Boze Boris en zijn scheldwoorden - Vince Liégeois
Een goede week geleden kreeg Brits premier Boris Johnson felle kritiek voor het uitschelden/beledigen van oppositieleider Jeremy Corbyn. Hij verweet Corbyn daarbij een lafaard te zijn en noemde hem onder andere chicken en you great big girl’s blouse. Bovendien sprak de premier – volledig tegen de regels van de etiquette in – zijn voornaamste tegenstander ook bij zijn eigenlijke naam aan, in plaats van met zijn politieke functie. Hierop werd Boris Johnson dan ook meerdere malen terecht gewezen door parlementsvoorzitter John Bercow.
Maar niet alleen in het parlement zorgden deze uitspraken voor ophef, ook in de pers en op sociale media vormden Johnson’s uitspraken het middelpunt van het debat. Heel wat remainders, new liberals en andere mensen die vandaag tot het zogenaamde “linkse kamp” ingedeeld worden hadden de uitspraken zwaar bekritiseerd, wegens ongepast en kenmerkend voor de zwakke, niet-onderbouwde retoriek van Johnson. Het andere kamp daarentegen, waarin voornamelijk conservatieven en andere pro-brexiteers zaten, vonden de uitspraken van Johnson over en tegen de heer Corbyn min of meer op hun plaats en beargumenteerden dat de linkse reacties symbool stonden voor politiek té correct links en dat het beledigen van Corbyn niet de kern van de zaak was, maar het debat over de Brexit moest gaan, wat het linkse kamp volgens hen niet zou durven voeren.
Een zware belediging?
Hoog tijd dus voor een taalkundige analyse van het taalgebruik van Johnson. Laat ons beginnen met een pragmatische analyse, dat is een analyse met betrekking tot het doel, nut en de gevolgen van bepaalde woorden, uitspraken en taalkundige structuren. Wat betreft de scheldwoorden die Johnson gebruikte – you great big girl’s blouse, chicken – lijkt in Vlaanderen en Nederland de perceptie te heersen dat dit geen zware beledigingen zijn. Iemand bij zijn voor- en achternaam aanspreken leek dit al helemaal niet, daar deze traditie ook volledig afwezig is in ons parlement en onze maatschappij in het algemeen.
De woorden gebruikt door Boris Johnson zijn echter wel degelijk zware beledigingen. Het is zeker waar dat er ergere, meer negatief geconnoteerde scheldwoorden bestaan binnen de Engelse taal, u kunt er vast wel wat bedenken. Men mag echter niet vergeten dat verschillende talen buiten verschillende woorden ook verschillende denotaties (betekenissen) en connotaties voor die woorden hebben. Niemand van mijn Nederlandstalige vrienden zal zwaar beledigd zijn als ik hem of haar morgen een “T-shirt” of een “hemd” noem, en vanuit onze taalkundige perceptie lijkt zo een belediging ook volledig abstract te zijn, daar we in het Nederlands kledingstukken niet met mensen vergelijken en misschien ook minder makkelijk met gevoelens en karaktertrekken associëren. Het Engelse you great big girl’s blouse is wel zeker een zware belediging.
Bovendien moet je deze scheldwoorden ook plaatsen binnen het register waarin ze werden uitgesproken, net als de plaats (het Britse parlement) en de situatie (een politiek debat). Met register bedoelen we een specifieke woordenschat ofwel jargon binnen één bepaalde taal (in dit geval het Engels), net als taalkundig gedrag en taalkundige gebruiken die binnen een bepaalde culturele context gepaard gaan. Stel u bijvoorbeeld een advocaat voor, deze beschikt enerzijds over een zeker juridisch jargon, maar anderzijds ook over een gedragscode van wat wel en niet te zeggen in een rechtszaak of tegen cliënten.
Hetzelfde geldt voor politici, in dit geval Boris Johnson, met het politiek jargon dat hij moet gebruiken en anderzijds de voorgeschreven regels over taal en gedrag van het Britse parlement (ofwel parliamentary language). Een ervaren politicus zoals Boris Johnson is zeer zeker met deze regels bekend, in die zin dat ze bijna ingeburgerd zouden moeten zitten – hoewel dit niet altijd het geval blijkt te zijn. Daarom is het juist zo verwonderlijk dat de regeringsleider van Groot-Brittannië ineens de oppositieleider ging uitschelden, waarmee hij vrijwel alle regels van de parlementaire etiquette brak. Het is binnen dat register dat we zijn taalgebruik en de door hem gebruikte scheldwoorden moeten plaatsen. Beiden gingen het parlementair register en de parlementaire gedragscode – die beiden normaal gezien zeer stijf zijn en waarbij het hanteren van de standaardtaal van extreem belang is – zo te buiten dat ze gelijk te stellen zijn met ergere scheldwoorden of meer obscure gebaren die we ons anders voor de geest kunnen halen, daar parliamentary language een soort “emotionele neutraliteit” kent die ons dagdagelijks taalgebruik niet heeft. Mocht hij toch nog ergere scheldwoorden of gebaren gebruikt hebben, het zou hem vanuit Brits perspectief met een oermens gelijk gesteld hebben.
Een cognitieve analyse
In dat opzicht is het ook interessant om de cognitieve dimensie van zo een uitspraken te belichten, want wat is exact het gevaar van scheldwoorden voor onze maatschappij, in het bijzonder wanneer gebruikt door vooraanstaande politici? Met de cognitieve dimensie bedoelt men de mentale (vaak onbewuste) gedachtegang die achter het gebruik van bepaalde woorden en structuren schuilgaat. Stel bijvoorbeeld dat we morgen een presentatie moeten geven – voor school, universiteit, werk – of een officieel document moeten opstellen, dan zal de gemiddelde mens er redelijk lang over nadenken welke woorden op papier te zetten en hoe zijn presentatie/document taalkundig en structureel juist op te stellen. Dit soort denken noemt men bijgevolg ook metalinguïstisch denken: nadenken over taal.
Het denkproces hierboven kan men typerend noemen voor de mens die rationeel, kritisch en probleemoplossend nadenkt, en het onderscheidt ons bovendien van dieren, die niet metalinguïstisch kunnen communiceren of nadenken. Wanneer we morgen een spijker in een plank moeten slaan zullen we hier vaak zelfs een soort van narratief voor maken in onze hersenen: “Oké, ik moet de hamer pakken en mag zeker de nagel niet vergeten of weer verwisselen met een vijs, [….]”. We gaan niet tewerk op een oermensachtige manier van “Hamer! Nagel! Plank!”, om het nu wat cartoonesk voor te stellen.
Die manier van denken is echter wel typerend voor de mens in een te emotionele toestand, waarin hij dan ook min of meer terugkeert naar een meer kinderlijk of dierlijk stadium. Laat ons bijvoorbeeld het beeld van twee kindjes die vechten voor de geest halen: het metalinguïstische discours zal hier volledig afwezig zijn, er zit namelijk geen rationele redenering achter de handeling. De enige gedachten die aanwezig zijn zullen zeer emotief beladen zijn. In extreme gevallen kan de cartooneske voorstelling van “AAAAAAARGH!”, typisch voor tekstballonnen is strips, misschien wel op zijn plaats zijn.
Dit discours wordt binnen sommige taalkundige kaders ook in verband gebracht met het gebruik van dialecten en andere registers (metaphoric language use) en het gebruik van een welbepaalde woordenschat. Hiermee keren we terug naar het discours van Boris Johnson. Een belangrijke vraag was waarom scheldwoorden toevoegen aan zijn verdediging van de brexit, terwijl dat de zaak echt niet vooruithelpt? Het antwoord is dat op dat moment emoties de rede overheersen en hij van uit een mentale toestand handelt waar het kritisch en rationeel vermogen van de mens een soort van “kortsluiting” heeft gehad omwille van die toestand.
In plaats van te kiezen voor het kalme debat, volgt Johnson de intrinsieke drang om zijn tegenstander te kleineren, niet omdat de ene optie noodzakelijkerwijze foutief lijkt, maar omdat de andere de enige juiste optie lijkt en de eerste bovendien niet voorhanden is in de huidige cognitieve toestand. Dit toont het gevaar achter het denkproces van dergelijke uitspraken. Elke persoon vervalt wel eens in een minder rationeel kader en doet wel eens ongelukkige door emotie overheerste uitspraken. Maar het is juist eigen aan de mens om die emotionele toestand te overwinnen en naar een neutralere fase toe te groeien. Als morgen een appel op je hoofd neerkomt heeft het zeer weinig zin kwaad te worden op de natuur of de desbetreffende appelboom, hoewel we intrinsiek misschien iets anders zouden denken. Het is veel beter rustig te blijven en na te denken waarom die appel juist naar beneden viel, zulke redeneringen hebben de mensheid al eerder vooruit geholpen.
Een laatste aspect betreft ook het cultuur-historische kader waarbinnen de heer Johnson zich op deze minder beschaafde woorden beroept. Zoals eerder gezegd draagt het uitschelden van een tegenstander zeker niet bij tot een constructiever debat, maar ook voor het eigen discours zouden dergelijke uitspraken weinig mogen bijdragen. De vraag of Jeremy Corbyn een lafaard is of niet, staat immers volledig los van de Brexitkwestie van de afgelopen weken.
Het probleem is echter dat zo een uitspraken juist wel nuttig en functioneel zijn binnen het discours van Boris Johnson, wat er juist voor zorgt dat hij makkelijker kan overschakelen naar die metaphoric language use en in zekere mate zelfs op een andere manier naar rationaliteit kijkt. Het populisme waar Johnson mee in verband gebracht wordt beroept zich namelijk op de emotionele identiteit van de mens, en veel minder op de rationele, wat zeer duidelijk werd in de oorspronkelijke Brexit-campagne van Johnson.
Ook in zijn huidige debat staan emoties centraal, in het bijzonder de Britse identiteit en Britse trots. In dit kader is oppositieleider Corbyn uitschelden voor een lafaard bijgevolg ook functioneel, daar dit past binnen het kader van die trots en dat van de Britse moed. De tendens die hier naar bovenkomt is bijgevolg ook die om een emotioneel discours te verkondigen en te volgen, in plaats van het rationele discours. Dit maakt dat ook dat het emotionele discours meer en meer mainstream wordt en anderen hieraan gewoon raken en zich hieraan zullen aanpassen of zelfs het discours zullen overnemen, waardoor de rede meer en meer in gedrang komt. In plaats van op een gemedieerde met elkaar te spreken, wordt gekozen direct te reageren en geen onderscheid meer te maken tussen een emotionele en een logische redenering. Voor velen is het uitschelden of belachelijk maken van een politieke opponent bijgevolg ook effectief een politiek argument, daar dit in een hun politiek discours en denkbeeld past.
Het is ongelooflijk moeilijk en soms zelfs onmogelijk om een duidelijke grens te trekken tussen wat exact rationeel is en wat ons ingegeven wordt door emotionele factoren. Hetzelfde geldt voor de vraag in hoeverre onze emotionele identiteit ons als mens moet of kan bepalen en waar dit exact nefast wordt. Dat gezegd zijnde, moet men wel besluiten dat iemand die in Londen op straat loopt en beweert dat de Europese Unie door nazi’s overheerst wordt ver van alle rationeel denken verwijderd is. De laatste keer dat ik het controleerde had mijn land trouwens nog steeds een werkend parlement. Hetzelfde geldt voor mensen elders in de wereld die de klimaatopwarming en andere wetenschappelijke waarheden ontkennen. Het is juist de rede die de mens tot mens maakt en die ons in de geschiedenis telkens weer vooruit heeft geholpen. Emoties maken zeker ook deel uit van een ons als mens, maar de man die te werk gaat met de mentaliteit van “Hamer! Nagel! Plank!” slaat immers veel te gemakkelijk op zijn eigen hand.
Vince Liégeois