De Schotse marsen - Rory Stewart
Wie, zoals ik, belangstelling heeft voor The Perfid Albion of de eilandengroep ‘in splendid isolation’, doet er goed aan De Schotse Marsen van Rory Stewart te lezen. Stewart is Lagerhuislid voor de Conservatieven, als vertegenwoordiger van een district in Cumbria, de streek die we beter kennen als The Lake District. Maar dit ronduit fascinerende boek reikt veel verder dan de nationale geschiedenis van het land dat we nu vooral kennen van de Brexit. In De Schotse Marsen bereist de zoon, deels samen met zijn bijna negentigjarige vader, het gebied rond de Hadrian Wall, een streek die ik zelf over een lange reeks van jaren ook enkele malen bezocht. Een korte herinnering levert het volgende beeld op.
Ergens begin jaren tachtig vertrok ik – nauwelijks getraind en dus overmoedig – met een flink bepakte rugzak met mijn kameraad S., geboren Engelsman en afkomstig uit Wembley London, per boot vanuit Hoek van Holland naar Newcastle upon Tyne. We hadden een week uitgetrokken om langs de Hadrian Wall naar Carlisle te lopen. Na een rustige overtocht met net iets teveel bier en nauwelijks geslapen te hebben in te krappe dekstoelen hesen we de bepakking op onze rug en vertrokken. Na een uur dacht ik ‘ach, dat valt me alleszins mee’, na een tweede uur was het ‘poeh poeh’ wat een uur later ‘nou nou’ werd en na een halve dag gelopen en nog geen spoor van de Romeinse muur aangetroffen te hebben vond ik het welletjes. “S., this isn’t going to work”. Gelukkig dacht hij er ongeveer hetzelfde over.
We bezochten de eerste de beste pub, bestelden er een Tetley’s en een taxi en lieten ons vervolgens een eind richting Carlisle brengen. Ergens halverwege zagen we een pub met de prachtige naam The Drunken Duck Inn. We hadden onze bestemming gevonden. Aan de andere kant van de weg lag een boerenbedrijf en de boer bleek er geen enkel bezwaar tegen te hebben dat wij ons tentje in zijn voortuin opzetten. Kortom, een perfecte uitvalsbasis om tenminste iets van de Hadrian Wall te kunnen zien, zij het dan dat er een luidruchtige kraaienkolonie huisde in de enige paar bomen die in de wijde omtrek te vinden waren: in de voortuin van de gastvrije boer. De kraaien wekten ons elke ochtend behoorlijk ontijdig.
We hebben vanuit die stek heel wat mooie wandelingen over en rond de Hadrian Wall gemaakt ofschoon er niet heel erg veel ‘wall’ meer te bekennen was. Op de tweede dag kwamen we een jonge gast – ik was zelf begin dertig – met een enorme rugzak tegen die zich met een ongekend hoge snelheid verplaatste. We raakten even aan de praat en hij vertelde dat hij de Pennine Way liep, 268 mijl. Na een kort gesprek en een schielijk “must dash” vertrok hij weer in een jaloersmakend tempo.
Uiteraard waren we elke avond in the Drunken Duck Inn te vinden, het werd een iconisch verblijf voor ons met vele uiterst genoeglijke gesprekken met de landlord en zijn gasten. Op onze laatste avond werd er in de pub een bruiloft gevierd en op zeker moment gingen er grote schalen met tal van lekkers rond. Wij weigerden beleefd en vertelden strangers te zijn, not invited to the party. Zelden deed een reactie ons zo goed als op dat moment: “no, no, you’re regulars now”. Het werd een prachtige avond.
Ik had destijds Memoirs of Hadrian van Marguerite Yourcenar meegenomen maar heb er geen letter van gelezen, er was geen tijd voor en zo bleef mijn kennis van die Hadrian Wall beperkt tot de indrukken die ik in die paar wandelingen opdeed. Merkwaardig genoeg is het van lezing van Yourcenar nooit meer gekomen maar die omissie heb ik nu meer dan ruimschoots in kunnen halen met dit fenomenale boek van Rory Stewart.
Vader en zoon Stewart hebben beiden als militair hun land gediend. De vader – lid van de befaamde Royal Highland Regiment The Black Watch – in Normandië en Vietnam en de zoon in Afghanistan en Irak. Daarnaast was de vader jarenlang actief als bestuursambtenaar in Malaya, Zuid Oost Azië. De vader beschouwde zichzelf als een Highlander en woonde in Crieff, Schotland, de zoon – zoals gezegd – in het Lake District. Samen beginnen ze aan een tocht langs de Hadrian Wall, de zoon te voet en de vader per bus of taxi en aan het eind van iedere dag bespreken ze samen de (Romeinse) geschiedenis van deze streek en refereren daarbij geregeld aan hun eigen ervaringen in verre oorden. De Romeinen waren ruime driehonderd jaar aanwezig in Engeland met een bezettingsmacht van drie legioenen ofwel circa 50.000 man. Daarmee voldeden de Romeinen aan de ratio die de Rand Corporation later op zou stellen: één soldaat op elke veertig volwassen burgers. Toch lukte het de Romeinen niet het toenmalige eiland volledig te incorporeren en er een blijvende invloed uit te oefenen. Zoals ook later niet zou lukken in Vietnam, Afghanistan en Irak. Rory Stewart hierover: “Het probleem was simpelweg dat het de bezetter ontbrak aan voldoende kennis, legitimiteit en kracht om de desbetreffende maatschappij op de gewenste wijze om te vormen.”
Vader en zoon hebben een bijzondere band, de zoon spreekt zijn vader consequent aan als ‘daddy’ en de vader spreekt zijn zoon consequent aan als ‘darling’. Waarom de vertaler – die overigens een uitstekende vertaling heeft afgeleverd – deze begrippen niet vertaalde met ‘papa’ en ‘lieverd’ is me niet duidelijk. De moeder speelt in dit boek opmerkelijk genoeg geen enkele rol, ze is een stille kracht en komt pas in beeld in de laatste dagen van het leven van haar echtgenoot.
En nu ik het hier toch over de vertaling heb is een enkel woord over de titel van het boek op zijn plaats. De vertaler koos voor De Schotse Marsen maar de Engelse titel luidt The Marches. Waarom niet gekozen voor een letterlijke vertaling? De wandelingen beperkten zich immers niet tot Schots grondgebied (en Stewart laat zien hoe hybride dat Middenland en The Borders waren). Bovendien werd de grenszone, zodra de Schots-Engelse grens was vastgelegd, The Marches genoemd ofwel de Marken, Marsen, Marslanden. De toevoeging ‘Schotse’ in de titel lijkt mij dan ook niet op zijn plaats. Maar zoals gezegd, voor het overige niets dan lof voor deze vertaling.
Stewart studeerde politicologie, filosofie en geschiedenis en vertelt ons van de extreem gewelddadige en roerige geschiedenis van de streek tussen wat wij nu kennen als Engeland en Schotland. Beroving, diefstal, brandstichting (van complete dorpen), bloedwraak, ophanging en erger leken aan de orde van de dag. Nazaten van toenmalige daders en slachtoffers blijken nog steeds trots op wat hun voorvaderen zoal uit wisten te spoken. En ondertussen komen Noren, Vikingen, Fransen, Ieren, Engelsen en talloze “Schotse” clans voorbij en wordt de grens talloze malen verschoven en verlegd, al naargelang de uitkomst van schermutselingen tussen elkaar naar het leven staande partijen. Pas in 1707 wordt de Act of Union ondertekend en ontstaat het United Kingdom. En keert de rust aan de grens terug.
Twee fenomenen keren telkens weer terug in dit schitterende reisverslag: identiteit en natuurbescherming. Hedendaagse ecologen keren zich meer en meer tegen de schapen omdat ze schadelijk zouden zijn voor biodiversiteit en behoud van natuur en landschap. Stewart geeft enkele navrante voorbeelden van interventies ten koste van de schapenboeren, waarvan je je echt moet afvragen of de wereld beter wordt van zulke ingrepen ten gunste van bijvoorbeeld een enkele weidevogel. Overpeinzingen die me telkens doen denken aan dat prachtige boek Het Herdersleven van James Rebanks, de schapenhouder uit het Lake District.
Maar het meest in het oog springend is dat merkwaardige gevoel voor identiteit waar vrijwel iedereen zo hoog van opgeeft. Het enorme belang dat mensen hechten aan de eigen socioculturele geschiedenis en de daaruit voortvloeiende animositeit tussen dorpen en gemeenschappen links en rechts, onder en boven de grens. Het opmerkelijke zit hem er juist in dat vrijwel nergens meer oorspronkelijke bewoners blijken te wonen. Stewarts zegslieden zijn zelf vaak nog geen generatie bewoner van de streek die zij als ‘eigen’ beschouwen.
Hilarisch en treurig is het verhaal van een zichzelf als Schotse verhalenverteller presenterende Engelsman die niet in staat blijkt een Schots-Gaelic tekst voor te lezen, nog even afgezien van het feit dat Schotland en Gaelic eigenlijk niets met elkaar van doen hebben. Op zijn wandeltochten komt Stewart niet slechts een énkel voorbeeld van deze identity-worshippers tegen, het blijkt een structureel verschijnsel. En zo stelt hij aan het einde van zijn zoektocht vast dat het feitelijk niet (meer) lukt te benoemen wat nu echt typisch Engels en wat nu echt typisch Schots zou zijn.
Deze passages doen sterk denken aan wat Helen Macdonald beschreef in De H is van havik, als zij een ouder echtpaar tegenkomt dat net als zij genoten heeft van de pracht van de natuur waarin zij het oude Engeland bewaard gebleven zien en mopperen over de instroom van vreemdelingen. Zich niet realiserend, merkt Macdonald fijntjes op , dat het overgrote deel van al die planten en bomen waarvan het oude echtpaar zegt te genieten, bestaat uit exoten die ooit uit allerlei streken werden aangevoerd, in Engeland werd geïmporteerd.
Wij liefhebbers van alles wat ‘Engels’ is blijken ons ook maar te baseren op een paar romantische noties van die rare Britten die wij kennen als wonend in het Perfid Albion, de Commonwealth en inderdaad, die ‘splendid isolation’, die brengers van beschaving met een prachtige cultuur, die we juist zo waarderen omdat ze zo anachronistisch kunnen zijn, ze kozen niet voor niets voor de Brexit! Maar Rory Stewart laat ons zien dat je de geschiedenis echt heel nauwgezet en precies moet bestuderen om grip te krijgen op dat merkwaardige volk en zelfs dan, met al zijn eruditie, moet hij vaststellen dat het onderwerp hem voortdurend door de vingers glipt. Toen ik zoveel jaren geleden de Hadrian Wall bezocht had ik geen idee van de roerige geschiedenis die deze streken getekend heeft.
Dankzij Stewart ben ik heel veel wijzer geworden ook al kom ik, die jaarlijks minstens eenmaal het land bezoek, niet echt veel dichterbij de ware aard van dat fascinerende volk op die schitterende eilandengroep. En ook de Engelsen en Schotten zelf gaan zeer selectief met hun eigen geschiedenis om. Ze gaan terug in hun eigen lijn maar de grotere verbanden ontgaan klaarblijkelijk ook hen. Die zogenaamde eigen identiteit is vaak niet meer dan een mythe, die hoe dan ook eeuwig en altijd gepaard gaat aan een of andere vorm van afwijzen van het vreemde. Het is niet zo gek dat mensen, die zelf eigenlijk nooit echt geïntegreerd of geassimileerd zijn het moeilijk vinden anderen die nog aan integreren en assimileren moeten beginnen, in hun midden te aanvaarden. Zoals het ook niet vreemd is dat wij die woonachtig zijn in het kleine gehucht Aerdt, hier altijd te boek zullen staan als ‘buitenaerdtsen’.
Kortom, Rory Stewart schreef een prachtige en erudiete kroniek, een genot om kennis te nemen van de gecompliceerde, roerige en gewelddadige geschiedenis om langs die weg iets meer te weten te komen van de landsaard van een van de Europese volkeren. Een geschiedenis waaruit lessen getrokken kunnen worden voor alle menselijke gemeenschappen. Een heerlijk boek waarvan je vanaf de eerste pagina’s hoopt dat er geen einde aan komt. Een schrijver om in de gaten te houden.
Rory Stewart, De Schotse Marsen, Prometheus, 2017, 399 pagina´s
Recensie door Enno Nuy