De weg naar radicale verzoening - Montasser AlDe'emeh
In 2014 claimde Islamitische Staat dat ze een wereldwijd kalifaat hadden opgericht met Abu Bakr al-Baghdadi als de kalief. In feite controleerden ze op dat moment een groot deel van Irak en Syrië. Ze strijden tegen Assad, die zijn eigen volk bestookt met bommen, maar zelf vermoordden ze sjiieten, alevieten, Koerden en zogenaamde ongelovigen. IS riep alle soennitische gelovigen om naar het kalifaat te komen om er mee te vechten en zo een zuivere islamitische staat te creëren. In 2015 hadden zowat 15.000 strijders uit 80 landen zich bij IS aangesloten. Volgens de historicus en arabist Pieter Van Ostaeyen. waren er in maart 2016 ongeveer 620 Belgen actief als strijders in Syrië, onder wie minstens tweeënvijftig vrouwen. Uit de databank van het Belgische Orgaan voor de Coördinatie en de Analyse van de Dreiging (OCAD) blijkt dat het vooral om tieners en twintigers gaat. Sommige van deze Syriëstrijders keerden terug naar ons land om hier terreuraanslagen te plegen zoals Najim Laachraoui die zich op 22 maart 2016 opblies in de vertrekhal van de luchthaven van Zaventem.
Hoe is het zover kunnen komen? Waarom keren jonge mensen die in ons land zijn opgegroeid en vaak een diploma en een goede baan hadden, zich af van onze westerse samenleving? Wat bezielt hen om naar Syrië trekken en er mensen op een beestachtige wijze te vermoorden? En vooral: hoe beletten we dat nog meer jongeren radicaliseren en terreurdaden plegen? Over deze en andere gevoelige thema’s interviewde journalist Jan Lippens de jonge Belgisch-Palestijnse islamoloog Montasser AlDe’emeh die onderzoek doet naar moslimradicalisering en de internationale jihad. Het resultaat van vijfentwintig uur gesprek is het boek De weg naar radicale verzoening waarin AlDe’emeh keihard uithaalt naar de moslimgemeenschap waar hij zelf toe behoort, maar ook naar de politieke bewindvoerders in ons land die al te weinig beseffen hoe gevaarlijk de situatie vandaag is.
AlDe’emeh wijst eerst op de dubbelzinnige houding van het Westen. Dat steunde in de jaren ’80 de islamitische verzetstrijders in Afghanistan in hun strijd tegen de Sovjetbezetters wat leidde tot de opkomst van de Taliban en Al Qaeda. Nadien volgde de Golfoorlog en keerden die extreme groepen zich tegen het Westen. AlDe’emeh verwijst ook naar de islamitische revolutie in Iran, de opkomst van de Moslimbroeders en de wereldwijde verspreiding van het wahabisme door Saoedi-Arabië. IS die de hele islamitische wereld in één kalifaat wil verenigen is daar een uitvloeisel van. Duizenden, doorgaans jonge moslims, gingen in op de lokroep van kalief Abu Bakr al-Baghdadi, de leider van de jihadistisch-salafistische terreurorganisatie Islamitische Staat. Onder hen ook heel wat jongeren uit onze contreien.
Dergelijke radicalisering onder jonge moslims gebeurt volgens AlDe’emeh in stappen. Eerst is een zekere vervreemding, dan komt men in contact met een heel strikte interpretatie van de Koran (via vrienden, imams en het internet), dan volgt indoctrinatie door een groepering als Sharia4Belgium wat leidt tot verwijdering van hun familie (die niet strikt genoeg in de leer is), en zo volgt de stap naar de gewapende jihad. AlDe’emeh haalt snoeihard uit naar de imams in ons land met hun lage intellectuele niveau en die in hun moskeeën blijven vasthouden aan letterlijke interpretaties van Koranteksten. Hij wijst ook met de vinger naar de latente discriminatie en het racisme, naar de moslimouders die hun kinderen te weinig stimuleren om hard te studeren, maar ook naar de scholen zelf die dergelijke jongeren al te snel afschrijven en ze vaak in de richting van het tso en bso duwen. En hij heeft het niet begrepen op linkse en extreemlinkse kringen ‘die geen stelling durven te nemen tegen de misstanden in de moslimgemeenschap’.
Een groot probleem vormt Saoedi-Arabië dat met haar verspreiding van wahabistische en salafistische ideeën mee aan de basis liggen van de groeiende impact van de radicale islam. ‘Ze kopen gebouwen en financieren moskeeën en ze sturen imams met hun aartsconservatieve interpretaties van de Koran,’ aldus AlDe’emeh. Bizar genoeg onderhouden zowat alle westerse landen goede betrekkingen met dat land, ze leveren wapens en betuigen de leiders alle eer. Ook koning Filip ging net als andere westerse staats- en regeringsleiders naar Riyad om er zijn steun uit te spreken voor de nieuwe koning Salam bin Abdulaziz. Nochtans is dat land een pure dictatuur die op grote schaal de mensenrechten schendt, vrouwen onderdrukt, critici foltert en doodt, terreurgroepen financiert, en zoals gezegd, een leer verspreidt die moslims in het Westen aanzet om zich af te keren van de samenleving, de democratie te verwerpen en openlijk op te komen voor de implementatie van de sharia als rechtssysteem.
‘De mensen die religieuze teksten fout uitleggen en alles letterlijk in de praktijk willen brengen, zijn het probleem,’ zegt AlDe’emeh. En hij wijst erop dat de overgrote meerderheid van de Belgische imams orthodoxe soennieten zijn. In elk geval krijgen jonge moslims van hen niet te horen dat ze zich moeten conformeren met de seculiere waarden van onze samenleving. Nochtans is dat wat volgens AlDe’emeh moet gebeuren. ‘Ze moeten leren omgaan met vrouwen en meisjes, die zowel een hoofddoek als een bikini kunnen dragen, met homo’s en lesbiennes, met alcohol, cafés en muziek, met zowel de Gay Pride als de Heilig Bloedprocessie of een carnavalsstoet.’ Dat leren ze echter niet van de imams. Vandaar het pleidooi van AlDe’emeh voor een radicale verzoening. Hij keert zich tegen Abou Jahjah en zijn AEL die enkel gezorgd hebben voor meer polarisatie, angst en onrust.
AlDe’emeh is niet zozeer bekommerd om de Syrië strijders, maar veeleer met zij die hier zijn en in hun hoofd oorlog voeren. ‘Die groep vormt de echte potentiële bedreiging voor de seculiere samenleving en dat wordt onderschat door de politiek,’ aldus AlDe’emeh. Vandaar zijn pleidooi om veel harder op te treden en de politie- en inlichtingendiensten meer middelen en armslag te geven. Maar ook de hele moslimgemeenschap moet zich openlijk en ondubbelzinnig afzetten tegen die minderheid die droomt van de invoering van de sharia en het kalifaat, tegen de haatpredikers en ultraconservatieven, tegen ouders die hun kind van school weghouden en hun meisjes op jonge leeftijd uithuwelijken, tegen het gedrag van moslimjongens die meisjes op straat tot de orde roepen omdat ze geen hoofddoek dragen en die rabiaat homofobe uitspraken doen.
Ook de massale instroom van vluchtelingen uit Syrië vormt in de ogen van AlDe’emeh een groot gevaar. Omdat daar mensen tussen zitten die hun geloof niet zullen afzweren en de seculiere wetten niet zullen aanvaarden. De Europese Unie moet haar buitengrenzen beter bewaken. En er moet veel meer druk komen op de Arabische landen om die vluchtelingen op te vangen. Het lijkt wel het discours van extreemrechts, maar AlDe’emeh neemt daar fel afstand van. Die extremisten versterken elkaar, zo zegt hij. ‘Radicale moslims willen een homogeen moslimkalifaat en extreemrechtse activisten een homogeen blank Vlaanderen.’ We moeten dan ook niet langer zwijgen over dergelijke misstanden maar samenwerken. Hij gelooft niet in een Europese islam maar wel in Europese moslims die hun godsdienst kritischer benaderen, een ‘evolutie die we moeten stimuleren’.
‘Ik pleit voor verzoening, niet voor uitdieping van de kloof in onze samenleving, zoals extreemrechts en populisten doen,’ zo besluit AlDe’emeh zijn vlammend betoog, waarin iedere zin een mokerslag vormt. Dat komt ook door de scherpe interviewstijl van Jan Lippens die geen enkel gevoelig onderwerp schuwt. Dit boek zou verplichte lectuur moeten zijn, zeker voor politici, maar evenzeer voor de moslimgemeenschap in ons land. De analyse van AlDe’emeh is bijzonder hard, en soms lijkt hij zijn woede niet te kunnen intomen, maar wie eerlijk is zal moeten toegeven dat veel van zijn opmerkingen en aanbevelingen hout snijden.
Montasser AlDe’emeh, De weg naar radicale verzoening, Polis, 2016
Recensie door Dirk Verhofstadt