Het lijden is niet groots of heiligs - Dirk Verhofstadt
“Een filosoof vraagt zich af wat het betekent om te lijden, wat het lijden zegt over het menselijke bestaan,” zo schrijft professor emeritus Dirk De Schutter van de KU Leuven (De Standaard, 29/1), en wil zo de indruk geven dat Etienne Vermeersch daar geen aandacht voor had. Dat is nonsens en intellectueel oneerlijk. Als er één persoon in Vlaanderen begaan was met de problematiek van het lijden, dan was het Vermeersch. Zijn voorstellen voor een humane behandeling van uitgeprocedeerde asielzoekers, maar vooral zijn inzet voor de legalisering van euthanasie waren daar voorbeelden van. Vandaag kunnen mensen die ondragelijk lijden en daar zelf uitdrukkelijk voor kiezen, uit het leven stappen, dankzij de volgehouden inzet van Vermeersch. Hij koos daar ook zelf voor en schreef ‘Ik sterf dankzij mijn levenswerk’, om te beklemtonen hoe belangrijk hij die keuzemogelijkheid vond. Maar hij voegde er nadrukkelijk ook aan toe dat hij hiermee geen statement wilde maken. Elke mens moet dat voor zichzelf beslissen.
De Schutter betreurt dat de mens ‘niet meer in staat is om te lijden’, naar Rilke. Hij vindt het spijtig dat we ‘met het geloof in God ook de ervaring van het heilige verloren hebben’. Moeten we lijden dan verwelkomen, en de aftakeling van mensen die pijn lijden als iets groots en heiligs aanvaarden? Die gedachte is kenmerkend voor de christelijke lijdenscultus, die lijden als intrinsiek waardevol ziet, een manier om dichter bij Christus te komen. Vermeersch kende deze christelijke opvatting zeer goed en beleefde ze zelf in de jezuïetenorde, toen hij aan zelfgeseling deed. Maar hij verwierp deze waardering van lijden krachtig toen hij atheïst werd. Ook ik verzet mij daar tegen. Enkel wie in religieuze dogma’s gelooft, zal pijn als zinvol beschouwen. De basis van de moraal ligt niet in datgene wat een God of hun vermeende vertegenwoordigers op aarde in hun zogenaamde ‘heilige’ boeken neerschreven. Die basis ligt wel in het universeel verzet van de mens tegen het onvrijwillig ondergaan van pijn. Zowat elke mens, ongeacht zijn religieuze of levenbeschouwelijke overtuiging, ongeacht zijn afkomst, cultuur of nationaliteit, ongeacht zijn positie in de samenleving, kant zich vandaag tegen datgene wat hem pijn doet. We aanvaarden dat niet en we verwachten van elke medemens dat hij of zij dat ook begrijpt en mee afkeurt.
Deze redenering is geen woordenspel zoals je dat vaak tegenkomt in religieuze teksten. Het gaat mij om een concreet onaangenaam, ongewenst en onmenselijk gevoel dat iedereen kan ondergaan. Uit de universele afkeer daarvan leid ik alle morele bepalingen af die verbieden dat men iemand onderdrukt of als mens niet gelijkwaardig acht. Uit die vaststelling leid ik de waarde van een autonome moraal af en het bestaan van een hele reeks mensenrechten die we vanuit onze ervaring – het verwerpen van onvrijwillig ondergane pijn – als natuurlijk en evident aanvaarden. Vandaar het belang van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en de EVRM. Het is uit verzet tegen onvrijwillig ondergane pijn en het lijden dat we regels hebben aanvaard tegen geweld, foltering, verkrachting, moord en doodslag. Het is door datzelfde verzet dat we ons keren tegen huiselijk geweld, gedwongen huwelijken, genitale verminkingen, kindbruiden en elke ongelijkheid tussen mensen – in het bijzonder tussen man en vrouw.
Het universeel verzet tegen het ondergaan van onvrijwillige pijn is cruciaal om elk mensenrecht te begrijpen en toe te passen. Mensen zijn vrij om te geloven wat ze willen omdat ze niet (fysiek) gedwongen willen worden om iets anders te geloven. Mensen zijn vrij om hun mening te uiten omdat ze weigeren hun geest stil te leggen om iets te geloven dat hen wordt opgedrongen. Mensen zijn vrij om relaties aan te gaan met andere mensen, ongeacht hun geloof, geslacht of status. Het verwerpen van pijn, zowel fysiek als psychisch, is een belangrijke kracht in de vorming van de moraal. Wie vanuit godsdienstige of andere geboden zegt dat vrouwen niet gelijkwaardig zijn aan mannen, wie zegt dat mannen of vrouwen geen relaties mogen aangaan met seksegenoten, of wie zegt dat ongelovigen immoreel zijn, veroorzaakt pijn en is dus immoreel. De ware moraliteit kant zich tegen elke vorm van lijden. Anders gezegd, de essentie van het mens-zijn is dat we het vermogen hebben om in te zien dat we niemand tegen zijn wil pijn mogen doen. Daarmee wil ik niet zeggen dat het verzet en het vermijden van pijn het enige fundament van de moraal is, wel dat het streven naar de vermindering van onvrijwillige pijn een van de belangrijkste krachten is in de vorming van de moraal.
Nadenken over het vermijden van pijn en lijden, niet alleen voor mensen maar ook voor andere levende wezens, en nadenken over de zin van het leven, vormen het fundament van het werk van Vermeersch. Toen ik hem ooit vroeg wat die zin van het leven was, citeerde hij de volgende passage uit het Bijbelse boek ‘Wijsheid van Salomo’: “Laten we ons te goed doen, aan kostelijke wijn en aan parfums, en laat geen lentebloesem ons ontgaan. Laten wij ons bekransen met rozenknoppen voordat ze verwelken. Geen feestwei mag verstoken blijven van ons plezier. Overal willen wij tekenen achterlaten van onze vrolijkheid want dat is ons deel en dat is ons lot.” Hij citeerde deze tekst zonder evenwel te vermelden dat vóór deze passus de volgende woorden staan: “Ze redeneerden onjuist toen ze onder elkaar zeiden.” Het vrolijke leven werd dus afgekeurd. Blijkbaar moet volgens de Bijbelschrijvers het leven bestaan uit zwoegen en lijden, iets wat Vermeersch fundamenteel verwierp.
Toen ik hem vroeg waarom hij die tekst uit het Boek Wijsheid dan zo belangrijk vond, antwoordde hij dat het wezenlijke van deze tekst hierop neerkomt, dat de ‘zin’ van ons leven, als er al zoiets zou bestaan, dit leven zelf is. Je hebt een aantal mogelijkheden om dat, wat typisch menselijk is, in al zijn facetten te beleven, en je probeert dat zo te doen dat je het lijden zo gering mogelijk maakt en alles wat bevrediging bevordert, maximaal nastreeft. Die gedachte volgde hij zijn hele leven consequent, moedig en enthousiast. Hij werd daarin gestuurd door empathie en liefde. Geen liefde voor een zogenaamde God die, mocht hij al bestaan, verantwoordelijk zou zijn voor al het kwaad in de wereld, maar liefde voor de mens, liefde voor de medemens en liefde voor alle levende wezens. Wij moeten zelf een betere wereld maken, want God (als hij al bestaat) heeft er niets van gebakken.
De gedachten van Vermeersch over de zin van het leven en het lijden waren bijzonder doordacht en concreet. Daarin verschilden ze van het gewauwel van postmoderne denkers over ‘een denken dat zich ophoudt in een niet-weten’. De eenzijdigheid van het filosofisch denken ligt juist bij hen die het weten opzijschuiven, zeker als dat weten niet in hun kraam past. Finaal zal het werk en het denken van Vermeersch overeind blijven als een moreel fundament naar een meer rechtvaardige samenleving.
Dirk Verhofstadt