelen? Het ene betekent toch niet het ander? 

Conclusie

Herinnert u zich nog de herwildering tijdens de eerste en meest strikte coronalockdown? De lege wegen? De natuur die overal oprukte? De beelden van de kanalen van Venetië met dat plots heldere water? De berggeiten in Wales, de jakhals in Tel Aviv, de wasberen in Central Park? Niemand bleef er onberoerd onder. De mens zette een stapje terug en het wonder der schepping nam het terug over, vergeef me de religieuze metafoor.

Ik ben noch mensenhater, noch mensenliefhebber. Op zijn slechtst laat mijn medemens mij compleet onverschillig en op zijn best toon ik mij gematigd mensenminnend. Soms denk ik, wat kunnen al die ‘zielen’ mij schelen? Wat heb ik daarmee te maken? Was het niet Bodelier zelf die ons in een vorig werk met de formule van morele globalisering liet kennismaken? Dat de grootte van onze empathie bepaald wordt door de variabelen ‘ellende’ en ‘afstand’ waarbij onze empathie bestaat uit ellende gedeeld door afstand?

Maar dan roep ik mezelf weer snel tot de orde.

De waarheid is dat we zowel alarmisten als ecomodernisten nodig hebben. Zonder de alarmisten was de wereld al lang terminaal vervuild en zonder de mensen die aan de alarmisten gehoor gaven en oplossingen zochten, evenzeer. En omdat er veel meer boeken van alarmisten dan van vooruitgangsoptimisten in de rekken van onze boekhandels staan, heb ik met veel plezier met dit boek kennisgemaakt.

Lang leve de mens, zou ik zeggen. Maar ook: lang leve planeet aarde.

Lang leve de mens van Ralf Bodelier verscheen bij Gompel & Svacina

Een recensie van Jan-Willem Geerinck

Kernlid Liberales

Print Friendly and PDF
Liberales Boek van het Jaar 2022: "De wereld red je niet met minder, minder, minder"

Liberales Boek van het Jaar 2022: "De wereld red je niet met minder, minder, minder"

Afscheid van de handkus – Benno Bernard

Afscheid van de handkus – Benno Bernard