Onderwijs wordt gemaakt door mensen - Ann Brusseel
Sommige mensen aarzelen niet om zonder al te veel nuance te poneren dat ‘ons onderwijssysteem’ faalt. Of het nu om radicaliserende jongeren of de ongelijkheid in de samenleving gaat: ‘het onderwijs’ moet het oplossen. Ook een docent van de specifieke lerarenopleiding maatschappijwetenschappen en filosofie, Griet Galle, wijst in de Standaard Opinie van dinsdag 20 juni het hele onderwijs met de vinger. Ze stelt onder meer vast dat ouders ‘moeten’ bijspringen tijdens het studeren (‘Moeder en vader blijven bij de les’). Op zich is de problematiek een debat waard, want goede schoolresultaten gaan de ouders uiteraard ter harte en Vlaanderen gaat in de recente OESO-rapporten wel achteruit. Bovendien is onderwijs een belangrijke motor in de sociale mobiliteit. Maar wat ik mis in het verhaal van Griet Galle, is de verwijzing naar wetenschappelijk onderzoek, ik lees enkel persoonlijke bevindingen op basis van enkele getuigenissen.
Galle heeft het over de noodzakelijke hulp van ouders bij het maken van huistaken of het voorbereiden van examens. Ze gaat dus uit van het feit dat die hulp een positieve impact heeft op de resultaten van de lerende. Dit wordt wetenschappelijk niet ondersteund, integendeel. Uit een analyse van 41 onderzoeken besluit W.H. Jeynes (Urban Education, 2005) dat helpen bij huiswerk zelfs een licht negatieve impact heeft op de prestaties van kinderen. Wat wel een grote én positieve impact heeft, is een algemene betrokkenheid van de ouders. Willen ouders een positieve invloed hebben op de prestaties van hun kinderen, dan maken ze hun verwachtingen duidelijk, creëren ze een goede sfeer om te studeren en hebben ze een constructieve houding tegenover de school. Galle vertrekt daarentegen vanuit een zwart-wittegenstelling: de blanke Vlaamse kindjes van hoger opgeleiden halen het wel op school in tegenstelling tot de kansarme anderstalige kindjes, omdat bij de eersten de pen wordt vastgehouden bij schrijfopdrachten, Smartschool in de gaten wordt gehouden en schema’s gemaakt worden, terwijl men dit voor de laatsten niet doet. De zogenaamde ‘helpende’ zaken blijken uit gedegen onderzoek eigenlijk niet te helpen en zijn op termijn zelfs contraproductief.
Met de onderzoeksresultaten in de hand, is het voor mij wat pijnlijk te moeten lezen dat docenten uit ons hoger onderwijs met alle gemak durven stellen dat jongeren die niet op hun ouders kunnen rekenen bij het studeren, minder kansen krijgen in ons onderwijs. Toegegeven: er is in Vlaanderen nog werk aan gelijke kansen voor leerlingen met een andere thuistaal of allochtone roots. Toch is het belangrijk dat we de discussie voeren op basis van aantoonbare feiten en onderbouwde analyses. Zo kunnen we de lacunes vinden en ze heel nauwkeurig aanpakken. Bij een louter ideologische discussie is immers niemand gebaat. Zeggen dat er zoveel enthousiaste leerkrachten zijn, maar dat het systeem fout zit, is wat mij betreft holle retoriek. Onderwijs wordt gemaakt door mensen: door goed opgeleide leerkrachten die vaak bijscholing kunnen volgen en zich op hun kerntaken focussen; door schooldirecteurs met een visie op onderwijs en die in staat zijn met alle ouders te kunnen praten over hun bezorgdheden en vragen. Op die punten zie ik voor beleidsmakers nog uitdagingen. We hebben ontzettend goede leerkrachten en we hebben er die meer steun nodig hebben dan ze vandaag krijgen.
Het is inderdaad zo dat bepaalde didactische methodes, zoals invulboeken, te weinig structuur bieden aan de leerling, maar een goede leerkracht weet aan te vullen waar nodig. Het klopt ook dat Smartschool niet op elke school heel erg ‘smart’ gebruikt wordt. Maar laten we niet veralgemenen: sommige scholen hebben een heel sterke aanpak wat digitale instrumenten betreft, andere hebben er geen of zelfs – helaas – een slechte aanpak. Vlaanderen heeft gekozen voor een onderwijssysteem met veel pedagogische vrijheid voor de scholen. Dat is op zich een goede zaak. Ik zie niet hoe we vanuit de Vlaamse regering of het parlement een goede didactische visie zouden kunnen opleggen waarin elke ouder en leerling zich kan vinden. Daarvoor rekenen we op de expertise van het werkveld, dat zich steeds moet baseren op wetenschappelijk onderzoek. Wat we als overheid echter moeten garanderen, is dat de lerarenopleiding inhoudelijk versterkt wordt, dat de leerkrachten veel meer dan vandaag permanent vorming kunnen genieten en dat directies opgeleid worden en meer ruimte krijgen voor hun kerntaken: personeelsbeleid, uitbouwen van een pedagogische visie en communicatie. Daarnaast zouden de Vlaamse universiteiten en hogescholen meer ruimte moeten maken voor onderzoek op vlak van didactiek.
Zoals vaak is de examenmaand gekend voor paniekvoetbal. Van leerlingen en studenten kan ik aannemen dat ze zenuwachtig zijn, maar het is geen goede zaak dat volwassenen daarin meegaan. De meeste scholen zetten heel sterk in op leren leren, op plannen en herhaling van leerstof. Zowel de leerling als de ouders krijgen een heel schooljaar feedback over de prestaties en de gelegenheid om problemen aan te pakken. Dan is het wat onheus om in juni de school met de vinger te wijzen. Je kan je zoon of dochter een grote dienst bewijzen door hem of haar aan te sporen problemen met de leerkracht te bespreken en op te lossen. Niet alleen zal zoon- of dochterlief zo beter voorbereid zijn op het examen, hij/zij wordt er ook meer zelfredzaam en verantwoordelijk door.
Ann Brusseel
http://www.annbrusseel.be