Waarom het wat meer over overbevolking mag gaan - François Levrau
Mag het wat minder zijn?
Tijdens het voetbalprogramma Extra Time van 14 mei werd heel even vermeld dat Abédi Pelé, voormalig Ghanese topvoetballer bij Olympique Marseille, 37 kinderen heeft. Er volgden wat hilarische reacties bij de studiogasten, maar ik verstijfde in mijn zetel en probeerde het me even voor te stellen: 37 kinderen! Dat hij die kinderen met verschillende vrouwen zou hebben verwerkt, verloste me nauwelijks van mijn catalepsie. Stel dat elke man op aarde 37 kinderen zou hebben, daarover gaat het… Vandaag zijn er zowat 8 miljard homo sapiens en wellicht zijn er dat in 2100 ruim 11 miljard.
Sommigen menen dat het dan bij die 11 miljard zal blijven, maar alleen op voorwaarde dat de geboortebeperking zich uitbreidt in de ontwikkelingslanden én de welvaart én de secularisatie zich (ook geografisch) voortzet. Omdat deze condities lang niet zeker zijn, circuleren er ook doemscenario’s die het over 30 miljard mensen hebben in 2100. 11 Miljard inwoners is voor de planeet aarde eigenlijk al lang onhoudbaar – zeker als iedereen er ook nog eens de consumptiestijl zou op nahouden die in het ‘rijke Westen’ gebruikelijk is.
Bevolkingsgroei als wortel van vele problemen
Volgens een gekende formule is de druk die de mensheid op het milieu uitoefent het product van drieërlei factoren: (1) de consumptie per hoofd van de bevolking, (2) de milieudruk per eenheid consumptie en (3) de bevolkingsomvang. Als deze factoren inderdaad de draagkracht van de aarde bepalen – dat wil zeggen dat zij bepalen of de aarde biologische soorten kan voorzien van een degelijke habitat, voedsel, water en andere levensbehoeften – dan bieden zij tevens de kapstok voor het opstellen van gericht beleid. Kort gezegd: (1) minder consumptie (lees: een andere levensstijl); (2) andere consumptie (lees: duurzame consumptie) en (3) minder mensen (lees: geboorteregeling of -beperking).
De realiteit laat zien dat het beleid zich vooral lijkt te focussen op de tweede factor voor zover er wat moeite wordt gedaan om de consumptie te relateren aan schonere technologie. U kent het wel, het gebruik en de promotie van zonnepanelen, isolatiepremies, het duurder maken van diesel, etc. Af en toe hoort men ook wel een politicus, activist of academicus zich openlijk de vraag stellen waarom de economie toch zo ongebreideld en betrekkelijk doelloos moet blijven groeien. Veel impact hebben deze stemmen echter niet. Onze consumptie moet nochtans echt wel veranderen. Niet alleen moet ze verminderen, maar ook moet ze wat meer doordacht/gepland gebeuren. De markt is immers selectief blind daar ze geen enkele voorkeur heeft voor kwaliteit of nut, maar slechts gericht is op het maximaliseren van winst.
Soms wordt die winst gehaald uit werkelijk innovatieve uitvindingen, maar meestal uit producten die volstrekt overbodig (vb. het heruitvinden van toestellen die eigenlijk al bestaan, maar gewoon een beetje verschillen van het origineel), betrekkelijk zinloos (vb. fastfood en leeg entertainment) of zelfs funest (vb. schadelijk chemicaliën en additieven die in cosmetica, plastic waterflessen, speelgoed en talloze andere producten zijn verwerkt) zijn. Het is me niet geheel duidelijk van wie deze uitspraak is, maar ze vat het westers consumptiepatroon goed samen: “Van geld dat we niet hebben, kopen we dingen die we niet nodig hebben om indruk te maken op mensen die we niet mogen.” De zinsnede “en die finaal de aarde naar de vaantjes helpen” had de uitspraak compleet gemaakt.
Met een zak chips voor de tv
Zoals gezegd worden kritische analyses wel af en toe gemaakt, maar in de praktijk verandert er weinig of in elk geval niks fundamenteel. Ik stel me de westerse samenleving dan ook voor als een soort massa-individu dat voor de tv zit met in de hand een zakje chips. Goed wetende dat het tv-programma lamentabel is en die chips niet bepaald gezond zijn, blijft het individu zitten en blijft het met de hand in het zakje chips tasten. “Je sais bien, mais quand même…”. De samenleving lijkt te zijn overgeleverd aan een vreemdsoortig genot en lijkt onvermogend om werkelijk de zaken te veranderen. Politici moeten daarom veel meer moed tonen om ook in tijden van welvaart het roer fundamenteel om te gooien. Het “Durf te denken!” van de Verlichting wordt voortaan best wat aangevuld met een “Durf te handelen!”.
De twee eerste factoren (minder consumptie en andere consumptie) worden dus nauwelijks aangepakt, maar ook de derde factor zit behoorlijk in de taboesfeer. Een schrijnend voorbeeld is dat tijdens de klimaattop in Parijs van 2015 het thema ‘overbevolking’ volledig werd genegeerd. Nochtans is ‘overpopulatie' wis en zeker hét probleem waarover we ons met z’n allen (en we zijn dus thans zo ongeveer al met 8 miljard) dringend moeten buigen (als het al niet te laat is).
De bevolkingsgroei in de 21ste eeuw is immers de wortel van waaruit een schier eindeloze reeks van problemen kiemen of waaraan minstens toch een hele reeks van wantoestanden kunnen worden gerelateerd: klimaatopwarming en milieuproblemen (luchtverontreiniging, milieurampen, ziektes, extinctie van plant- en diersoorten mede door de ontbossing en het leegvissen van oceanen), oorlog, geweld, armoede, migratie (klimaatvluchtelingen) en vergrijzing. Zelfs wanneer de consumptiepatronen zouden verminderen en veranderen, dan nog zal de ‘demografische massa’ een probleem zijn. Hoe immers langdurig en in vrede met zoveel mensen samenleven op een overbevolkte planeet? Het dictum “Hoe meer zielen, hoe meer vreugd” gaat helaas niet altijd op.
Wat is het probleem?
Men zou kunnen inbrengen dat de overbevolking zich als probleem wel zelf zal oplossen. Het aantal kinderen hangt immers sterk af van de welvaartsgraad van de gezinnen, waarbij in welvarende gezinnen doorgaans minder kinderen opgroeien. Omdat door de economische groei bevolkingsrijke landen als China en India de inkomensgroei van Europa en Noord-Amerika hebben bijgebeend, verdienen mensen wereldwijd nu het mediaan wereldinkomen. De ongelijkheid tussen landen zal in de komende decennia volgens de analyses van Branko Milanovic verder afnemen (maar de ongelijkheid binnen arme en rijke landen zal dan weer fors toenemen).
Als gevolg van het feit dat meer landen welvarender zijn geworden is het gemiddeld aantal kinderen per gezin in de laatste decennia inderdaad afgenomen. In de ontwikkelingslanden is dat echter niet zo. In de landen die qua welvaart aan de staart bengelen, blijft de bevolkingsgroei ongemeen hard doorgaan. Het tegengaan van armoede, het versterken van vrouwenrechten, het toegankelijk maken van voorbehoedsmiddelen, het bijbrengen van seksuele verantwoordelijkheid (opletten in de klas, mijn beste Abédi Pelé), het wegnemen van eventuele financiële prikkels voor grotere gezinnen, het aanbieden van ontwikkelingshulp in ruil voor maatregelen in verband met de nataliteit zijn allemaal zaken waar heel sterk moet op ingezet worden.
Een egoïstische cynicus uit het Westen zou er kunnen op wijzen dat die bevolkingsgroei in de ontwikkelingslanden nog zo erg niet is. De milieudruk die immers uitgaat van de gemiddelde inwoner van die landen is immers vele malen lager dan die van de gemiddelde westerling. Het vergt echter weinig moeite in te zien dat die redenering nogal kortzichtig is. Ten eerste is in een eindige wereld de ongelimiteerde bevolkingsgroei sowieso problematisch. Men kan in een emmer van tien liter geen honderd liter kwijt. De aarde geraakt letterlijk en figuurlijk opgebruikt. Ten tweede is er de morele kwestie waarbij men dan blijkbaar zou moeten aanvaarden dat we in een wereld leven waar steeds meer mensen welvarender worden, terwijl een grote groep elke dag moet blijven vechten om te overleven. In de Ogen van de Panda van Etienne Vermeersch – lange tijd verplichte lectuur in Gent en nog steeds een boek dat iedereen zou moeten gelezen hebben – staat een gruwelijke zin: “Ons wereldsysteem, zoals het nu reilt en zeilt, zal de ecologische ineenstorting slechts uitstellen in de mate waarin aan het gelijkwaardigheidsbeginsel afbreuk wordt gedaan.”
Wat bedoeld wordt is dat wanneer iedereen er thans de levensstijl van de doorsnee westerling op nahoudt, de aarde niet meer leefbaar kan zijn. Groeien om te bloeien, maar teveel groei overschaduwt en maakt dood. Zo beschouwd komt de armoede in bepaalde werelddelen de westerling eigenlijk nog goed uit. Zo lang “wij” verdragen dat “zij” arm blijven, kunnen “wij” (nog heel even) van onze rijkdom genieten. Willen we echter gaan voor een egalitaire vorm van welvaart op wereldschaal, dan moeten “zij” opschuiven naar onze welvaartsgraad. Echter, omdat de draagkracht van de aarde dit veralgemeend westers consumptiepatroon niet aankan, moeten “wij” onze consumptie zowel naar kwantiteit (factor 1) als naar kwaliteit aanpassen (factor 2): minder en anders (annex beter). Als wij daar echter niet toe bereid zijn of als wij dat niet kunnen, dan moet ook ons bevolkingsaantal drastisch afnemen. Eigenlijk is het simpel: hoe meer mensen er op de planeet zijn en hoe meer wij willen streven naar mondiale gelijkheid, hoe moeilijker het zal zijn om het milieuprobleem alleen maar op te lossen via factor 1 en 2. In elk scenario is factor 3 van wezenlijk belang.
Soms wordt gedacht dat de problemen gerelateerd aan de vergrijzing kunnen opgelost worden door een toegenomen nataliteit, maar die kinderen worden natuurlijk ook zelf ooit oud en zij zullen dan op hun beurt ook de hulp nodig hebben van nog meer kinderen. Dat is een vicieuze cirkel. De problemen die met de vergrijzing te maken hebben, moet men niet oplossen met de creatie van meer nieuwe mensen, zeker niet wanneer zowel jong als oud blijft consumeren op het niveau dat zo courant is in het Westen. Het is belangrijk erop te wijzen dat de kosten van de vergrijzing worden betaald door datgene wat het land opbrengt en dat datgene wat een land opbrengt niet alleen afhangt van het aantal productieve mensen, maar primair van de markt die door automatisering en een goed afgestemd beleid kan voldoen aan de noden die met de vergrijzing gepaard gaan. Het probleem is dus niet de vergrijzing op zich, maar het onvermogen daar op een betekenisvolle wijze op in te spelen en daar een efficiënte markt aan te koppelen.
Het eerste taboe van geboortebeperking: vrijheid
Zoals gezegd is er in de politiek en tijdens klimaatconferenties weinig animositeit om overbevolking ernstig te nemen. Geboortebeperking is geen populair thema, en het gebrek om er echt aandacht aan te spenderen is symptomatisch voor het gebrek aan een (breed gedragen) langetermijnvisie. Geboorteregulering of -beperking ligt moeilijk omdat het slechts lijkt te kunnen worden verwezenlijkt wanneer de overheid op paternalistische wijze de individuele vrijheid beperkt.
Wanneer men echter het samenleven in ruime zin begrijpt en wanneer men dus ook de toekomende generaties verdisconteert, dan hoeft geboortebeperking niet als een grove inbreuk op de persoonlijke vrijheid te worden gezien. De vrijheid van de één stopt nu eenmaal wanneer aan de vrijheid van de ander wordt geraakt. Bij vrijheid behoort ook de toegang tot een leefbare planeet waar iedereen over een habitat beschikt en zich verzekerd weet van voldoende water, voeding en de vervulling van andere levensbehoeften. ‘Reciprociteit’ moet de norm worden waarop concreet gedrag wordt afgestemd. Kan ik datgene wat ik doe verantwoorden wanneer iedereen ditzelfde gedrag zou doen, eeuw na eeuw? Indien het antwoord daarop ‘nee’ is, dan heb ik een goede reden mijn gedrag te stoppen, te veranderen of minstens in vraag te stellen.
Abédi Pelé had wat beter moeten opletten in de les over Immanuel Kant. Als hij daar nooit les over heeft gehad, dan is dat een deel van het probleem. Iedereen heeft immers recht op gedegen onderwijs waarin niet alleen technische vaardigheden worden aangeleerd, maar ook (moraal)filosofie, gemeenschapszin en geschiedenis in globaal perspectief. Mensen hebben anno 2018 niet alleen nood aan kennis en competenties, maar moeten ook en misschien zelfs vooral worden herinnerd aan de vraag wat een ‘goed en fatsoenlijk leven’ veronderstelt en/of moeten worden toegerust met ‘deugden’ die het samenleven mogelijk en aangenamer maken. Het is thans allang geen kwestie meer van het aanvullen van kennisleemtes, maar het gaat ook en vooral om het inslijpen van bepaald gedrag en verantwoordelijkheidszin. Onderwijs kan/moet dan ook ingeschakeld worden om dat lakse “Je sais bien, mais quand même.” tegen te gaan. Iedereen moet leren en durven denken én handelen.
Het tweede taboe van geboortebeperking: religie
Geboortebeperking ligt ook moeilijk omdat de overheid religieuze leiders zal moeten zien te overtuigen dat het dictum “Wees vruchtbaar!” schadelijk is voor de planeet. Dat is niet zo evident omdat het hebben van veel kinderen vaak wordt gepromoot en als iets inherent goed wordt gezien. Verschillende verzen in de Bijbel maken dat heel duidelijk: “En God zegende Noach en zijne zonen, en sprak: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt u, en vervult de aarde” (Genesis 9: 1). “Neem vrouwen en verwekt zonen en dochters; neemt vrouwen voor uwe zonen, en geeft mannen aan uwe dochters, opdat zij u dochters en zonen baren; vermenigvuldigt u aldaar, opdat er van u niet weinigen zijn” (Jeremia 29: 6). “Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt u, en teelt overvloedig voort op de aarde, opdat gij veel daarop wordt” (Genesis 9: 7).
Ook in de Islam wordt het hebben van veel kinderen gepromoot. Zo zou de Profeet Mohammed volgens de overlevering hebben gezegd: “Trouw de liefhebbende en vruchtbare, want op de Dag der Opstanding zal ik wedijveren met de andere profeten in het aantal van mijn volgelingen.” Religieuze leiders zullen mee op de kar moeten springen van geboorteregelingprogramma’s en zich moeten afvragen of bijvoorbeeld hun stellingen in verband met voorbehoedsmiddelen wel accorderen met het idee van mondiale naastenliefde. Het “Bezint voor ge begint” zal moeten dominanter worden dan het “Ga en vermenigvuldig u”. Religieuze leiders zullen ook opnieuw de religie in handen moeten geven van de gelovigen en niet omgekeerd gelovigen gebruiken in functie van hun religie.
Daarmee bedoel ik dat mensen hun religie moeten ‘consumeren’ – vergeef me het woord – in functie van hun behoeften en zich niet moeten laten reduceren tot een middel bij gratie waarvan de religie (en de macht van de religieuze leiders) zelf floreert. Mogelijks worden geboorteregelingprogramma’s door moslims thans met enige achterdocht beschouwd omdat ze worden begrepen als middelen om de invloed van het Westen te vergroten – denk aan de oproep van de Turkse president Rycep Erdogan die religie inzet om politieke macht te genereren en derhalve zijn burgers oproept procreatief te zijn. “Maak geen drie, maar vijf kinderen. Jullie zijn de toekomst van Europa. Dat zal het beste antwoord zijn op de onrechtvaardigheden tegenover jullie,” zo klonk het vorig jaar. Deze perceptie moet worden bestreden. Het is daarom van groot belang dat religieuze en politieke leiders worden betrokken in het opzetten en uitvoeren van de geboorteregelingprogramma’s.
Lokale absorptiepolitiek
De plaats waar de bevolkingstoename zich in Europa het meest laat gelden is de stad. Wat dat betreft is het interessant te zien dat politici vooral bezig zijn met het bedrijven van absorptiepolitiek en te weinig met het creëren van duurzame antwoorden. Zo is het één zaak om de bevolkingstoename in een stad op te vangen en zich daarvoor op de borst te kloppen, een ander is de bevolkingstoename af te remmen. Dat laatste is uiteraard ook en vooral macropolitiek, maar omdat de steden van vandaag en morgen de eerste zijn die ermee worden geconfronteerd zouden zij ook de eerste moeten zijn om het probleem van de overbevolking permanent onder de aandacht te brengen. Sterker nog, omdat steden de bevolking aanzuigen, liggen ze tegelijk ook mee aan de basis van de klimaatschade.
Meer en meer word ik in mijn eigen stad geconfronteerd met passanten die monddoekjes dragen. Dat verontrust mij en, naar ik meen, de meeste mensen. Het zijn binnenkort gemeenteraadsverkiezingen. Ik maak me weinig illusies dat het thema echt aan bod zal komen. Het Vlaamse project ‘CurieuzeNeuzen’ verdient wel wat lof, maar het meten van een probleem is natuurlijk nog niet hetzelfde als het oplossen van dat probleem en over die oplossingen blijft het toch behoorlijk stil.
Het is uiteindelijk toch het één of het ander. Ofwel gaat men voor de absorptie van de problemen (maar dat is dweilen met een open kraan die bovendien qua debiet steeds krachtiger wordt) ofwel gaat men voor duurzaamheid (en dan kiest men voor het agenderen van specifieke maatschappelijke kwesties: overbevolking, klimaat, het doorprikken van de mythe dat alles om ‘economische groei’ draait, het bijbrengen van globaal burgerschap & gemeenschapszin wars van eigen voordeel en blind consumentarisme). Het wezenlijke behoud van groen en de toename van meer bevolking op een zelfde grondgebied gaat bijvoorbeeld maar moeilijk samen (hoogstens op een artificiële wijze door wat parken aan te leggen die dan helaas weer vooral bedoeld zijn om er mensen te laten in wandelen of er kinderen te laten in spelen). Dat men hier en daar wat nieuwe bomen bijplant (of misschien zelfs meer bomen plant dan er voorheen stonden), neemt niet weg dat dit nauwelijks nog compenseert voor de vele problemen die voortkomen uit de lokale bevolkingstoename: files, luchtvervuiling, opoffering van stukken ongerepte natuur ten voordele van nieuwbouw en het aanleggen van kunstmatige speeltuinen, etc.
Besluit
De milieudruk ligt nu al veel te hoog. Naast minder consumptie en andere consumptie is ook een daling van het aantal aardbewoners nodig. Deze drie factoren worden nog steeds te weinig politiek vertaald. Het is alsof men denkt in een eeuwige incubatietijd te zijn en dat het vallen van het zwaard van Damocles eeuwig kan worden uitgesteld. Wanneer men het bevolkingsprobleem niet aanpakt en wanneer de bevolkingstoename onverminderd doorgaat, dan pleegt deze generatie op collectief niveau schuldig verzuim ten aanzien van de volgende generatie. Met een metafoor: de waterkraan staat open. Om te vermijden dat het huis onder water komt te staan, worden hier en daar wel wat absorberende zandzakjes gelegd die ervoor zorgen dat het op bepaalde plekjes droog blijft/wordt. De zandzakjes verhinderen echter niet dat er water uit de kraan blijft lopen.
Om nog eens uit dat boek van Etienne Vermeersch te citeren: “We lijken op kankercellen in een organisme: die zijn een hele tijd oppermachtig en planten zich op succesvolle wijze voort, maar als ze eenmaal het organisme ten gronde hebben gericht, is ook voor hen het einde gekomen.”
François Levrau
De auteur is Doctor Sociale Wetenschappen en thans als Doctor-Assistent verbonden aan het Centrum Pieter Gillis.