Zeg niets: Moord en verraad in Noord-Ierland - Patrick Radden Keefe
Patrick Radden Keefe over Zeg niets: ‘Dit boek is gebaseerd op vier jaar research, zeven reizen van New York naar Noord-Ierland en meer dan honderd interviews. In de geest van de titel van dit boek hebben veel mensen niet met mij willen spreken. Anderen begonnen wel, maar veranderden van gedachten. Het lijkt vreemd dat gebeurtenissen van bijna een halve eeuw geleden nog altijd angst en schrik inboezemen, maar zoals ik met dit boek duidelijk hoop te maken, is de geschiedenis in Belfast springlevend en gevaarlijk.’
The Troubles
Van 1968 tot 1998 was Noord-Ierland vaak in het nieuws. Bernadette Devlin, Ian Paisley en Gerry Adams waren bekende namen. Oranjemarsen, bomaanslagen en hongerstakingen waren bekende fenomenen. IRA, UDA en RUC waren bekende afkortingen. In die dertig jaar, die bekend zouden worden als ‘The Troubles’, kwamen zo’n 3.500 mensen om door geweld.
Door de Brexit is Noord-Ierland weer in het nieuws gekomen en zoals Patrick Radden Keefe schrijft, de geschiedenis in Belfast (de hoofdstad van Noord-Ierland) is springlevend en gevaarlijk. En wie iets van die geschiedenis wil begrijpen moet Zeg niets absoluut lezen.
Who done it?
Laat ik beginnen met mijn eindoordeel. Wat is er positief? Het boek leest als een thriller; een waargebeurde, goed onderbouwde ‘who done it?’ Ik werd verrast door het einde en zal daar dus niets over onthullen. Het boek werd uitstekend vertaald door Hans E. van Riemsdijk. Het is een fantastisch boek.
Wat is er negatief? De minpunten van het boek zijn marginaal te noemen voor een boek van 495 pagina’s, maar ze waren te voorkomen geweest. Er zijn fouten in de tekst blijven zitten. Twee voorbeelden. Pagina 94: ‘Maar tijdens de begroetingen merkte Adams dat Whitelaw klamme handen hand.’ Pagina 220: ‘Tegenstanders grapten dat de omhooggevallen politieke partij rekeningen hadden...’ Ook in het register is niet alles goed gegaan. Twee voorbeelden. De naam ‘Devlin, Bernadette’ had op een nieuwe regel moeten beginnen, maar zit vastgeplakt aan het laatste paginanummer van de naam die eraan vooraf gaat en lijkt op het eerste gezicht te ontbreken tussen ‘Derry’ en ‘Dolan’. In het boek wordt de naam ‘Hughes, Brendan’ vaak genoemd. De eerste keer zou volgens het register zijn op de pagina’s 68-70, maar dat moet zijn 65-70.
Narratieve non-fictie
Toen ik het boek (in Nederlandse vertaling) in handen kreeg meende ik in eerste instantie dat het hier fictie betrof. De ondertitel Moord en verraad in Noord-Ierland klonk als een thriller en bij het doorbladeren zag ik dialogen. De Engelse ondertitel maakt de potentiële koper en lezer beter duidelijk waar dit boek over gaat: A True Story of Murder and Memory in Northern Ireland. Het boek vertelt een waar gebeurd verhaal waar het geheugen van de betrokkenen een belangrijke rol in speelt.
Patrick Radden Keefe (geb. 1976) is een Amerikaans schrijver en onderzoeksjournalist. Hij is in vaste dienst bij The New Yorker. Met Zeg niets heeft hij geen geschiedenisboek willen schrijven, zo lezen we, maar narratieve non-fictie. Daarbij maakte hij gebruik van de herinneringen van mensen, maar die zijn natuurlijk niet altijd even betrouwbaar.
Keefe: ‘Het geheugen is een ongrijpbaar iets en daarom heb ik waar mogelijk geprobeerd bevestiging te vinden voor de herinneringen van individuen. Waar verschillende lezingen van elkaar afwijken heb ik de meest aannemelijke lezing van de gebeurtenissen gebruikt voor de hoofdtekst van het boek en vermeld ik andere voorstellingen van zaken of nuanceverschillen in de eindnoten. (...) Geen enkele dialoog of geen enkel detail is verzonnen of ontsprongen aan de verbeelding; als ik af en toe iemands innerlijke gedachten beschrijf, dan is dat omdat die persoon die gedachten tegenover mij of anderen heeft uitgesproken, zoals steeds nader toegelicht in een noot. Omdat ik ervoor heb gekozen specifiek dít verhaal te vertellen komen belangrijke aspecten van de Troubles niet aan de orde. Het boek gaat nauwelijks in op het loyalistisch terrorisme, om maar een voorbeeld te noemen. (...) Naast interviews is het boek gebaseerd op uitgebreid archiefonderzoek, met inbegrip van vele comtemporaine krantenverslagen, en op onuitgegeven brieven en e-mails, onlangs vrijgegeven staatsstukken, uitgegeven en ongepubliceerde memoires, propaganda uit die tijd, verklaringen onder ede, getuigenverklaringen, onderzoeksverslagen, autopsierapporten, dagboeken, archieffilm- en fotomateriaal en opnames van telefoongesprekken.’
Hoe zat het ook al weer met Ierland en Noord-Ierland?
Van 1801 tot 1921 maakte Ierland deel uit van Verenigd Koninkrijk. In 1921 werd na vijf jaren van geweld het Anglo-Iers Verdrag gesloten waarbij Ierland werd opgedeeld. Circa 80% van het grondgebied werd zelfstandig, eerst onder de naam Ierse Vrijstaat, daarna als Ierse Republiek. Het resterende deel, Noord-Ierland, bleef deel uitmaken van Verenigd Koninkrijk. De bevolking van Ierland is overwegend katholiek, maar in Noord-Ierland waren de protestanten in de meerderheid. De katholieken werden behandeld als tweederangs burgers en werden achtergesteld als het ging om stemrecht, huisvesting en werk.
Naar het voorbeeld van de Civil Rights March in de Verenigde Staten van Selma naar Montgomery werd eind jaren zestig in Noord-Ierland vreedzaam betoogd tegen de systematische discriminatie van katholieken en voor gelijke rechten. Op 1 januari 1969 begon een groep jonge demonstranten aan een meer dan honderd kilometer lange mars van Belfast maar Londonderry. Op 4 januari werden de deelnemers bij Burntollet Bridge, niet ver van Londonderry, overvallen door aanhangers van dominee Ian Paisley en leden van de reserve politie. Het pad lag hier een stuk lager dan de omgeving en de demonstranten zaten in de val. Ze werden bekogeld met stenen en geslagen met ijzeren staven en stokken met spijkers. Twee van de deelnemers aan de mars voor gelijke rechten waren de achttienjarige Dolours Price en haar drie jaar jongere zusje Marian. Het overlijdensbericht van Dolours in The New York Times vormde voor Keefe de aanleiding om dit boek te schrijven.
Even met jullie moeder praten
Centraal in het boek staat de ontvoering van Jean McConville in Belfast. Ze was een achtendertigjarige weduwe, moeder van tien kinderen, die in leeftijd variëerden van zes tot twintig jaar. Vroeg in de avond, begin december 1972, de exacte datum is niet duidelijk, neemt Jean een bad. Haar vijftienjarige dochter Helen is ondertussen naar een snackbar gegaan om fish-and-chips te halen. Jean is nog niet helemaal aangekleed als er op de deur wordt geklopt. De andere kinderen denken dat Helen terug is en doen de deur open.
‘Toen ze de deur opendeden stormde er echter een bende mensen naar binnen. Alles ging zo snel dat geen van de kinderen McConville kon zeggen hoeveel mensen het precies waren, maar het waren mannen én vrouwen. Sommigen droegen bivakmutsen, anderen hadden een nylonkous over hun hoofd getrokken die hun gezicht veranderde in een griezelig masker. Zeker één van hen had een pistool. (...) De indringers probeerden de kinderen te kalmeren met de verzekering dat ze Jean zo weer terug zouden brengen; ze wilden alleen even met haar praten en binnen een paar uurtjes zou ze weer thuis zijn.’
Het zou uiteindelijk meer dan dertig jaar duren voordat de kinderen duidelijkheid kregen over het lot van hun moeder. Op 26 augustus 2003 werden op een strand in de Ierse Republiek de stoffelijke resten van Jean McConville gevonden.
Gerry Adams wilde niet praten
Er zijn spelen vier personen een hoofdrol in Zeg niets: Jean McConville (1934-1972), Dolours Price (1951-2013), Brendan Hughes (1948-2008) en Gerry Adams (geb. 1948). Toen Keefe in 2013 aan zijn boek begon waren drie van de vier hoofdrolspelers reeds overledend en Gerry Adams wilde niet praten. Jean McConville werd ervan verdacht dat ze een informant was voor de Britten.
Dolours Price en Brendan Hughes werden begin jaren zeventig actief voor de IRA, het Iers Republikeins Leger. De IRA streed met geweld voor de vereniging van Noord-Ierland met de Ierse Republiek. Gerry Adams werd in 1964 lid van Sinn Féin, een in 1905 opgerichte politieke partij die streefde naar een zelfstandig en ongedeeld Ierland. Adams heeft altijd ontkend lid te zijn geweest van de IRA. Van 1978 tot 2018 was hij partijleider van Sinn Féin. Hij speelde een belangrijke rol bij het totstandkomen van het Goedevrijdagakkoord in 1998. Men kwam daarbij overeen, dat de bestaande problemen voortaan met vreedzame en democratische middelen zouden worden opgelost en niet met geweld.
Belfast Project
Drie jaar na het Goedevrijdagakkoord ging in de Verenigde Staten in het Boston College (een katholieke universiteit in de staat Massachusetts) het Belfast Project van start. Er werden in de vijf jaar die volgden in het diepste geheim zo’n vijftig interviews gehouden met mensen die betrokken waren geweest bij het conflict in Noord-Ierland. Die interviews zouden pas na de dood van de betrokkenen openbaar mogen worden gemaakt. Zo’n tien jaar na de start van het project werd het project toch bekend. Een van de gevolgen was dat er vanuit het Verenigd Koninkrijk verzoeken aan het U.S. Department of Justice werden gestuurd om de geluidsbanden over te dragen, zodat deze konden worden gebruikt om personen te vervolgen die verdacht werden van misdrijven tijdens de Troubles.
‘Die man is een leugenaar’
Gerry Adams bleef zichzelf na 1998 in de publiciteit afficheren als de politicus die nooit iets met de IRA te maken had gehad en die een belangrijk aandeel in het vredesproces had geleverd. Dat viel verkeerd bij Dolours Price, en trouwens niet alleen bij haar. In 2010 benaderde zij de krant The Irish News. De journaliste Allison Morris besloot naar Dublin te rijden om Price te interviewen.
Keefe: ‘Ze had al heel wat ex-paramilitairen geinterviewd en wist wat ze van die mensen kon verwachten: geplaagd door trauma’s sleten zulke mannen en vrouwen hun dagen vaak in een roes van drank en pillen. Kort voor zijn overlijden had ze Brendan Hughes een paar keer geinterviewd en soms had ze het gesprek moeten staken omdat hij te dronken was. Toen Price echter opendeed en Morris en haar fotograaf begroette, leek ze nuchter en haar verhaal klonk samenhangend. (...) Price wilde praten over de verdwenen personen. De spreekwoordelijke druppel was de ongedwongen toon waarop Adams had gesproken over de verdwijning van haar oude vriend Joe Lynskey, alsof het om een of andere force majeure ging en niet om een gruweldaad waartoe Adams zelf het bevel had gegeven.’
Joe Linskey had in de jaren vijftig een priesteropleiding gevolgd, maar was daar mee gestopt en had zich aangesloten bij de IRA. Dolours Price was erg op hem gesteld. Joe Linskey verdween augustus 1972 nadat hij voor een IRA-krijgsraad had moeten verschijnen. Hij was toen veertig. Zijn stoffelijk overschot is nog altijd niet gevonden.
‘Lynskey was ‘een heer’, zei Price tegen Morris. Ze had hem nooit naar zijn executie moeten brengen. Ze had hem moeten helpen het land uit te raken. ‘Kapot was ik ervan. Nog altijd,’zei ze. ‘Ik had meer moeten doen.’ ‘Je beseft toch dat je jezelf belast met zulke uitspraken?’zei Morris. ‘Het kan me niet meer schelen,’ zei Price. ‘Die man man is een leugenaar.’
‘Whatever You Say, Say Nothing’
De titel van het boek is ontleend aan een gedicht van Seamus Heaney uit de bundel North die in 1975 werd gepubliceerd: Whatever You Say, Say Nothing. Deelnemers aan de gewapende strijd moesten op hun woorden passen. Niets verraden. Niets zeggen. Gerry Adams had in de jaren zeventig toen hij gevangen was genomen ontkend dat hij Gerry Adams was, hoewel iedereen wist dat hij loog. En na het Goedevrijdagakkoord bleef hij ontkennen dat hij ooit lid van de IRA was geweest.
Een van de dingen die het lezen van Zeg niets wat mij betreft zo fascinerend maakte was om te merken hoe mijn sympathie en antipathie ten opzichte van mensen als Gerry Adams en Dolours Price een paar maal omsloeg. Ik voelde sympathie voor de katholieken die in Noord-Ierland werden gediscrimineerd als het ging om stemrecht, huisvesting en werk. Ik voelde sympathie voor de deelnemers aan de mars van Belfast naar Derry. Ik voelde nog meer sympathie voor de deelnemers toen ze werden overvallen. Ik begreep dat Dolours Price koos voor de ondergrondse strijd, maar had grote moeite met het geweld. De ontvoering van een weduwe met tien kinderen en haar laten verdwijnen vond ik abject. Maar ik voelde weer mededogen voor Dolours Price toen ik las hoe ze daar zelf onder leed, hoe ze het voor zichzelf probeerde te rechtvaardigen en hoe ze daar niet uitkwam. Mijn weerzin ten opzichte van de Gerry Adams, de man die er mee voor zorgde dat er een eind kwam aan het geweld en dat er een vredesakkoord werd gesloten, die weerzin groeide. Het ‘niet praten’ van Adams werd een vorm van verraad.
‘Ons hart en ons lijf gebroken’
Bij de begrafenis van Dolours Price sprak haar oude vriendin en leidster van de studentenprotesten in de jaren zestig, Bernadette Devlin: ‘We kunnen niet blijven doen alsof veertig jaar van wrede oorlog, van verlies, van offers, van gevangenisstraf, van onmenselijkheid ons niet één voor één hebben geraakt in ons hart en onze ziel en onze geest. Dat alles heeft ons hart en ons lijf gebroken. Het heeft onze kijk op de wereld veranderd en maakt ons leven elke dag moeilijk.’
Patrick Radden Keefe, Zeg niets: moord en verraad in Noord-Ierland,
Martin Harlaar