Samenleven met gezond verstand - Patrick Loobuyck
Al in de proloog van zijn boek Samenleven met gezond verstand noemt moraalfilosoof Patrick Loobuyck het liberaal-democratische samenlevingsmodel‘superieur aan vele andere’. Die apodictische uitspraak laat hij verder in de lucht hangen, hij komt er zelfs niet één keer op terug. Raar, want een explicitatie van dit voor velen controversiële standpunt had deze these kunnen verduidelijken. Pas na lectuur besef je dat het hele boek één lange bijsluiter bij deze stelling is.
Het debat over diversiteit, en meer speciaal dat over de plaats van de islam in onze multiculturele samenleving, leidt al een aantal jaren aan enorme taalvervuiling en polarisering. Wie kritiek op de islam heeft, wordt gemakzuchtig als ’islamofoob’ afgeserveerd; wie het voor minderheden opneemt, wordt, ironisch genoeg, als‘Gutmensch’ uitgescholden, en dan zwijg ik nog over termen als nazi, fascist, antisemiet en tutti quanti. Argumenten en zelfs feiten doen er blijkbaar niet meer toe. Onlangs mocht ik het zelf nog ervaren. Een auteur, die me zijn manuscript liet nalezen, kwalificeerdeWim van Rooy daarin als een ‘moslimhater’. Ik maakte de man diets dat Van Rooy helemaal niks tegen individuele moslims heeft en ze al helemaal niet haat, maar dat hij de islam beschouwt als een nefaste religieuze ideologie die de normen en waarden van het Westen bedreigt. De auteur moest allengs toegeven dat hij zo’n bloedhekel aan die visie heeft - het christendom is volgens hem historisch veel gewelddadiger dan de islam - dat hijzelf tot die hatlijke beschuldiging was gekomen.
Patrick Loobuyck is daarmee vergeleken een heuse verademing. Hij scheldt niet, hij argumenteert, beredeneert en blijft in alle opzichten redelijk en gemoedelijk. Voor- en tegenstanders van de islam noemt hij neutraal ‘islamoptimisten’ en ‘ islampessimisten’. Dat creëert lucht in het debat. Zelf ziet hij zich als een ‘islamrealist’. Er leven hier nu eenmaal moslims en we zullen ermee moeten samenleven, en zij met ons. Onze liberale democratie biedt daar de krijtlijnen voor: het behandelt alle burgers als vrije en gelijke individuen en neemt geen standpunt in over hoe mensen moeten of willen leven. Dat vereist wel wederkerigheid tussen alle burgers. Het recht om Allah te aanbidden impliceert het recht om Venus te vereren of als pastafarian met een vergiet op het hoofd te lopen. Het recht om varkensvlees te eten geeft een andere het recht om van spek en ribbetjes afte zien. Alcoholonthouders mogen niemand beletten wijn te degusteren. Hoe helder kan het zijn?
Ik heb dan ook nooit goed begrepen waarom na de terreuraanslag in Nice plotsklaps een boerkiniverbod op het strand werd ingevoerd. Of beter, ik begrijp het wel. Het was je reinste paniekvoetbal en het bewijst hoe makkelijk de ‘superieure’ liberaal-democratische uitgangspunten onder zware druk ter zijde worden geschoven. Vanuit de waarden van de liberale democratie is het nochtans onhoudbaar dat mensen een bikini, badpak of duikerspak mogen aantrekken, maar geen boerkini. Intussen heeft de burgemeester van Nice ook een verbod uitgevaardigd tegen reclame voor islamitisch bankieren. Begrijpen wie begrijpen kan.
Loobuyck toont aan dat de westerse vrijheid en gelijkheid, en de grondrechten die er voor iedereen uit voortvloeien, stevig gegrondvest zijn in een moreel principe, en niet het gevolg zijn van pure decadentie zoals religieuze leiders, niet-westerse dictators en conservatieven graag uitbazuinen. Die vrijheid en gelijkheid zijn er namelijk uit respect voor de individuele ontplooiing en maatschappelijke kansen van de burgers en uit respect voor de eigen tradities van minderheden. Uitgerekend de neutraliteit van de staat garandeert dat de burgers niet neutraal hoeven te zijn. De publieke moraal valt bij ons gelukkig niet samen met de privémoraal, zoals dat wel het geval is in bijvoorbeeld Saoedi-Arabië, Iran of ook Rusland (homo’s, Jehova’s getuigen…).
De staat neemt bij ons geen standpunt (meer) in over religies, seksuele geaardheid, gender, etnische afkomst enzovoort. Voor de overheid is de ene religie niet beter of slechter dan de andere en een Somaliër even gelijkwaardig als een West-Vlaamse boerenzoon. De burger mag daar uiteraard een eigen opvatting over hebben. Imans en pastoors mogen homofilie als een perversiteit beschouwen, maar ze kunnen een homohuwelijk niet verhinderen. Hier knelt helaas vaak het schoentje bij moslims, is mijn ervaring. ‘Respect, man’ hoor jejonge islamieten vaak zeggen, maar vrouwen in een vrolijk zomerjurkje op een markt, ho maar, die schelden ze voor ‘hoer’. Ze begrijpen duidelijk het principe van de wederkerigheid niet. Moslims klagen al dan niet terecht veel over discriminatie, maar het zou al helpen als ze zelf zouden stoppen met homo’s te discrimineren, vrouwen, soefi’s, christenen, joden, kopten, atheïsten, ietsisten, jezedi’s, alevieten, transgenders, enzovoort, enzovoort. Het is wachten tot ‘Wederkerigheid, man’ het stopwoord van jonge moslims wordt. Ze hebben bij die vorm van wederzijds respect voor ieders vrijheid alles te winnen.
De neutraliteit van de overheid betekent niet dat alles toegelaten is. De liberale democratie mag en moet zichzelf beschermen tegen antidemocratische en intolerante ideeën, en zeker tegen oproepen tot geweld. Dat lesje hebben we wel geleerd van een democratisch gekozen Hitler. Nazisme, racisme, gewelddadige vormen van salafisme moeten verboden worden en bestreden. Loobuyck sluit hiermee aan bij de theorie van‘de weerbare democratie’ , die in het Nederlandstalig gebied recent het indringendst verwoord is door Bastiaan Rijpkema. De groeiende roep om bepaalde vormen van salafisme te verbieden, onder meer door Dirk Verhofstadt, werkt de auteur helaas verder niet uit. Ik herinner me in dit verband een ophefmakend interview in NRC met de vrouw van een salafistische imam die ervan uitging dat heel Nederland zich nolens volens moest aanpassen aan haar waarheid. Haar man, de imam, moest ijlings de storm doen luwen in een nieuw interview maar de facto verkondigde hij een identieke onderwerpingsagenda maar met meer verbloemende taal.
In dit opzicht hecht Loobuyck te weinig belang aan (het verdedigen van) belangen. Hij vraagt van iedereen gezond verstand om het samenleven te bevorderen, maar een imam, salafistisch of niet, heeft er geen belang bij om de keuzevrijheid en de kennis van zijn volgelingen te bevorderen. Het kan hem zijn inkomen kosten, maar ook zijn reputatie in de gemeenschap, zijn moreel gezag, zijn privileges, zijn buitenlandse financiering, enzovoort.
Een inzicht dat Loobuyck dieper uitwerkt, is een begrip dat hij al in zijn eerdere boek De seculiere samenleving lanceerde: ‘redelijke accommodatie’. Het hoort tot een van de handigste tools om de ‘islamisering’, waar zovelen bang voor zijn en zich druk over maken, te meten. Horen scholen met een groot aantal moslimleerlingen ’s middags halal eten serveren? Moet kunnen, aldus Loobuyck. Waarom ook niet? Ten slotte worden er ook vegetarische maaltijden voorzien. Dit is geen islamisering, dit is een redelijke aanpassing aan een concrete situatie. Een beetje zoals in overheidsgebouwen, banken en andere nutsinrichtingen ook een toegang voor gehandicapten wordt voorzien. Zolang de reden voor de accommodatie pragmatisch is, aldus Loobuyck, is het geen onderwerping maar voor velen een verbetering.
Pas als een regel, wet of praktijk een morele basis heeft, kan van toegeven niet langer sprake zijn, dat zou pas echte soumission zijn, om met een boektitel van Michel Houellebecq te spreken. Kindhuwelijken, vrouwenbesnijdenis, polygamie, motorhelmen (voor sikhs, ze brengen de veiligheid van zichzelf en anderen in gevaar) of onverdoofd slachten (voor joden en moslims): no way. Op moreel en juridisch vlak staat Loobuyck pal en wil hij geen enkele uitzonderingsmaatregel voor geen enkele gezindte. Terecht. Vandaar dat hij ook tegen de sharia is, ook voor het beslechten van familiale zaken zoals echtscheidingen en erfenissen, zoals in Groot-Brittannië wel toegestaan is. Dit leidt alleen maar tot rechtspluralisme. Bovendien is de sharia niet compatibel met de democratie en de mensenrechten, en zijn vrouwen elke keer de klos.
Dit strengt onderscheid in pragmatische en morele reden om aanpassingen al dan niet te laten plaatsvinden, biedt iedereen een algemeen houvast om een juist oordeel te vormen bij het zoveelste (anti)moslimakkefietje. Toch lost het niet elk probleem op. Onlangs suggereerde de Amsterdamse hoofdcommissaris van de politie om hoofddoekjes onder de kepie toe te laten, om zo meer moslima’s in het korps aan te trekken. Een morele reden om dit te verbieden, is er niet. Dus… Toch viel haast heel Nederland hierover en het idee werd snel afgevoerd. Reden: geen draagkracht onder de bevolking en bij de politie zelf.
Er bestaat dus blijkbaar ook een pragmatische reden om een redelijke accommodatie niet uit te voeren. Zelf heb ik ook een trucje bedacht om te weten of iets klopt: waar en wanneer kan iemand de boodschap ‘God bestaat niet’ of ‘Ik ben atheïst’ vestimentair verkondigen? Als politieman? Vergeet het. Als ambtenaar? Evenmin. Als leraar? Het kot zou te klein zijn. Toch behelst dit een soortgelijke mededeling als het dragen van een hoofddoek, terwijl moslima’s mèt wel vaak toestemming krijgen om voor de klas te staan. Atheïsten worden in dit geval dus duidelijk gediscrimineerd. Loobuyck is nochtans tegen het hoofddoekenverbod van ambtenaren, omdat die hoofddoek niemand schaadt en er geen echte morele reden toe is. Dat geldt echter mutatis mutandis voor atheïsten. Echte redelijkheid zou zijn dat niet iedereen op elk moment met zijn (a-)religieuze identiteit te koop loopt, zeker niet in publieke functies. Maar voor die onthechte vorm van religiebeleving, een hogere vorm van beschaving, is het, vrees ik, nog veel te vroeg.
Een derde pijler van het politiek liberalisme, naast vrijheid en gelijkheid, is solidariteit. Zonder sociale cohesie geen stabiele samenleving. En toch is dit het grootste knelpunt. Hoe moeten nieuwkomers enige (historische) lotsverbondenheid voelen met de maatschappij, als zelfs vele derdegeneratieallochtonen meer solidair zijn met het moederland van hun grootouders dan met België of Nederland? De recente spanningen in de Turkse gemeenschap hier liepen perfect langs inlandse Turkse breuklijnen. En die kloof was dan nog geforceerd gecreëerd door de Turkse president zelf.
Iets dergelijks dreigt te gebeuren met de protesten van de Riffijnen in Marokko die ook hier tot onrust en vijandigheid leiden in de Marokkaanse gemeenschap. Loobuyck doet verwoede pogingen aan de hand van denkers als Rawls, Kymlicka, Nussbaum, Habermas en anderen om kapstokken voor meer solidariteit en lotsverbondenheid te vinden. Hij pleit voorzichtig voor een liberaal nationalisme (een politiek liberalisme met oog voor een gedeelde nationale identiteit, dus geen etnisch nationalisme),voor een grotere emotionele binding met het vaderland via vlaggen, standbeelden van volkshelden, feestdagen, etc.), voor culturele identiteitsvorming van nieuwkomers en voor een vorm van grondwetpatriottisme (nieuwkomers moeten de grondwettelijke uitgangspunten van onze samenleving aangeleerd worden in de hoop dat ze trots op hun nieuwe vaderland worden). Iedereen moet ‘one of us’ worden en de staat moet dat faciliteren, aanmoedigen en permanent bevorderen. Prachtig allemaal, filosofisch bijzonder interessant, maar al deze idealistische voorstellen zijn te mooi om waar te zijn.
En vooral: de staat kan die solidariteit niet afdwingen. Ik heb zelf weleens gedroomd van een lotsverbondenheid via de mensenrechten. Als de integriteit van iedereen gerespecteerd zou worden, gewoon omdat we allemaal mensen zijn en we het menselijke in iedere mens an sich waarderen, ook al omdat we allemaal dezelfde behoefte aan ontwikkeling, liefde, onderwijs, levenskansen, geloof en werkgelegenheid hebben en we in dat opzicht meer op elkaar lijken dan verschillen, dan zou de wereld een feest worden. Maar zo werkt het niet. Dat heeft weer met vastgeroeste belangen, geloof en onwrikbare machtsposities te maken.
Ik vrees dat we moeten leren leven met wat Joris Luyendijk bij Egyptische studenten (zelfs die van de faculteit Politieke wetenschappen) vaststelde: ‘Vrijwel iedereen beschouwde het idee dat homo’s gelijk zouden zijn aan hetero’s, vrouwen aan mannen, en moslims aan niet-moslims als lachwekkend, niet relevant voor Egypte, of levensgevaarlijk… Sommigen dachten dat ik juist naar Egypte was gekomen om te worden zoals zij. Hun was altijd verteld dat Europeanen zich “nog” niet massaal bekeren omdat de westerse media hen hebben gehersenspoeld. Mijn verblijf in Egypte zou mij de ogen toch moeten openen.’
Ondanks deze kanttekeningen, mogen het duidelijk zijn: Patrick Loobuyck heeft met Samenleven met gezond verstand een rijk, boeiend en inspirerend boek geschreven. Hij is tegelijk geëngageerd en genuanceerd. De auteur is terecht zelfbewust en streng op de handhaving van de morele principes waarop onze samenleving rust en meegaand (accommoderend) als die niet in gedrang komen. Ik wou dan ook dat iedereen dit boek las, en met iedereen bedoel ik ook leden van religieuze minderheden, om niet te zeggen moslims. Ze maken maar 6% van de bevolking uit en toch draait het hele debat over diversiteit nagenoeg alleen over de islam. Ook van hen wordt gezond verstand verwacht. Hopelijk dringt na de lectuur van dit boek tot ze door dat een seculiere staat de ideale ruimte is om te zijn wie men wil zijn, sjiitisch of soenitisch, joods, soefi, katholiek, kopt, sikh, atheïstisch, hetero, bi-, homo, transgender, enzovoort. Die vrijheid en gelijkheid biedt geen enkel moslimland. Sterker, daar worden leden van minderheden geregeld vermoord.
O ja, Patrick Loobuyck zet, trouw aan zichzelf, zwaar in op het onderwijs en pleit andermaal voor het vak ‘levensbeschouwing, ethiek & burgerschap en filosofie’ (LEF). Het is een schande dat dit nog altijd niet bestaat. Ook hier houden belangengroepen dit emanciperende en interculturele vak tegen. Ook zijn oproep aan politici om stelselmatig onze normen en waarden aan het volk uit te leggen, verdient massale steun, want het vermelden van de verdediging van ‘onze normen en waarden’ bij elke nieuwe terreuraanslag volstaat niet (meer). De Nederlandse premier Rutte maakte het vorig jaar in dat opzicht het bontst met zijn uitspraak: ‘Wie het niet met onze normen en waarden eens is, moet maar oprotten.’ Een merkwaardige staaltje, ja, waarvan? Van illiberalisme? Hoe dan ook, het tweede deel is volledig in strijd met het eerste deel. Als een inlandse premier nog niet snapt waar het politiek liberalisme om gaat, hoe zouden allochtonen en nieuwkomers het dan moeten begrijpen? Lezen dus, dat boek van Loobuyck.
Patrick Loobuyck, Samenleven met gezond verstand, Polis, 256 p.
Recensie door Leo De Haes