De rode bovenmeester - Sjoerd Karsten
De zegeningen van socialisme
Via vrijdenken naar socialisme, humanisme en atheïsme
Educating the mind without educating the heart is no education at all. Aristoteles
Ik ben dus socialist. Dat is de conclusie die ik moet trekken na het lezen van De rode bovenmeester. De humanistische pedagoog en sociaaldemocratische politicus A.H. Gerhard, 1858-1948 (Humanistisch Historisch Centrum/Papieren Tijger, 2019) door emeritus hoogleraar onderwijskunde aan de UvA, Sjoerd Karsten. Ja, het socialisme is besmet door het communisme. De gruwelen van het communisme overschaduwen ten onrechte de grote verdiensten van het socialisme. Socialisme is niet hetzelfde als communisme en collectivisme. Het socialisme waar ik warm van word is het socialisme dat heeft gestreden voor algemeen (seculier) onderwijs, voor co-educatie (dus jongens en meisjes bij elkaar in de klas), voor de leerplicht, voor algemene vormingsinstituten als de (nog steeds bestaande) Volksuniversiteit, de achturige werkdag, vrouwenstemrecht, een staatsexamen, onderwijsvernieuwing waarin meer aandacht is voor de ontwikkeling van het kind, seksuele voorlichting, onderwijs vrij van religie, bewaarscholen (crèches), scholen voor moeilijk lerende kinderen. De liberalen gingen doorgaans mee met de socialisten. De confessionelen lagen doorgaans dwars. Heden ten dage doen echter zelfs de meest orthodox religieuze scholen aan co-educatie en is er een leerplicht voor iedereen.
De socialisten hebben, zoals gezegd met hulp van de liberalen, gezorgd voor de verzorgingsstaat, inclusief het onderwijsstelsel, zoals we dat nu kennen waarbij iedereen in principe naar school kan en moet en er medische zorg beschikbaar is voor iedereen. Het opkomen voor de zwaksten of meest hulpbehoevenden in een samenleving is humaan (oftewel sociaal), maar helaas niet vanzelfsprekend. Confessionelen verzetten zich tegen staatsbemoeienis met onderwijs en zorg, omdat de kerk zich die had toegeëigend en zo hulp kon bieden in ruil voor de ziel en zaligheid van degenen die hulp ontvingen.
De samenleving waarvan wij nu de vruchten plukken (en die volgens sommigen kommer en kwel is) is er niet vanzelf gekomen. We zijn van heel ver gekomen en er is hard voor gestreden om de positie van degenen die het slechtste af zijn te verbeteren. Wie denkt dat het onderwijs anno nu slecht is moet dat eens vergelijken met onderwijs honderd jaar geleden!
De vrijdenker, socialist, humanist, onderwijzer, pedagoog en SDAP-politicus Adriaan Gerhard was een de pioniers voor een humanere samenleving en hij stak met veel verve zijn handen uit de mouwen om daar onvermoeibaar aan te werken, als onderwijzer, als pedagoog, als bestuurslid van tal van verenigingen, als redacteur van tal van bladen, als schrijver, als publieksspreker en als politicus in de Tweede Kamer voor de SDAP. Gerhard was een bevlogen, veelzijdig en klaarblijkelijk energiek en onvermoeibaar persoon.
Gerhard werd onderwijzer tegen wil en dank: het was de enige mogelijkheid om zich te kunnen ontwikkelen. Maar hoewel niet uit roeping werd hij er enorm goed in en kweet hij zich vol toewijding van zijn taak. Niet alleen werd hij al snel bovenmeester (schoolhoofd) maar hij zette zich ook in voor verbetering van het onderwijs en onderwijsmethoden. Hij was in Nederland een pionier op het gebied van de pedagogiek. De meeste pedagogen waren devote christenen die meenden dat het christendom een rol moest spelen in het proces en resultaat van opvoeding. De vrijdenker en atheïst Gerhard was het hier niet mee eens. ‘Hij probeerde een humanistische pedagogiek te ontwikkelen waarin onafhankelijk denken, persoonlijke autonomie en medemenselijkheid voorop stonden.’ (p. 13) Gerhard was tegen straffen en vooral lijfstraffen in het onderwijs. Ook dat vinden wij volkomen normaal, dat leraren niet slaan, maar wereldwijd komt het lichamelijk tuchtigen op school nog steeds voor, kijk maar naar de Arabische wereld.
Gerhard was een activist voor een betere wereld en streed daarvoor op vele fronten, behalve in het onderwijs zette hij zich ook in tegen alcoholisme en pleitte hij voor crematie (ook al zoiets dat thans heel gewoon is, maar dat niet uit de lucht is komen vallen en is bevochten moeten worden op de confessionelen). ‘Hij leefde in de overtuiging dat er geen enkele goddelijke compensatie is voor het leven op aarde, maar dat we wel de plicht hebben om de omstandigheden waaronder we leven te verbeteren en rechtvaardiger te maken.’ (p. 12)
We kunnen het ons nauwelijks voorstellen maar tot ver in de negentiende eeuw was er nog geen riolering en in Amsterdam gooiden mensen hun ontlasting en huisvuil gewoon in de grachten wat tot een ondraaglijke stank leidde. In 1866 was er nog een cholera epidemie in Amsterdam. Wat is Nederland anno nu dan toch een paradijs! In 1926 publiceerde Gerhard het boekje Een sociaal sprookje dat een Dickensiaanse aanklacht is tegen de ‘erbarmelijke omstandigheden waarin de onderklasse moest leven in de snelgroeiende steden.’ (p. 100). Gerhard besteedt veel aandacht aan de beroerde huisvesting. Met dit boekje vraagt hij aandacht voor degenen die op dat moment in een slechtst mogelijke positie zitten. Filosoof John Rawls beargumenteerde in 1975 in zijn beroemde boek A theory of justice dat het er in een rechtvaardige samenleving om gaat om met hulp van de overheid de positie van degenen die het slechtst af zijn te optimaliseren, omdat, zo stelde Rawls, je je moet kunnen voorstellen dat jij het was die door geboorte in die positie terecht was gekomen. Met zijn boek droeg Gerhard bij aan het creëren van empathie in de samenleving met de onderklasse, die voor de rijke klassen grotendeels uit het oog bleef. Hij wilde de positie van de onderklasse – de arbeiders, maar ook de werklozen, bejaarden, arbeidsongeschikten, moeilijk lerende kinderen – verbeteren met een uitgebreid programma. Niet alleen maar onderwijs of stemrecht, maar een heel sociaal programma om de onderklasse te helpen zich te ontplooien. Hij had als onderwijzer het ideaal van volksverheffing. Zo heeft hij meegeholpen met het oprichten van Volksuniversiteiten. Gerhard was een voorstander van wat wordt genoemd het burgerlijk beschavingsoffensief.
‘[Gerhards] ideaal of doel om naar te streven als vrijdenker was “een toestand van het menselijk geslacht waarin alle goede eigenschappen tot volkomenheid zijn gebracht”, kortom het bevorderen van waarachtige menselijkheid.[…] Hij was iemand die onverstoorbaar de normen van het vrije denken bleef toepassen op zijn politiek handelen en opvoedingsidealen.’ (p. 134) Gerhard streefde naar wat hij noemde ‘integrale opvoeding’: ‘Hij streefde naar een brede en harmonische ontwikkeling van de intellectuele, lichamelijke en morele vermogens van kinderen.’ (p. 142) Wie kan daar nu tegen zijn? Dat was de vraag die ik mij stelde bij alle plannen en ideeën van Gerhard. Maar dat blijken heel veel mensen te zijn, vooral gelovigen. Maar ook in socialistische kringen was niet iedereen gediend van de vrijdenkende opvattingen van Gerhard. Ik ben het ieder geval met hem eens. En dat niet alleen. Het merendeel van zijn ideeën en plannen is gerealiseerd. Er zijn nog resten van de confessionele zuilen, maar het onderwijs is aanzienlijk verbeterd en gehumaniseerd de afgelopen honderd jaar. Ik ben dankbaar dat ik in die gehumaniseerde onderwijswereld mijn onderwijs heb doorlopen. En daar ben ik mensen als Gerhard dankbaar voor. Er zijn mondiaal nog veel Gerhards nodig.
Sjoerd Karsten, De rode bovenmeester. De humanistische pedagoog en sociaaldemocratische politicus A.H. Gerhard, 1858 - 1948, Humanistisch Historisch Centrum/Papieren Tijger, 2019
Recensie door Floris Van Den Berg