Pleidooi voor de rechten van de vrouw - Mary Wollstonecraft
In het jaar 584 kwamen 62 bisschoppen en 20 vertegenwoordigers van andere bisschoppen bijeen op de synode van Macon. Zij voerden een jaar lang discussie over de vraag of vrouwen eigenlijk wel mensen waren. Na een stemming vonden 32 van wel en 31 van niet. Deze gebeurtenis kenmerkte de ingebakken misogyne visie van de toenmalige kerk. Daarbij beriep men zich op de Bijbelse tekst Efezeriërs (5:32): “Vrouwen, schik u naar uw man als naar de Heer, want de man is het hoofd van de vrouw.” Ondanks de stemming werd de positie van de vrouw er niet beter op. Vrouwen bleven onderdrukt en hadden minder rechten dan mannen. In de vijftiende eeuw schreef paus Innocentius VIII zijn beruchte bul Summis desiderantes affectibus waarmee hij zijn goedkeuring gaf aan de vervolging van magiërs en heksen waardoor meer dan 60.000 vrouwen om het leven kwamen. Ook in de Koran worden vrouwen als minderwaardig behandeld. Zo stelt Soera 4:34: “De mannen zijn zaakwaarnemers voor de vrouwen, omdat God de een boven de ander heeft bevoorrecht.”
De Vlaamse filosoof Etienne Vermeersch wijst er op dat de geopenbaarde godsdiensten vrouwen niet alleen als minderwaardig zien, maar ook dat ze steevast worden voorgesteld als een kwaadaardige bron van verleiding, wellust en onreinheid. Dat laatste blijkt alvast uit de manier waarop de kerkvaders vrouwen voorstelden. Zo zou God vrouwen vervloeken omdat Eva een vrucht had gegeten van de boom van de kennis van goed en kwaad, en Adam daar ook toe had verleid. Vanaf dan zouden ze nog enkel in de hevigste pijnen kinderen baren. Volgens de 4de-eeuwse kerkvader Hiëronymus van Stridon is “de vrouw de poort van de duivel, de weg van het kwaad, de prikkel van de schorpioen, in één woord: een gevaarlijk ding…” Ook hier bestaan er overeenkomsten met de Koran en de uitspraken van islamitische geestelijken die onder meer stellen dat de vrouw compleet gehoorzaam moet zijn aan de man, haar hoofd bedekken, geen hand geven aan mannen, zich niet buitenshuis begeven zonder goedkeuring van de man, en aan de seksuele wensen van haar echtgenoot te voldoen.
Eeuwenlang werd de vrouw behandeld als een stuk eigendom van de man, eerst van de vader, nadien van de echtgenoot en later zelfs van de zonen. Pas tijdens de Verlichting kwamen er stemmen op om alle mensen – mannen en vrouwen – een gelijkwaardige status toe te kennen. Denkers als Condorcet, Thomas Paine en Cesare Beccaria zetten de eerste schuchtere stappen om vrouwen gelijke rechten toe te kennen. Maar de eerste echte feministe was de Britse Mary Wollstonecraft met haar boek Pleidooi voor de rechten van de vrouw dat onlangs voor het eerst vertaald werd in het Nederlands. In zijn inleiding wijst de Nederlandse schrijver Jabik Veenmans op het feit dat Mary opgroeide in een streng patriarchale periode. Zo mocht een man wel scheiden van zijn vrouw, maar omgekeerd niet. Vrouwen waren op het einde van de achttiende eeuw (en tot lang daarna) het bezit van mannen en konden en mochten geen eigen oordeel uitspreken. Zij die dit wel deden werden beschouwd als losbandige sujetten zonder enige aanzien en daarom vaak verstoten uit de gemeenschap.
Mary Wollstonecraft publiceerde haar boek in 1792, net na de Franse revolutie. Ze kreeg een kind van de Amerikaan Gilbert Imlay maar huwde later met de radicale filosoof William Godwin. Dat huwelijk kwam er niet vanzelf. Ze verklaarden uitdrukkelijk dat ze volkomen gelijkwaardige partners waren en lieten dit zo noteren. Het was waarschijnlijk het eerste huwelijk waarin de vrouw op gelijke voet stond van de man, iets wat later vervolg kreeg in het huwelijk van John Stuart Mill met Harriet Taylor. In haar Pleidooi voor de rechten van de vrouw reageerde Wollstonecraft op de toenmalige tijdsgeest dat vrouwen geen opleiding nodig hadden en dat ze ten dienste moesten staan van de man. Deze zienswijze, die er eeuwenlang werd ingedramd bij vrouwen, was gemeengoed. Niemand kon zich indenken dat een vrouw zich het recht zou toe-eigenen om deze propositie aan te vallen. In die zin was het werk van Wollstonecraft een absolute uitzondering, een onbetamelijke aanval op de heersende opvatting over de goddelijke ordening dat de man heerst over de vrouw.
De kern van het pleidooi van Wollstonecraft is dat mensen die begiftigd zijn met de rede, beschikken over gelijke natuurlijke rechten. Om die reden moeten vrouwen gelijke rechten krijgen als mannen. Wie het daar niet mee eens is, moet maar bewijzen dat vrouwen de rede zouden ontberen, aldus de auteur. Daarmee ging ze regelrecht in tegen de stelling van de kerkvader Thomas Van Aquino die stelde dat “de vrouw ondergeschikt aan de man, omdat in de man de rede overheerst”. Die kerkelijke visie werd door mannen aangegrepen om de vrouw in een onderdanige positie te houden en hen net geen gelijke rechten te geven. Het was een visie die door Jean-Jacques Rousseau werd ondersteund. “Rousseau en de meeste mannelijke schrijvers die in zijn voetsporen zijn getreden, hebben hun lezers enthousiast ingeprent dat het hele onderricht aan vrouwen op één ding gericht moet zijn – ze moeten bevallig zijn,” zo schrijft Wollstonecraft die in haar boek brandhout maakt van deze visie.
Maar Wollstonecraft keert zich ook tegen vrouwen die zich al te gemakkelijk in die onderdanige rol schikken. Ze tutten zich op, zo schrijft ze, om dan avontuurtjes te beleven en mannen te verleiden en dan later te huwen en kinderen te krijgen. Maar verder hebben ze nauwelijks ambitie om zelf kennis op te doen en een beroep uit te oefenen. Velen onder hen zullen zeggen dat dit Gods wil is, maar Wollstonecraft noteert dat “de natuur, of liever gezegd, God, alle dingen goed heeft gemaakt; maar dat de mens van alles verzonnen heeft om Zijn werk te bederven”. Hiermee wil ze zeggen dat de zogenaamde heilige woorden van God in feite door mannen zijn verzonnen en neergeschreven, juist om vrouwen onder de knoet te houden. Rationele schepselen mogen niet als slaven behandeld worden, aldus Wollstonecraft en ze pleit voor onderwijs voor de beide seksen “dat jonge mensen leert zelf te denken”. Dit is een zuivere liberale gedachte die heel lang in botsing kwam met het confessioneel onderwijs dat jongeren dogma’s en vooroordelen aanleert.
Dat onderwijs zou door de overheid nationaal moeten voorzien worden. Wollstonecraft heeft het niet begrepen op private kostscholen omdat meisjes ook daar geïndoctrineerd worden om zich later te gedragen als willige echtgenotes en moeders. “Als vrouwen op een meer systematische manier werden opgeleid, zouden ze zich ook met allerlei zaken kunnen bezighouden, hetgeen velen zou redden van de gebruikelijke, legale prostitutie,” zo schrijft ze. Juist onderwijs zou vrouwen ertoe kunnen brengen om later als arts te werken of een boerderij of winkel te beheren, aldus Wollstonecraft die hiermee een duidelijk utilitaristisch argument gebruikt. Ook op het vlak van de politieke rechten moesten er volgens haar een aantal zaken veranderen. Net als Olympes de Gouges die de Déclaration des Droits de la Femme et de la Citoyenne schreef, maar daarvoor onder de guillotine terechtkwam, schreef Wollstonecraft dat het nodig is dat vrouwen vertegenwoordigers moeten hebben “in plaats van despotisch te worden bestuurd zonder enig direct deel te mogen hebben aan de debatten in het parlement.”
Op het einde van haar boek houdt ze ook nog een pleidooi voor humaniteit ten opzichte van dieren. Een van haar argumenten is dat als jongens kwaadaardig zijn tegenover dieren, ze zich later ook barbaars zullen gedragen jegens vrouwen in de vorm van huiselijke tirannie. In die zin is het ook nodig dat het onderwijs aandacht besteed aan “de wetenschap van de moraliteit” aldus Wollstonecraft. Het besluit zit vervat in haar volgende citaat: “Indien mannen maar grootmoedig onze ketenen zouden verbrijzelen, en genoegen namen met rationele kameraadschap in plaats van slaafse gehoorzaamheid, dan zouden ze attentere dochters aan ons hebben, meer liefhebbende zusters, trouwere echtgenotes, redelijkere moeders – kortom, betere burgers.” Haar Pleidooi voor de rechten van de vrouw verdween in de nevelen van de geschiedenis maar onder impuls van liberale feministen kreeg het opnieuw de aandacht die het verdiende. Om die reden hoort Wollstonecraft ook thuis in de liberale canon.
Mary Wollstonecraft, Pleidooi voor de rechten van de vrouw, Wereldbibliotheek, 2017
Recensie door Dirk Verhofstadt