De bedreigde vrijheid - Johan Op de Beeck

De bedreigde vrijheid - Johan Op de Beeck

In de levensbeschouwelijk pluralistische, vrije samenleving waarin we vandaag de dag leven heeft geen enkele levensbeschouwing het recht op een monopolie over de politieke organisatie van de maatschappij. Het conflict tussen de verschillende visies wordt daardoor gevoerd via debat en tegenspraak. Essentieel hierbij is onze vrijheid van meningsuiting. Die komt de laatste tijd echter vaak onder vuur te liggen en dit vanuit verschillende hoeken. Zowel door rechtse extremisten als religieuze extremisten wordt deze vrijheid misbruikt. De eerste doen dit door het te beschouwen als een vrijgeleide om haat en verdeeldheid te zaaien. De tweede door het aan te wenden om de afschaffing ervan te bepleiten. Als reactie op deze laatsten willen sommige politici de vrijheid van meningsuiting dan weer inperken. Meer subtiel – maar ook niet zonder gevaar – is de houding van de multiculturalisten. Door kritische stellingen over minderheden – zo goed als altijd moslims – weg te zetten als racistisch of islamofoob, zetten zij mensen aan tot zelfcensuur om zo dit stigma niet over zich heen te krijgen.

In De bedreigde vrijheid: Uw vrijheid van meningsuiting in gevaar beschrijft en analyseert Johan Op de Beeck de verschillende bedreigingen waar de vrijheid van meningsuiting vandaag de dag mee geconfronteerd wordt. Om het belang van onze vrijheid van meningsuiting aan te tonen bespreekt hij enkele van de grondleggers ervan. Zo haalt hij Spinoza aan, die in zijn Theologisch-politiek traktaat de rol van godsdienst in de maatschappij en politiek heeft behandeld. Volgens Spinoza was godsdienstvrijheid van wezenlijk belang, maar ondergeschikt aan de vrijheid van meningsuiting, waarbij hij stelde dat zonder de vrijheid van meningsuiting er nooit echte godsdienstvrijheid kon zijn. Daarnaast vond Spinoza dat religieuze leiders niet over de macht zouden mogen beschikken om een actieve politieke rol te spelen. Het verleden had namelijk al voldoende aangetoond dat ze dan andersdenkenden het leven zuur maakten. Spinoza heeft dit zelf uit eerste hand ondervonden. Zijn stellingen werden niet geapprecieerd door de godsdienstige gedragsdragers van die tijd. Uit voorzorg publiceerde hij zijn werk dan ook anoniem.

Andere verlichtingsfilosofen of wetenschappers die ingingen tegen de heersende opvattingen ondergingen hetzelfde lot. Toen Galilei stelde dat de aarde rond de zon draaide en niet omgekeerd riskeerde hij zijn leven, aangezien hij hierdoor volgens de katholieke kerk godslastering pleegde. Voor het verdedigen van de stelling dat niet de aarde maar de zon in het midden van het zonnestelsel stond, werd de filosoof Giordano Bruno in 1600 levend verbrand. Volgens Op de Beeck tonen deze voorbeelden duidelijk aan dat zonder vrijheid van meningsuiting er geen wetenschappelijke, culturele en sociale vooruitgang mogelijk is. Bovendien kan religie nooit de grenzen van de vrijheid van meningsuiting bepalen. Dit verwoordt hij als volgt: ‘Religie is een sfeer die zo vaag en divers is, en antwoorden meent te bieden op de fundamentele vragen van de mens dat elke poging om haar te beschermen tegen kritiek onvermijdelijk zal uitdraaien op dwang en op beperkingen aan wat we mogen onderzoeken en wat niet, welke verschillen we mogen hebben en welke niet, en welke beleids- en politieke opties we mogen bespreken en nastreven en welke niet’.

Dit betekent natuurlijk niet dat er aan de vrijheid van meningsuiting geen grenzen moeten zijn. Voor het bepalen van deze grenzen wordt door Op de Beeck onder meer het schadebeginsel van John Stuart Mill aangehaald. In zijn boek On Liberty stelt Mill dat men de vrijheid van meningsuiting niet mag gebruiken om geweld uit te lokken, om de privacy van publieke personen te schenden of om de reputatie van gewone mensen in vernieling te brengen. Vrijheid zou wel de regel moeten zijn en beperking eerder de uitzondering. Dit principe kan ook worden teruggevonden in onze Grondwet uit 1831. Door de vergaande bescherming van de vrijheid van meningsuiting was deze in Europa de modernste en vooruitstrevendste van zijn tijd.

Aan onze vrijheid van meningsuiting zijn door de loop der jaren nog een aantal andere beperkingen toegevoegd. Zo is het uiten van racisme dat oproept tot haat en geweld strafbaar gemaakt, ook al is het niet altijd even duidelijk wat daarmee bedoeld wordt. Daarnaast is ook negationisme verboden. Op de Beeck is hierover duidelijk: ‘Dat racisme en negationisme verwerpelijke attitudes zijn, staat buiten kijf. (…) Maar de nuchtere vaststelling is dat deze beperkende maatregelen stevig indruisen tegen de vrijheidslievende geest van de Grondwet’. Onze grondwet is opgesteld met het idee dat het toegestaan moet zijn om willekeurig welk standpunt in te nemen, hoe verwerpelijk of kwetsend dat standpunt voor anderen ook mag zijn. Het kwetsende of beledigende karakter van een uitspraak kan niet tot een beperking ervan dienen. Dit zou er namelijk voor zorgen dat de maatstaf voor de vrijheid van meningsuiting zou worden gevormd door de lange tenen voor elke kritiek op geloof of levenswijze, zo stelt Op de Beeck. En hij heeft gelijk. Wanneer religieuze en levensbeschouwelijke gemeenschappen zelf zouden mogen beslissen wanneer de vrijheid van meningsuiting zou moeten worden beperkt, afhankelijk van wanneer ze zich beledigd voelen, zou dit neerkomen op een verwatering van de scheiding tussen kerk en staat.

Dat bepaalde zaken niet mogen worden benoemd omdat ze kwetsend zouden, is een stelling die vaak wordt gehanteerd door multiculturalisten. Volgens hen mogen mensen en groepen verschillend worden behandeld, afhankelijk van de specifieke cultuur die heerst in de groep waartoe ze behoren. Onze grondrechten hoeven volgens hen niet noodzakelijk te gelden voor alle culturen. Wie deze stelling aanhangt relativeert het gelijkheidsprincipe volledig. In een eerder onschuldige vorm leidt dit ertoe dat ervoor gepleit wordt dat gelovige leerlingen op hun religieuze feestdagen mogen wegblijven van school. Maar volgens Op de Beeck is het volstrekt onduidelijk tot hoever die uitzonderingen wel kunnen leiden: ‘Waar ligt de grens? (…) Houdt multiculturalisme ook in dat de “accommodatie” ook geldt voor besnijdenis van meisjes, minderwaardige taakstellingen voor meisjes en vrouwen, polygamie, gedwongen huwelijken, weigeren naar de evolutieleer op school te luisteren, of motorhelmen en inentingen van de hand te wijzen?’.

De vragen die de schrijver hier stelt zijn zeer terecht. Binnen deze visie worden mensen namelijk teruggebracht tot hun origine: de groep waar men door zijn afstamming – bij toeval – toe behoort. Hierdoor worden mensen niet meer bekeken als individuen die er fundamenteel verschillende opvattingen op nahouden. Door alle mensen uit een bepaalde (minderheids)groep op een hoop te gooien, zorgt men er bovendien voor dat de dissidenten en criticasters binnen deze groep uit beeld verdwijnen. Met andere woorden: net zij die het meeste nood hebben om hun recht op vrijheid van meningsuiting te kunnen uitoefenen worden hierdoor onderdrukt. Wanneer bijvoorbeeld dissidente moslims kritiek durven uiten op de islam, worden deze al snel weggezet als islamofoob. Een verwensing die tegenwoordig iedereen die kritiek durft te hebben op de islam te horen krijgt.

Naast deze continue aanzet tot zelfcensuur over alles wat met islamkritiek te maken heeft, behandelt Op de Beeck ook de bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting die uitgaat van de radicale moslims. Deze maken slechts een kleine minderheid uit van de moslimgemeenschap, maar toch vormen ze een bedreiging, omdat ze hun vrijheid van meningsuiting gebruiken om hun geloofsgenoten te indoctrineren en om de omverwerping van de seculiere staat en de democratie te bepleiten. De schrijver komt hierdoor tot de vraag of we in naam van de vrijheid van meningsuiting tolerant moeten zijn voor de intoleranten. Hiervoor gaat hij te rade bij Karl Popper. Deze stelde: ‘(…) als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van de intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie’. Hieruit concludeert Op de Beeck dat het nodig is dat er wordt ingegrepen wanneer levensbeschouwelijke of religieuze overtuigingen het publieke leven willen determineren, of de vrijheid van andersdenkenden aan banden wil leggen. Hier is nog werk aan de winkel voor de beleidsmakers, zo concludeert hij.

In dit kader haalt hij ook het pleidooi aan van Dirk Verhofstadt voor het verbieden van radicaal islamitische groeperingen, waaronder salafistische organisaties. Dit pleidooi wordt door Verhofstadt gestoeld op de vaststelling dat sommige salafisten via parlementaire weg erop uit zijn de sharia in te voeren. Vreemd genoeg spreekt Op de Beeck zich over het voorstel niet uit. Hij merkt wel op dat naast zijn oproep tot het verbieden van salafistische organisaties, Verhofstadt het recht op het uiten van salafistische ideeën blijft verdedigen. Wat later in het boek vraagt Op de Beeck zich opnieuw af hoe er met de aanvallen van de intolerante medemens moet worden omgegaan, waarbij hij zich lijkt aan te sluiten bij de stelling dat er hiervoor beter andere middelen dan een inperking van de vrijheid van meningsuiting kunnen worden aangewend. Welke middelen dan zijn voorkeur genieten laat hij in het midden.

De verdere inperking van de vrijheid van meningsuiting – zoals voorgesteld door N-VA-politicus Peter De Roover – wordt ook uitgebreid besproken in het boek. Deze inperking zou, volgens dit voorstel, van toepassing moeten zijn op de prominente en consistente verheerlijking van concrete fenomenen die onze samenleving en onze waarden bedreigen. Hieronder zou dan bijvoorbeeld het propageren van antidemocratisch gedachtegoed in moskeeën en scholen vallen. Over dit voorstel is Op de Beeck wel duidelijk: ‘Als men op basis van De Roovers stelling tot een beperking van de vrijheid van meningsuiting wil komen, wordt het een juridisch titanenwerk om geen onduidelijke en bijzonder rekbare strafrechtelijke beperkingsgronden op de vrijheid van meningsuiting in te voeren. (…) Hoe het risico vermijden dat nog een hele reeks andere, misprijzende, schokkende meningsuitingen ook voor de bijl gaan?’.

Als methode om met de verschillende bedreigingen voor onze vrijheid van meningsuiting om te gaan haalt Op de Beeck de noodzaak van tolerantie en verdraagzaamheid aan. ‘Ik ben het niet eens met wat u zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen’. Deze bekende stelling die aan Voltaire wordt toegeschreven lijkt hierbij het uitgangspunt van de schrijver. Wie beweert te ijveren voor een verdraagzame samenleving moet openstaan voor meningen die beledigend, schokkend en storend zijn, zo vervolgt Op de Beeck. Een aantal keer wordt ook het belang dat onderwijs kan spelen in het beschermen van onze vrijheid van meningsuiting aangehaald. Op de Beeck ziet hierbij een rol weggelegd voor het vak burgerschap, dat tot een degelijk vak zou kunnen worden gemaakt, waarin onze grondwet en vrijheden uitgebreid worden toegelicht. Merkwaardig genoeg maakt hij geen melding van het pleidooi van Patrick Loobuyck voor het vak LEF (Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie), dat in dezelfde lijn ligt en waarvan een van de aspecten het bijbrengen van kennis over onze grondrechten en basisvrijheden is.

De rode lijn doorheen dit boek is een zeer sterke verdediging van de vrijheid van meningsuiting. Als een van onze kostbaarste grondrechten wordt hier veel te los mee omgesprongen. Zo wijst Op de Beeck op de zeer beperkte aandacht hieraan in de verkiezingsprogramma’s van 2014. Volgens hem zal hier bij de komende verkiezingen echter verandering in komen, omdat de bedreigingen voor de vrijheid van meningsuiting urgenter zijn geworden. Daarom zouden de politici er goed aan doen om zich hierin grondig te verdiepen, vooraleer ze al te gemakkelijk overgaan tot verdere inperkingen ervan, of vooraleer op te roepen tot zelfcensuur. Dit kunnen ze bijvoorbeeld doen door dit uitstekende boek hierover te lezen. Want dit sterke pleidooi voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting verdient het om gelezen te worden. En natuurlijk niet enkel door onze politici, maar door iedereen, zodat de voorstellen die de politici hierover formuleren met voldoende kennis van zaken kunnen worden afgewogen.

 

Johan Op de Beeck, De bedreigde vrijheid: Uw vrijheid van meningsuiting in gevaar?, Horizon, 2017

Recensie door Johannes Derboven

mailto:johannes.derboven@gmail.com

Print Friendly and PDF
Rafels aan de rechtsstaat - Ferdinand Grapperhaus

Rafels aan de rechtsstaat - Ferdinand Grapperhaus

De Duitse Oorlog - Nicholas Stargardt

De Duitse Oorlog - Nicholas Stargardt