Zes maanden in de Siberische wouden - Silvain Tesson
‘Het onverwachte element in het bestaan van de kluizenaar zijn zijn gedachten. Dat is het enige wat de sleur van de uren onderbreekt.’ Dat schrijft Silvain Tesson tijdens zijn zelfverkozen verblijf in zijn blokhut diep in het ijzige Siberië. Tesson doet wat ik had kunnen doen, maar nooit zal doen. Of zal het er ooit van komen? Zoals ik als puber droomde van een tocht per jeep dwars door Australië te maken, zoals ik een uithoek van Japan, Mount Sakurajima op Kyūshū, aanwees waar ik naartoe wilde, de geplande atheïstische pelgrimage naar Ostia, een voettocht naar Trondheim, de 88 tempel pelgrimstocht op Shikoku, fietsen naar Spanje, een kampertocht door de Verenigde Staten en maandenlang trekken met een kamper door Europa. Het is er allemaal – nog – niet van gekomen.
Ik vind dat ook niet erg. Ik ben geen globetrotter die de landen van de wereld wil afkruisen of iemand met een bucketlist. Wel wil ik natuurervaringen opdoen, een gevoel van eenheid hebben met de natuur, met mijn eigen lichaam, rust en contemplatie, weg van de dagelijkse sleur, het consumentisme en mijn eigen zwakheden. Tesson raakt een gevoelige snaar. Misschien komt het omdat hij ongeveer even oud is als ik. En dat hij wel doet en durft te doen waar ik alleen maar vaag van droomde. Literatuur als herkenning, maar ook als sublimatie. En dan ook nog de vorm: een dagboek. Ik faal vaker dan ik wil in het bijhouden van een dagboek. Ik zie het schrijven daarin als een strohalm en vaag in mijn achterhoofd de hoop – tegen beter weten in – dat het Grote Literatuur zal blijken te zijn, terwijl het vooral gelamenteer is.
Het verslag van de ontberingen en natuurervaringen van Tessons schudde mij wakker uit mijn ingeslapen comfortabele burgermansbestaan en doet mij er meer van genieten. Tessons dagboek is, net als zoveel reis- en ontberingsliteratuur, katharsis. Als Parijse intellectueel van gegoede afkomst is hij een avonturier en globetrotter die al meerdere boeken op zijn naam heeft staan. Er is passieve literatuur die je gewoon passief tot je neemt. Dat kan veel leesplezier verschaffen. Maar het is toch van een andere orde dan actieve, of beter gezegd activerende, literatuur die iets bij jou lost maakt en aanzet om zelf te gaan denken of te gaan doen. Tessons boek kan daarom ook gekarakteriseerd worden als filosofie in de existentialistische traditie: het zet aan tot nadenken over wie jij wilt zijn en hoe je je leven wilt leven, wat belangrijk is.
In plaats van reizen kiest Tesson nu voor een stationair verblijf diep in de Siberische wouden aan het Baikalmeer waar hij in zijn eentje een half jaar in een boshut gaat bivakkeren terwijl het buiten 40 graden vriest. Het dichtstbijzijnde dorp is 150 kilometer verder en er is geen weg. Een truck volgeladen met voedsel rijdt hem over het ijs naar de blokhut die uitkijkt over het meer. Het Baikalmeer is het grootste en diepste meer (1642 meter diep) ter wereld, het is 640 km lang en op zijn breedst bijna 80 km. Er liggen enkele eilanden in het meer. De zes maanden zijn korter dan het jaar dat H.D. Thoreau in zijn hut verbleef, maar de eenzaamheid is er dieper. Tesson heeft Thoreau bij zich in zijn boekenkist, maar hij schrijft erover: ‘zijn calvinistische geneuzel ben ik een beetje beu.’ Hij somt zijn eigen lijst met boeken op en ik heb er met interesse naar gekeken.
Als ik zes maanden in die hut zou moeten verblijven met de zestig boeken van Tesson zou ik niet blij zijn, nog afgezien van het feit dat mijn Frans rudimentair is – al zitten er wat Engels- en Duitstalige boeken bij. A Sand County Almanac van Aldo Leopold en Robinson Crusoe van Daniel Defoe zijn de enige boeken die ik misschien vrijwillig had meegenomen. ‘Als je bang bent dat je innerlijk leven weinig voorstelt moet je goede boeken meenemen dan kan je tenminste nog je eigen leegte opvullen.’ De eenzaamheid in Siberië blijkt minder eenzaam dan hij had gedacht. Tesson heeft geen communicatiemiddelen bij zich, behalve een satelliettelefoon voor noodgevallen. ‘Zonder computer ben ik op mijn gedachten aangewezen.’ Het lezen van het boek leidt tot zelfreflectie en fantaseren: hoe zou ik het doen? Zou ik tegen de eenzaamheid kunnen? Wat zou ik meenemen? Wat zou ik doen om me te vermaken? Tesson heeft zorgvuldig, met hulp van vrienden, 60 boeken uitgezocht.
Tesson is een estheet. Hij wil van de natuur te genieten en het idee van een blokhut moet aan het (westerse) idee van een blokhut voldoen. Daar moet dan echter wel wat aan gedaan worden. Zo schrijft hij in zijn dagboek: ‘In Rusland is formica alomtegenwoordig. Zeventig jaar historisch materialisme hebben ieder gevoel voor esthetiek bij de Russen vernietigd. Waar komt die slechte smaak vandaan? Waarom ligt er linoleum in plaats van gewoon niets? Hoe heeft kitsch de wereld veroverd? De algehele voorliefde voor lelijkheid was het voornaamste verschijnsel van de globalisering. Om dat te beseffen hoef je alleen maar door een Chinese stad te lopen, te kijken naar de nieuwe huisstijl van de Franse posterijen of naar de outfit van toeristen. Slechte smaak is de gemene deler van de mensheid.’ Een Rus helpt hem de hut terug te veranderen tot een blokhut die Tesson bevalt: ‘Hij [die Rus] ziet gewoon niet dat het kale, amberkleurige hout mooier is dan wasdoek. […] Esthetiek is een reactionaire afwijking.’
De eenzaamheid en het leven in de bossen zet Tesson aan tot fraaie meditaties: ‘Door te leven in de bossen kan je je schuld vereffenen. We halen adem, eten fruit, plukken bloemen, zwemmen in de rivier en op een dag gaan we dood zonder de rekening aan de planeet te voldoen. Het leven is weglopen zonder te betalen. Idealiter zouden we ons leven moeten leiden als Scandinavische trollen die over de heide struinen zonder de struiken te vertrappen. Baden-Powells advies moeten we tot leefregel verheffen: “Als je ergens gekampeerd hebt, moet je twee dingen achterlaten. Ten eerste: niets. Ten tweede: je dankbaarheid.” Het gaat erom dat we het aardoppervlak niet te veel belasten. De kluizenaar in zijn houten hutje bevuilt de aarde niet.’
Een romantische overpeinzing over één-wording met de natuur, een ecocentrische levensbeschouwing. Tesson schrijft dat echter op 18 februari. Dan zijn er geen bessen en ga je niet zwemmen in de rivier. Tesson kan daar alleen verblijven door de gigantische hoeveelheid ingemaakt eten die hij heeft meegenomen. En dat maakt wel afval. Ook is hij de wereld overgevlogen en woont hij in Parijs. Het één-zijn met de natuur is een spel. Een romantisch spel, maar het is een lege huls. Maar zijn mijmeringen vind ik prachtig: ‘Nut van raam: de schoonheid binnennoden en de inspiratie de vrije loop laten.’ Op een dag zit hij mijmerend te lezen en naar buiten te kijken, door de door hem met wodka gelapte ramen, wanneer er over het ijs een lawaaiige groep jeeps aankomt. Het blijken bobo’s uit Irkoetsk die een ronde over het bevroren Baikal meer maken.
In zijn blokhut komt Tesson tot gedachtes als die van de deep ecology van filosoof Arne Naess. Tesson bedenkt dat de mensheid moet krimpen om op een duurzame manier op planeet Aarde te kunnen blijven voortbestaan. ‘Krimp zal nooit een politieke optie zijn. Dat zou alleen een verlichte despoot voor elkaar kunnen krijgen. Welke bestuurder zou het aandurven om zijn bevolking zo’n afslankingsoperatie op te leggen? Hoe moet je de massa bekeren tot de deugd van de ascese? Miljarden Chinezen en Europeanen ervan overtuigen dat ze beter Seneca kunnen lezen dat zich vol te stoppen met cheeseburgers? De utopie van de krimp is een poëtische uitweg voor individuen die de beginselen van de diëtiek willen naleven.’
‘Wat heeft het leven voor zin als je je doen en laten niet stelselmatig op schrift stelt? De uren verstrijken, elke dag vervaagt en het niets zegeviert. […] Ik archiveer de uren die voorbijgaan. Het bijhouden van een dagboek verrijkt het bestaan. De dagelijkse afspraak met de blanco bladzijde dwingt je om beter te letten op wat er tijdens een dag allemaal gebeurt – om beter te luisteren, harder na te denken, intenser te kijken.’ Hoe ongerept de Siberische wouden ook lijken, ze zijn het niet. Bill McKibben beschreef in zijn boek The End of Nature al hoe de invloed van de mens tot in de verste uithoeken van planeet Aarde merkbaar is, ook in Siberië: ‘Wat de Amerikanen met de prairiebizons deden, hebben de Russen met hun marters gedaan. Ze hebben pelsdieren uitgeroeid om de ruggen van de mensen te bedekken. Wanneer de mens het bos binnendringt dan trekken de goden zich terug.’
Ik voelde best sympathie voor Tesson. Een keer vroeg ik mij af waarom hij een kruisbeeld om zijn nek droeg. Dan kom de aap uit de mouw: Tesson blijkt katholiek. Dat maakt het moeilijk zo niet onmogelijk hem nog langer serieus te nemen. Een volwassen persoon die in een sprookje geloofd en een imaginair vriendje heeft, is niet goed bij zijn hoofd. Op 23 mei schrijft hij: ‘Ik voel me verbonden met de christenheid, die wijdverspreide gemeenschap waar mensen besloten een god te vereren die de liefde predikte, en daarom hun steden door vrijheid, rede en recht lieten reageren.’ Tesson is hier wel heel erg losgezongen van de werkelijkheid. De essentie van de Franse verlichting waarin vrijheid, rede en recht centraal stonden was juist het verzet tegen religie.
Tesson blijkt een eigen versie te hebben geknutseld van het christendom, die verdomd weinig te maken heeft met de werkelijkheid, behalve dan misschien de Amerikaanse unitarians. Tesson schrijft: ‘Maar wat me tegenstaat is het christendom, die naam die wordt gebruikt voor het verhaspelen van het evangelie door geestelijken, die hocus pocus van tovenaars met tiara’s en belletjes, die van een vurige boodschap een wetboek van strafrecht hebben gemaakt. Christus had een Griekse god moeten zijn.’ Die laatste opmerking is helemaal raadselachtig aangezien de Griekse goden wreed en wraaklustig zijn. Wellicht heeft Tesson teveel wodka gedronken om helder te kunnen denken. Tesson bestrijdt de demonen van de duisternis en eenzaamheid met sigaren en wodka. Veel wodka. Zoals ook de Russen. Wanneer er Russen bij hem langskomen of hij gaat ‘even buurten’ bij de buren, dan zetten ze het standaard op een zuipen. Zou ik drank meenemen? Als ik al drank mee zou nemen, zou ik whisky meenemen. Maar ik denk dat ik helemaal geen drank mee zou nemen.
Geen drank, geen sigaretten (ik rook überhaupt niet) en wellicht zelfs ook geen koffie. Gewoon veel thee. Als ik drank mee zou nemen ben ik bang dat ik me een delirium zou drinken. En ik vind het ook een zwaktebod, die drank. Als je de eenzaamheid opzoekt dan moet je ook de kracht zien te vinden en die bij het volle verstand volledig nuchter te kunnen weerstaan. Lezend in het boek denk ik steeds hoe ik het zou doen. Wat ik anders zou doen dan Tesson. Niet roken en drinken dus. Niet vissen. Ik zou een dagrooster maken met twee keer per dag yoga. Een meditatiesessie. Twee schrijfsessies, een keer voor een dagboek en een keer voor een boek. En leessessies, waarbij ik verschillende boeken lees voor diversiteit. En leersessies om mezelf wat te leren. Schoonmaaksessies: de blokhut picobello schoon en opgeruimd. Zo gezond mogelijk leven. Elke dag, indien mogelijk een wandeling, met oefeningen. Dezelfde tijd naar bed en opstaan. Elke dag een foto (van het uitzicht) of een schets.
Tesson is ambivalent over dieren. Hij wil niet jagen. Maar hij eet wel vlees en draagt bont. Hij is een halfslachtige milieumens die weinig oog heeft voor individueel dierenleed. Maar hij schrijft wel: ‘Hoe kan het dat mensen liever naar vogels kijken door een vizier van een geweer dan door het glas van een verrekijker?’ En verderop: ‘Ik denk aan al die pogingen die mensen hebben gedaan om dieren iedere vorm van bewustzijn te ontzeggen. Aristoteliaanse, christelijke en cartesiaanse theorieën hebben ons inzicht eeuwenlang beperkt tot de zekerheid dat er een onoverkomelijke scheidslijn tussen mens en dier bestaat.’ Tesson ergert zich aan de Franse intellectuelen die dictators en onderdrukking recht praten, zoals Sartre en Foucault: ‘Alleen bij mij thuis, in Parijs, hebben intellectuelen een fascinatie voor klootzakken, en plaatsen ze criminelen op een voetstuk.’
Na enkele maanden krijgt Tesson bericht over de satelliettelefoon: zijn vriendin geeft hem de bons. Daar zit hij dat in zijn eentje in de blokhut met zijn tranen die hij aanjakkert met wodka. Toch komt hij er vrij snel overheen en hervindt hij zichzelf. Ik moet zeggen dat ik het niet eens zo’n grote verrassing vindt dat zijn vriendin geen zin heeft om een half jaar te wachten op zijn zelfgekozen afzondering. Tesson had haar wel uitgenodigd om mee te gaan, maar ik begrijp ook wel dat ze daar geen zin in had. Reflecterend over wat belangrijk is in het leven denk ik dat Tesson het belang van een diepe liefdesrelatie onderschat. Ik zou nimmer een half jaar weggaan van mijn partner en mijn gezin. Avonturier Tessons is niet voor een kleintje te vangen. Hij maakt lange tochten over het ijs, door de bergen, waar hij ook overnacht, en met een kano over het ijskoude meer. Pas in mei is het ijs enigszins weg, al drijven er nog ijsschotsen. En dan opeens is zijn zelfverkozen retraite voorbij. Van mij had hij er nog wel een poos mogen blijven en schrijven in zijn dagboek.
Silvain Tesson, Zes maanden in de Siberische wouden. Een dagboek in eenzaamheid. Februari-juli 2010, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2012 (2011), vertaald uit het Frans door Eef Gratama.
Recensie door Floris van den Berg