Boosheid als deugd - Floris van den Berg
Gebrek aan woede zal leiden tot onze ondergang. Boosheid is namelijk een gepaste reactie op onrecht en dient ertoe om ons aan te zetten tot actie. Het vreemde is dat boosheid dikwijls wordt gezien als negatieve emotie, iets wat ongepast is, wat je zou moeten onderdrukken, wat een uiting zou zijn van het niet kunnen beheersen van je emoties. Wie sterke emoties toont wordt als labiel gezien. Wie sterke emoties toont wordt afgerekend op die emoties en niet op de zaak waar de boosheid zich op richt. Ik houd echter een hartstochtelijk pleidooi om boosheid en zelfs woede te koesteren, aan te wakkeren en te stimuleren, maar wel binnen grenzen. Ik wil boosheid invoegen in een humanistisch mensbeeld en dito levensbeschouwing waarin de ratio leidend is. Ik pleit voor constructieve boosheid.
Boosheid moet gepast en proportioneel zijn. Wie boos is omdat het ochtendblad wat later wordt bezorgd, wellicht omdat het hondenweer is, doet er goed aan om te kalmeren en de boosheid te laten varen. Wie boos is omdat het slecht weer is, is verkeerd bezig. Het weer is niet iets waar je boos over kunt zijn. Ik pleit ervoor om boosheid te reserveren voor ethische kwesties waarbij voorkombare schade wordt veroorzaakt, zoals filosoof Peter Singer opmerkt: ‘when people cause serious suffering or don’t alleviate suffering when they could’. Boosheid is dan de motivator om te handelen om verdere schade te voorkomen. Ik heb het dus over morele boosheid.
Ik geef een voorbeeld. Toen ik jaren geleden een lezing bijwoonde van een medisch ethicus over niet medisch noodzakelijke jongensbesnijdenis, zoals die voorkomt bij moslims, joden en Amerikanen, en kennis nam van de ernst en onomkeerbaarheid van deze verminking, voelde ik een golf van woede over mij heen komen – erover schrijven wekt die woede opnieuw op. Als ik erover spreek heb ik al moeite om niet harder te gaan praten. Mijn hele wezen straalt woede uit. Mijn stem gaat trillen. Ik leef mij in in de slachtoffers. Kun jij jezelf ook inleven in de positie van het slachtoffer? Doe het! Probeer je erin in te leven. Niet abstract, maar concreet.
Als liberaal ben ik niet tegen besnijdenis van mannen an sich: als er een medische reden voor is of als je volwassen bent, goed geïnformeerd, vrij van dwang, niet onder invloed van alcohol of drugs en je wilt je dan laten besnijden, dan vind ik niet dat de overheid dat hoeft te verbieden en dat deze stupide keuze getolereerd moet worden. Maar dat geldt niet voor niet-volwassen jongens. De primaire taak van de overheid is – of zou moeten zijn – het beschermen van haar burgers. In het geval van niet-medisch noodzakelijke jongensbesnijdenis oefent zij die taak niet uit. De liberale overheid faalt in het beschermen van de lichamelijke integriteit van deze jongens. De reden dat dit überhaupt wordt toegestaan is dat religie een uitzonderingspositie inneemt. Dat moge zo zijn, maar ethiek heeft prioriteit boven wetten: als wetten immoreel zijn, dan zijn ze immoreel, onafhankelijk van of wat gebeurt legaal is. Jongensbesnijdenis is immoreel en dient verboden te worden.
Maar nu terug naar de boosheid: hoe komt het dat wanneer mensen met een morele kwestie worden geconfronteerd ze niet allemaal dezelfde verontwaardiging voelen? Dit is een psychologische en geen filosofische kwestie. Waarom is boosheid niet een veel algemenere reactie? Als ik een jood of moslim zie dan is het eerste wat ik denk: kindermishandelaar! Ik zie deze religies primair als immorele mutilatiepraktijen die verachtelijk zijn. Het goede dat deze religies mogelijkerwijs hebben, kan deze immorele praktijken niet goedmaken. Een maffiabaas die aan goede doelen geeft, blijft een crimineel. Ik voel dan ook een enorme boosheid tegenover joden en moslims vanwege de jongensbesnijdenis. Een boosheid die anderen totaal niet voelen. Alleen wanneer mensen een foto van jongensbesnijdenis getoond wordt, vinden mensen het pijnlijk om ernaar te kijken, maar zodra het beeld weg is, is de verontwaardiging al uit hun lichaam en geest verdwenen. Het is psychologisch wel te begrijpen, want wie de woede koestert, zit er zelf mee opgescheept en dat is in het sociale verkeer niet heel behulpzaam, en voor je eigen gemoedsrust ook niet. Maar de slachtoffers schieten niets op met jouw gemoedsrust. Het is vergelijkbaar met mensen die het naar vinden om naar beelden uit de bio-industrie te kijken zoals beelden uit slachthuizen, maar geen enkele moeite hebben met het consumeren van dierlijke producten.
Heeft de sociale afkeer van woede misschien te maken met onze onverschilligheid voor onrecht en gebrekkige inleving in slachtoffers? Of het nu gaat om slachtoffers van jongensbesnijdenis, om niet-menselijke dieren in de bio-industrie of om onze eigen nakomelingen die met de nefaste gevolgen te maken zullen krijgen van ons ecologisch onverantwoord handelen.
Woede kan dus ongepast zijn en disproportioneel (woedend zijn om een lekke band) of ongepast qua uiting, zoals schelden, vloeken, tieren of zelfs schoppen en slaan. Nu moet ik opbiechten dat ik mijzelf soms schuldig maak aan schelden, vloeken en tieren. Ik vind dus blijkbaar niet dat alle vormen van schelden, vloeken en tieren ongepast zijn. Mensen die de dierenholocaust in stand houden door het consumeren van dierlijke producten, immorele monsters tnoemen, wat gepast is gezien de ernst van het kwaad, wordt gezien als sociaal ongepast. Wie, zoals ik deed in het EO-programma Rot op met je religie, een joodse dame toeschreeuwde dat ‘joden en moslims godverdomme met hun poten van de piemels van jongens moeten afblijven’ kan rekenen op sociale afkeuring. Natuurlijk, fatsoenlijk is het niet. Maar het gekke is dat jongensbesnijdenis – of leren schoenen dragen – wél als fatsoenlijk wordt gezien. Wie ongeremd boos is maakt zich sociaal onmogelijk. Ik probeer mijn woede dan ook enigszins te beteugelen, maar de slachtoffers schieten daar niks mee op.
De andere kant van de medaille is dat aardigheid, vriendelijkheid en fatsoen gevaarlijke immorele ondeugden kunnen zijn. Door vriendelijk te zijn tegen joden en moslims en door geen kritiek te uiten op hun barbaarse en achterlijke praktijk zal deze praktijk niet verdwijnen. Vriendelijkheid is medeplichtigheid. Vleeseters niet aanspreken op hun diep immorele daad betekent dat de horror van de bio-industrie blijft voortbestaan.
Aardig zijn is overgewaardeerd. Aardig is geen morele categorie. Immorele mensen kunnen immers aardig zijn. En mensen die geen vlieg kwaad doen, kunnen heel onaardige en onaangename mensen zijn. Het vergt mentale kracht om over de verleiding van aardigheid heen te stappen. Aardigheid verbloemt onnoemelijk veel leed – denk aan al die aardige mensen die met elkaar de afschuwelijke bio-industrie in stand houden. Of die vriendelijke joodse of islamitische mensen die altijd voor je klaar staan, maar die toch hun zoons hebben laten besnijden. En vergelijk dat met een niet-aangename veganistische moraalridder die meent anderen de norm te mogen stellen. In Rot op met je religie wond ik mij regelmatig op over immorele praktijken van religie (naast besnijdenis ook indoctrinatie van kinderen of het bestempelen van abortus als moord). Ik kwam bekend te staan als ‘de meest onsympathieke atheïst van Nederland’. De joodse dame daarentegen was een en al vriendelijkheid. Zij toonde begrip voor de gebruiken van andere gelovigen. Zij vond besnijdenis een mooi ritueel.
Toen ik een veganistische curry maakte, wilde zij toch ook nog wat kippenpoten braden ‒ uit vriendelijkheid tegenover de vleeseters. Mijn wilde woede werd niet begrepen en niet gewaardeerd. Toch heb ik geen spijt van mijn deelname aan dat televisieprogramma. Ik denk dat het goed is wanneer mensen geconfronteerd worden met morele blinde vlekken. Dat de boodschapper dan de verontwaardiging ontvangt is een begrijpelijke reactie, maar het leidt hopelijk wel tot het begin van een discussie. Het is ook een enorme paradigmaverschuiving om in te zien dat dingen die we al lang doen, desondanks immoreel kunnen zijn. Boosheid die wordt aangewakkerd door je zo levendig mogelijk in te leven in het slachtoffer, is de motivatie om te werken aan het uitbannen van onnodig leed. Boosheid kan leiden tot een rechte lijn tussen kennis van het onrecht en de handeling om er wat tegen te doen. Te vaak leidt kennis helemaal nergens toe, zoals in het geval van dierenleed, klimaatverandering of jongensbesnijdenis. Mensen weten ervan, maar handelen er niet naar – en dat heeft niks te maken met intelligentie of opleidingsniveau.
Hoe koesteren en cultiveren we boosheid? Wellicht door boosheid niet meer uit te bannen en door boze mensen te waarderen. Denk aan de machtige woede van Greta Thunberg zoals haar redevoering met trillende en overslaande stem en van woede verbeten gezicht bij de Verenigde Naties. Of haar uitspraak: We need to get angry and understand what is at stake. And then we need to transform that anger into action and to stand together united and just never give up. Of denk aan de gloedvolle scherpe religiekritiek van Christopher Hitchens: Violent, irrational, intolerant, allied to racism and tribalism and bigotry, invested in ignorance and hostile to free inquiry, contemptuous of women and coercive toward children: organized religion ought to have a great deal on its conscience. Religie verdient geen respect, maar minachting. Dat is niet aardig, maar wel moreel noodzakelijk.
Het is belangrijk rationeel na te denken over emoties zodat emoties proportioneel en zinnig zijn. Je kunt emoties trainen. Dat woedende wappies de corona-maatregelen vergeleken met de anti-joodse maatregelen van de nazi’s was totaal ongepast. Om onrecht te bestrijden is boosheid nodig, constructieve boosheid voor een leefbare wereld met minder leed en meer geluk. Zonder boosheid om onze eigen stupiditeit omtrent klimaatverandering zijn wij reddeloos verloren.
Floris van den Berg
Floris van den Berg is auteur van meerdere boeken, onder andere Filosofie voor een betere wereld, De vrolijke veganist, Beter weten: Filosofie van het ecohumanisme, en Groen liberalisme.