Waarom er voor het zorgpersoneel wordt geapplaudiseerd - François Levrau
Sinds kort weerklinkt her en der in Vlaanderen zo rond de klok van 20.00h applaus en wapperen witte doeken uit de vensters als teken van respect en steun voor het zorgpersoneel dat in de strijd tegen het coronavirus in de frontline staat. Deze mensen riskeren hun eigen gezondheid en die van hun naasten en verdienen daarom onze solidariteit. Met de dankbaarheid die in de coronacrisis zo krachtig wordt geuit wordt duidelijk dat de zorgverstrekker aan twee diep gekoesterde en krachtige ethische en existentiële figuren herinnert.
De held
De eerste figuur is die van de ‘held’. We stellen ons de zorgverlener immers graag voor als diegene die niet zomaar een beroep uitoefent, maar als iemand die werkelijk is geroepen om mensen te verzorgen. Hij is wat Richard Sennett, Amerikaans topsocioloog, de ‘ambachtsman’ zou noemen omdat hij op basis van diens verlangen om iets goeds en concreets te doen onvoorwaardelijk handelt. Het gaat hem niet (of toch niet primair) om persoonlijke ontwikkeling, erkenning of salaris, maar wel om het werk zelf dat hij met hart en ziel doet.
De zorgverlener is de ambachtsman die zich, desnoods ten koste van het eigen leven, op de hulpbehoevende ander richt. In die zin beantwoordt hij aan de figuur van de ‘held’. Net als de held in de actiefilm de kijker uitnodigt zich een beeld te vormen van wat hij zou doen of hoe zijn leven er zou uitzien indien hij ook “jusqu’au bout” zou gaan, noopt de zorgverlener tot een reflectie over de mate waarin men er zelf toe bereid is alles en iedereen te verlaten om uiteindelijk datgene te doen wat moet gebeuren.
Het is dan begrijpelijk waarom de (zorg)held hevige emoties losmaakt. We voelen zowel kracht, energie en bewondering, alsook angst want de gevolgen kunnen dramatisch zijn. De (zorg)held reikt een spiegel aan en dwingt mensen na te denken over de mate waarin de eigen keuzes en handelingen contrasteren met die van de held.
De primaire ander
De tweede figuur is die van de ‘primaire ander’. Mensen zijn op allerlei manieren fundamenteel op elkaar aangewezen. Uit die afhankelijkheid vloeit een ethische eis voort om zorgzaam met elkaar om te gaan, maar die eis wordt in het dagelijkse leven eigenlijk zelden waargemaakt. In de wederzijdse afhankelijkheid etaleert zich immers vaak een vorm van macht. Al te vaak staan twee mensen tegenover elkaar met hun eigen belangen.
Het is pas in de zorgrelatie dat men ervaart hoe de macht en de daarbij samenhangende intermenselijke spanning wordt afgezworen. Vanaf het prille contact wordt immers duidelijk dat de ander zich onvoorwaardelijk dienstbaar opstelt. In die zin is het het zorgpersoneel dat eigenlijk voortdurend met de witte vlag (symbool van de overgave) zwaait. Zelfs wanneer we op ons zwakst zijn en volledig op onze afhankelijkheid worden teruggeplooid, merken we dat de zorgverlener ons bijstaat.
Die zorgrelatie roept de echo op van het kind dat geboren wordt en voor zijn overleving volledig afhankelijk is van de ‘primaire ander’ (gewoonlijk de ouders). Het kind kan zijn angst, verdriet en pijn bezweren door het besef dat de ‘ander’ zal terugkeren en dat die het goed met hem voorheeft. In een gezonde ontwikkeling gaat het vertrouwen als basishouding aan het wantrouwen vooraf, en zal het kind pas later begrijpen hoe zeldzaam die onvoorwaardelijke zorg eigenlijk is.
Het zorgpersoneel brengt ons terug bij het beeld van die primaire ander die steeds nabij was. Dat beeld dat nu door het coronavirus weer wordt wakker gemaakt houdt een belofte voor de toekomst in. Het stelt mensen gerust want ze weten dat ook wanneer het slecht met hen gaat en wanneer alles en iedereen hen verlaten heeft, er nog steeds zorgpersoneel zal zijn dat zich onvoorwaardelijk over hen ontfermt. Die gedachte is louterend en doet mij alvast hard applaudisseren en dankbaar met witte doeken zwaaien.
Het laatste wat we nu moeten doen is het vertrouwen van het zorgpersoneel schenden door de Coronarichtlijnen naast ons neer te leggen. Wie dat wel doet gedraagt zich als het verwende kind dat misbruikt maakt van de onvoorwaardelijke zorg die hem wordt geboden.
François Levrau, doctor Sociale Wetenschappen en verbonden aan de UAntwerpen.