Vanwaar die verkramping over de laïcité? - Jürgen Slembrouck
De voorbije weken laaide het debat over de neutraliteit van de overheid weer in alle hevigheid op. Opnieuw werd het debat toegespitst op het mogen dragen van de hoofddoek. Ten dele is dat begrijpelijk. De voorbije jaren waren vooral moslima’s vragende partij om als ambtenaar tewerkgesteld te worden en daarbij levensbeschouwelijk herkenbaar te zijn. Wie hun vraag op een overtuigende manier wenst te beantwoorden, mag niet in de verleiding komen om van het neutraliteitsdebat een islamdebat te maken. Wat de aard van de islam is, welke tolerantie jegens de islam gepast is, of de hoofddoek onder dwang dan wel vrijwillig wordt gedragen… het zijn allemaal interessante vragen, maar in wezen hebben ze slechts een marginaal belang voor de discussie over neutraliteit.
De neutraliteit van de overheid viseert alle tekens die de vrijheid van de burger kunnen schaden of die twijfels kunnen doen rijzen over de objectiviteit van de dienstverlening. We bewijzen de man die jarenlang werd misbruikt door een priester geen dienst als hij hulp moet zoeken bij een politieagent die een houten kruis draagt. Wanneer een ambtenaar een tijdelijke slachtvloer sluit, doet hij dat dan omdat de voedselveiligheid niet gewaarborgd wordt of omdat hij een GAIA T-shirt draagt? We belemmeren een meisje, dat twijfelt aan haar geloof en in de openbare bibliotheek het boek Why I am not a Muslim wil ontlenen in haar vrijheid wanneer ze hulp moet vragen aan een bibliotheekbediende die een djellaba en een pots draagt. Wanneer de tramchauffeur van de MIVB, herkenbaar als orthodoxe jood, een passagier berispt, doet hij dat dan omdat die zijn voeten laat rusten op de bank of omdat hij een Arafatsjaal draagt?
In essentie gaat het debat niet over de hoofddoek of de islam, noch over om het even welke andere levensbeschouwing in het bijzonder. Het arsenaal aan tegenstrijdige levensbeschouwelijke opvattingen is veel ruimer dan alleen maar diegene die met de islam te maken hebben. Waar het wel om gaat, is de vraag hoe we harmonieus in diversiteit kunnen samenleven wanneer iedereen vrij en gelijk is.
Sommigen, zoals Els Flour en Ida Dequeecker, menen dat het Franse model van de laïcité daarvoor niet de beste troeven heeft. Dat model verbiedt ambtenaren om levensbeschouwelijke tekens te dragen. Ondanks dat verbod is de levensbeschouwelijke diversiteit er niet kleiner, noch minder dynamisch dan elders in Europa. Flour en Dequeecker verkiezen het Angelsaksische multiculturalistische model waar het dragen van die tekens (meestal) wel is toegestaan en menen dat dat model ook bij ons navolging verdient. Zij verliezen daarbij uit het oog dat ook het Verenigd Koninkrijk te kampen heeft met soms extreem gewelddadige levensbeschouwelijke spanningen en dat het samenleven in diversiteit ook daar onder druk staat. Mensen hokken er samen in levensbeschouwelijke getto’s waar Gods gebod primeert op “the rule of law”.
Menen ze oprecht dat het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen, waar ze zo hoog mee oplopen, daar beter kan worden uitgeoefend?
Jurgen Slembrouck
Medewerker Vrijzinnige Dienst Universiteit Antwerpen