Verleden week verklaarde Jeff Bezos, the oprichter van Amazon en de rijkste man op aarde, met een geschat vermogen van 130 miljard dollar, dat hij een groot deel van zijn rijkdom zal besteden aan ruimtevaart. Dat zal op termijn de mensheid redden want die zal nieuwe menselijke kolonies kunnen oprichten op één of andere verre planeet. Ik vond dit een grote verspilling van schaarse middelen en tweette mijn opinie, er aan toevoegende dat er een probleem is met excentrieke miljardairs die op hun eentje beslissen waar ze hun geld aan spenderen. De tweet-reacties waren hevig: ik ben een communist, wil het eigendomsrecht afschaffen en terugkeren naar de goelags uit de Sovjet-Unie. Om maar te zeggen dat Twitter niet echt het middel is om een genuanceerde discussie te voeren. Daarom probeer ik het hier.
De kernvraag is of het eigendomsrecht absoluut is. Kunnen er beperkingen opgelegd worden aan mensen met grote vermogens (maar ook met kleine) op de manier waarop ze hun geld besteden?
Het eigendomsrecht kent twee dimensies. Het is ten eerste het recht om wat door arbeid (of door geluk) is verworven, te behouden. Ten tweede is het ook het recht om zelf te beslissen hoe dit vermogen zal besteed worden. Ik zal het hier hebben over die tweede dimensie. Over de eerste wil ik alleen het volgende kwijt: nogal wat miljardairs zijn schatrijk geworden omdat ze monopolies of quasi-monopolies hebben opgebouwd. Het is daarom niet evident dat al dat vermogen het resultaat is van hard werken en/of creativiteit.
Waarom is het legitiem, ook in een marktsysteem, om beperkingen op te leggen op de manier waarop mensen hun vermogen aanwenden? Een eerste reden is de volgende. Vele miljardairs hebben een enorm ego. Ze willen duidelijk maken aan de mensheid (huidige en toekomstige) hoe belangrijk ze zijn. Dit doen ze op vele manieren. Enorme paleizen bouwen; grote vliegtuigen, schepen, en andere luxegoederen bezitten en tonen; geld storten in allerlei zichtbare projecten, bijvoorbeeld, in een universiteit die dan een gebouw zet waar in koeien van letters de naam van de miljardair op prijkt; een voetbalclub kopen, enzovoort.
Het probleem hiermee is dat dit gedrag kan ontaarden in een ‘wapenwedloop’. Er is altijd een miljardair die iets groters of iets extravaganter vindt om zijn naambekendheid te vergroten. Dat dwingt de andere miljardairs om nog grotere dingen op te zetten. En zoals met een echte wapenwedloop wint niemand. Iedereen geeft meer uit en de naambekendheid blijft dezelfde. Het kan niet anders dat dit tot grote maatschappelijke verspilling leidt. Er wordt teveel geld gestopt in paleizen, vliegtuigen, luxeschepen, universiteitsgebouwen, voetbalclubs, enzovoort. Dit leidt tot de terechte vraag of hier geen beperking kan aan opgelegd worden, door bijvoorbeeld belastingen te heffen. Dit zal heus het marktsysteem niet ondermijnen.
De tweede reden waarom beperkingen kunnen opgelegd worden aan wat miljardairs uitgeven, is nog fundamenteler. We zien dat vele miljardairs uitgesproken maatschappelijke visies hebben die ze willen propageren. Ze doen dit door ofwel hun geld te geven aan politici die hun visies willen omzetten in wetgeving, ofwel door media op te kopen om op die manier die visies te verspreiden. Vermits ze miljardair zijn hebben ze buitengewoon veel middelen om hun doel te bereiken. Dat stelt een fundamenteel probleem voor de werking van de democratie. Die laatste gaat ten onder als ze direct of indirect gecontroleerd wordt door een handvol superrijken. Het is geen overdrijving te stellen dat dit reeds het geval is in de VS waar de meeste politici uit de hand eten van miljardairs en een groot deel van de media gecontroleerd wordt door enkele superrijke individu’s.
Dat is gelukkig bij ons nog niet het geval. Waarom? Omdat we beperkingen opleggen aan wat superrijken met hun geld kunnen doen. Ze kunnen niet zomaar geld geven aan politici en er bestaan beperkingen op mediaconcentraties. Voor wat betreft de media moeten we goed nadenken of we geen bijkomende beperkingen moeten invoeren die beletten dat het medialandschap verder concentreert.
Zoals Alexis de Tocqueville het schreef in zijn Démocratie en Amérique: democratie en onbeperkte vermogensongelijkheid gaan niet samen.
Paul De Grauwe
De auteur is professor aan de London School of Economics
Deze tekst verscheen eerst in De Morgen van 8 mei 2018