Wij en ik - Saskia De Coster

Wij en ik - Saskia De Coster

‘Kinderen zijn de ankers die de moeder vasthechten aan het leven’, aldus de Griekse dichter Sophocles. Maar je kan ook het omgekeerde zeggen, want voor veel kinderen is hun moeder het anker, zowel in hun jeugd als nadien. Zij zijn doorgaans de meest intieme, beschermende en liefhebbende persoon gedurende een belangrijk deel van hun leven. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat zoveel schrijvers hun moeder centraal stellen in hun werk. Denk aan Het boek van mijn moeder van Albert Cohen, Sprakeloos van Tom Lanoye (een overal en terecht geprezen meesterwerk) en Gestameld liedboek van Erwin Mortier, die elk op hun manier met veel liefde en respect mijmeren over die universele unieke band tussen barende en boreling.

In zijn roman Godenslaap beschrijft Mortier in prachtige volzinnen de unieke band tussen moeders en hun zonen die aan het front vechten en sneuvelen. Een man moet dan het slechte nieuws overbrengen aan de ouders en het zijn vooral de moeders die het onheil voorvoelen. “Wie van de wezens die ze gebaard heeft, op de spasmen van haar buikspieren uit zich heeft voelen wegtrekken, het leven dat ze zag opgroeien, en gekoesterd, verzorgd, gevoed, gelaafd, geslagen en gezoend heeft, dat haar lachrimpels of grijze haren bezorgde, haar vervulde van trots met zijn schoolresultaten of zijn spierkracht, of haar krom deed lopen van de zorgen wanneer het mazelen had, of om zijn drankzucht of goklust – de primus inter pares of de klaploper of de kruimeldief die dienst nam om de cel en de schande te vermijden. Wie is het, monsieur? De oudste of de jongste? Of mijn middelste, mijn oogappel?”

Ook in haar nieuwste roman Wij en ik van Saskia De Coster, over het leven van een familie die in chique verkaveling woont, gaat het in essentie over moederliefde. De protagonisten zijn Stefaan een slimme boerenzoon die zich met doorzettingsvermogen opwerkt in een bedrijf, zijn moeder Melanie die sinds de dood van haar jongste zoon en haar man nukkig doorleeft, zijn vrouw Mieke die van rijke komaf is en dwangmatig de protserige villa bestiert, en hun dochter Sarah die opgroeit onder het waakzaam oog van de moeder maar droomt van avontuur, een muziekcarrière met een meidengroep en die stiekem de regels overtreedt. Wat eerst een banale familiegeschiedenis lijkt, met wat kleine ongemakken en ingehouden vreugdes, zoals bij de geboorte van Sarah, groeit gaandeweg uit tot een indringend verhaal waarin onuitgesproken trauma’s de spanning opvoeren en de lezer meesleuren in een Shakespeariaans drama.

Saskia De Coster beschrijft het met veel inlevingsvermogen en wisselt vlot tragiek en humor, vooral rond Mieke die zo neurotisch tewerk gaat dat je onvermijdelijk moet denken aan Hyacinth Bucket, de hoofdrolspeelster uit Keeping Up Appearances die nauwelijks een stofje vuil op de grond kan verdragen, al was het maar om indruk te maken op mogelijke bezoekers. Ook Mieke heeft een hang naar perfectie, kamt hardnekkig de sliertjes van de Perzische tapijten in de juiste richting, heeft een volkomen verkeerde avontuurlijke broer, en leest de laatste mode- en tuinbladen. Ze ontvangt met alle égards haar rijke vriendin die ze bewondert omwille van haar mondaine levensstijl. Ze is ‘ingesnoerd in haar korset van plichten’ en ‘geprogrammeerd om geen fouten te maken’. In die dodelijke zinloosheid van haar bestaan probeert ze haar nut te bewijzen in een wereld die ze in feite verafschuwt omdat elders alles misgaat, alleen bij haar thuis en in haar beschermde gezinnetje loopt het zoals het moet.

Van liefde is er op het eerste zicht niet veel te bemerken. Mieke haat haar schoonmoeder, tolereert hooguit haar man en drilt Sarah alsof haar levenstaak erin bestaat om haar dochter dezelfde veilige, maar o zo saaie levensweg op te sturen. Sarah doorziet de façade van het ‘voorbeeldige’ huwelijk van haar ouders tijdens een kletterende ruzie die de auteur prachtig verwoordt met een Mortieriaanse zin, de Tzumprijs waardig. ‘Sarah ziet toe hoe haar ouders om beurten een steen op de weegschaal van de liefde leggen, die daar niet voor gemaakt is en die het al snel begeeft, zodat twee van woede trillende mensen tegenover elkaar staan, bedolven onder het puin van al die bezwaren, hun hart naar een onbekende holte daverend, rondspoelend, ieder vast van plan zich voor de laatste keer niet te laten beetnemen in deze komedie, die al meer dan tien jaar duurt en die niemand met een grammetje hersens in zijn hoofd een goed huwelijk kan noemen.’ 

Langzaam en goed gedoseerd, door te wisselen van het gezichtspunt van de gezinsleden, onthult Saskia De Coster zowel voor Sarah als voor de lezer de familiegeheimen: een zelfmoord, de dood van een broertje, het schuldbesef van Stefaan, de eigenwaan van Mieke die mee aan de oorzaak liggen van een kreupel gezinsleven dat nauwelijks die naam waard is. Mieke denkt dat ze het als moeder goed doet. De 19de-eeuwse Franse schrijfster Comtesse Diane de Beausacq omschreef dergelijke gedrag al treffend. ‘Moederliefde is een gevoel, dat is opgebouwd uit toewijding en uit egoïsme; de moeder ziet slechts haar toewijding, en vreemden haar egoïsme.’ Sarah voelt instinctief aan dat ze zich moet onttrekken aan de dodelijke greep van haar ouders wil ze niet in dezelfde maalstroom terechtkomen. Het kantelmoment komt er met de dood van Stefaan die in zijn voortdurend gevecht om hogerop te komen en te blijven, was weggezakt in een peilloze depressie.

Dan slaat Sarah haar eigen vleugels uit en trekt met haar muzikaal talent naar New York. Het boek eindigt met de strijd die de dochter voert om zich definitief los te rukken van de bekrompen provincialistische levenshouding die haar ouders, en veel andere Vlamingen, zo kenmerken. Het is het beste en meest aangrijpende deel van het boek waarin Saskia De Coster al haar literair talent tentoonspreidt. Haar beschrijving van de gemoedsgesteldheid van Sarah, met haar bindingsangst voor lief en kind, en de hernieuwde band met haar moeder zijn van een overrompelende schoonheid. Zo zit Sarah in een koffiebar waar ze gesprekken van voor haar totaal onbekenden opvangt en mijmert over het leven. Het lijkt wel een scène uit de film La Cena van Ettore Scola en doet er mij aan denken dat dit boek verfilmd zou moeten worden omdat het zo uit het leven is gerukt, zo herkenbaar en tegelijk zo ontroerend.

Saskia De Coster nam het risico door zelf aan te kondigen dat Wij en ik haar Grote Roman zou worden. En op de kaft prijzen Tom Lanoye en Herman Koch het de hemel in. Ze hebben gelijk. ‘De Grote Vlaamse Roman is niet dood. Hij is zojuist geschreven door Saskia De Coster’, aldus Koch. Met Wij en ik heft ze zich op het topniveau van de Nederlandstalige literatuur. Pure klasse.

 

Saskia De Coster, Wij en ik, Prometheus, 2013

Recensie door Dirk Verhofstadt

Print Friendly and PDF
Land van belofte - Joseph Pearce

Land van belofte - Joseph Pearce

Ethiek en veiligheid - Gerben Bakker

Ethiek en veiligheid - Gerben Bakker