Erdogan. De nieuwe vader van Turkije - Nicolas Cheviron & Jean-François Pérouse
‘De horrorclowns hebben het overgenomen: Trump, Poetin, Erdogan, Farage.’ Aldus de stand-upcomedian Michael van Peel onlangs in een interview in een Vlaams tijdschrift. Erdogan een horrorclown? In dit geval een megalomane en machtsdronken narcist en demagoog die de mensenrechten aan zijn laars lapt, zijn critici de mond snoert en van plan is om van Turkije een islamitische, pardon, een islamistische staat te maken. Van Peel kijkt naar de wereld door een satirische bril, hij moet overdrijven. Maar in elke overdrijving zit een kern van waarheid. Het is die waarheid die Nicolas Cheviron en Jean-François Pérouse in hun gloednieuwe biografie over de sterke man van Turkije reconstrueren.
Helaas doen er over het leven van Recep Tayipp Erdogan intussen zoveel, meestal vleiende, mythes de ronde dat waarheid van verdichting scheiden een allesbehalve simpele opdracht bleek. Gelukkig zijn de biografen Turkije-experts. De journalist Cheviron, die al zestien jaar in het land woont, volgt voor een aantal Franse en niet-Franse media de lokale politieke, religieuze en sociale ontwikkelingen. Pérouse is geograaf. Sinds 1999 is hij in Turkije werkzaam, de laatste tijd als directeur van het al bijna een eeuw in Istanbul gevestigde Institut Français des Études Anatoliennes. Hun biografie is op onweerlegbare feiten gestoeld. Waar toch twijfel rijst, bewaren ze hun nuchterheid en voorzichtigheid. En als ze op een mythe stoten, ontdoen ze die bedaard maar zorgvuldig van zijn gratuite verpakking. Ondanks al deze inspanningen houden ze een slag om de arm. Dat blijkt reeds uit de ondertitel van hun boek, De nieuwe vader van Turkije? Het vraagteken zegt alles.
Als het inderdaad klopt dat een nieuwe vader zou zijn opgestaan, vervangt die vanzelfsprekend de oude: Mustafa Kemal Atatürk (1881-1938), de stichter van het moderne Turkije. Modern als in de strikte scheiding tussen geloof en staat, verwesterlijking, democratie en neutraliteit. Kemalisten bevolkten vooral het leger en de magistratuur. Zodra die vreesden dat het islamitische fundamentalisme een voet binnen de deur zou krijgen, kwamen ze in actie. Het leger voerde een staatsgreep uit, de rechters zetten politici achter slot en grendel of zelfs tegen de muur, en ze verboden voortdurend politieke partijen (52 in totaal!). Hun motivering voor hun forse tussenkomsten? ‘De democratische rechten en vrijheden kunnen niet worden gebruikt om de democratie te vernietigen.’ Noodzakelijke interventies dus van de poortwachters van die democratie? Integendeel, zo redeneerde Erdogan. Toen zijn AKP – Adalet ve Kalkinma Partisi, Partij van Gerechtigheid en Ontwikkeling – de parlementsverkiezingen van 3 november 2002 had gewonnen en 363 van de 550 afgevaardigden naar Ankara kon sturen, begon dan ook een machtsstrijd met de verdedigers van het erfgoed van Atatürk. Erdogan heeft, eerst als premier en sinds 10 augustus 2014 als president, die strijd glansrijk in zijn voordeel beslecht.
Waarom vond Erdogan het zijn absolute prioriteit om het onafhankelijk militair en judicieel apparaat, de pijlers van de kemalistische staat, onderuit te halen? Waarom delen ook de vrije pers, de aanhangers van de prediker Fethullah Gülen en de gematigde Koerdische oppositie in de klappen? Hoe heeft hij dat allemaal voor elkaar gekregen in een land dat na de dood van Atatürk zes decennia lang van de ene naar de andere politieke crisis zwalpte? En waar stuurt hij uiteindelijk op aan? Welk alternatief biedt hij voor een seculier staatsbestel? Wil hij de sharia invoeren? Wil hij zich van het Westen afwenden? Ziet hij zichzelf meer dan een autoritaire leider? Als de hersteller van het Ottomaanse Rijk misschien? Of als een dictator bij de gratie van Allah?
Voor de biografen ligt de sleutel tot vele antwoorden in de conservatief religieuze opvoeding van Erdogan. Zo was zijn vader een aanhanger van Adnan Menderes, eerste minister tussen 1950 en 1960. Diens Democratische Partij was ‘doordrenkt van nationalistische, ‘turkistische’ en religieuze waarden.’ Het Turkisme verheerlijkt vanuit een etnisch perspectief onder meer de grootsheid van de Turkse volkeren, of die nu in Centraal-Azië of Anatolië woonden. Erdogan kreeg die waarden met de paplepel ingegoten. Voorts las hij gretig boeken die kritiek hadden op het kemalistische gedachtegoed. Geen wonder dus dat Erdogan zijn middelbare schoolopleiding in een imam-hatip school, een religieuze staatsschool, kreeg.
Zijn familie hoopte dat hij een hafiz (letterlijk, een wachter) zou worden, iemand die de Koran uit het hoofd had geleerd en bij gelegenheid de verzen kon opzeggen. De eerste politieke ervaringen deed Erdogan trouwens al op 15-jarige leeftijd op als lid van de Nationale Unie van Turkse Studenten, een vereniging met een pan-turkistische, racistische, anticommunistische en militaristische ideologie. De vereniging had ook nauwe banden met de Islamitische Wereldliga, opgericht door prins Faisal van Saoedi-Arabië om het panislamisme te bevorderen. Op het programma van deze studentenunie stond o.a. de sluiting van niet-islamitische scholen.
Toen Erdogans in 1984 de politieke arena betrad – hij kreeg een rol in de Welvaartspartij, de opvolger van de Partij van Nationale Redding die op haar beurt de opvolger was van de Partij van de Nationale Orde – maakte hij zijn religieus-conservatieve levenshouding plotseling ondergeschikt aan zijn machtshonger. ‘Ik heb gezegd dat ik alles zal doen wat nodig is om aan de macht te komen, ook al moet ik me verkleden als pastoor.’ De televisiezender Star houdt vol dat Erdogan dit werkelijk heeft gezegd. De biografen houden het bij ‘een vermeende opname’. Wel vragen ze zich af of Erdogan misschien ‘een adept (is) van de takye, de door bepaalde scholen in het islam-denken toegestane praktijk om overtuigingen voor te wenden teneinde aan vervolging te ontkomen.’
De gedaanteverwisseling is inderdaad pure politieke berekening. ‘We moeten niet vergeten dat democratie een middel is. Geen doel,’ aldus Necmettin Erbakan, de stichter van de Partij van de Nationale Orde, in een essay. Erdogan voert de strategie van zijn mentor tot in de fijnste puntjes uit. Hoewel hij aanvankelijk vrouwen weigert de hand te schudden (een zonde!), zet hij bij verkiezingen vrouwen in, ook zij die niet tot vrome en conservatieve kringen behoren. ‘Wij zijn de echte seculieren,’ roept hij vervolgens. Als hem dat van pas komt, sluit hij zelfs Atatürk in de armen. Zijn populariteit heeft hij duidelijk aan zijn politieke geslepenheid te danken: hij mag dan wel een begaafd demagoog en een briljante organisator zijn en over een onblusbare vechtlust beschikken, zijn boodschap slaat bij de kiezers in de eerste plaats aan doordat hij hen belooft de strijd aan te gaan met vriendjespolitiek, verspilling en corruptie.
Bovendien vertegenwoordigt hij de stem van de onderdrukten en behoeftigen. Die zijn in het Turkije van vóór de economische boom in het nieuwe millennium ruim in de meerderheid. En ten slotte belooft hij zijn land politieke stabiliteit en een zogenoemde ‘rechtvaardige orde’, ‘een fase op weg naar het invoeren van de ‘orde van geluk’, de geïdealiseerde islamitische orde in de tijd van de profeet Mohammed en de eerste vier kaliefen’. Het resultaat is evenwel een roetsjbaan van successen en tegenslagen. Het immer wantrouwige leger en Grondwettelijk Hof houden Erdogan immers scherp in de gaten. Zo ontzetten ze hem in 1999 uit zijn ambt als burgemeester van Istanbul, en daarna wordt hij zelfs vier maanden opgesloten.
Cheviron en Pérouse volgen de handel en wandel van parlementslid, partijleider, premier en president Erdogan op de voet. De ‘methode-Erdogan’ is overigens eenvoudig: ‘een huls met maatregelen in het algemeen belang, om de democratisering van het land vooruit te helpen, bedekt de kern van de hervormingen, gericht op het veroveren van de macht door de AKP en het bevorderen van de eigen belangen.’ De biografen winden er geen doekjes om: zodra Erdogan aan de macht is, tieren corruptie en vriendjespolitiek opnieuw welig en wordt de islamisering van het land stap voor stap verdergezet. Voorts kenmerken nepotisme, zelfverrijking, megalomanie, paranoia en wraakzucht het bewind.
De vrije pers is monddood gemaakt, het leger en de magistratuur zijn ontmand, de scheiding der machten is opgeheven, klokkenluiders hangt negen jaar cel boven het hoofd. Uiteraard hebben de auteurs ook oog voor de heilzame prestaties van Erdogan. Zo is hij erin geslaagd de Koerdische kwestie – voorheen een taboe – op de politieke agenda te zetten en Turkije een ongekende economische bloei te bezorgen. Tegenover monotheïstische religies valt tevens zijn tolerantie op. Ook in het buitenland rijst zijn ster. Wanneer hij zich opwerpt als verzoener en vredestichter in het Midden-Oosten (ook in het conflict met de Koerden) wordt hij geroemd als held van de islamitische wereld. Zodra hij zich in de Syrische crisis verstrikt, brokkelt de heldenstatus echter snel af.
Hoewel Cheviron en Pérouse hun ontroerende best doen om de positieve invloed van Erdogan op de Turkse samenleving te onderstrepen, valt op dat ze daar slechts enkele bladzijden voor nodig hebben. De rest van het boek is een ondubbelzinnig kritisch portret van een gewiekste, maar ook licht ontvlambare en botte populist die onder het mom van democratische verbeteringen zijn land meer dan ooit heeft geïslamiseerd en gepolariseerd. Erdogan de nieuwe vader van Turkije? Het vraagteken is op zijn plaats. Het naschrift van de biografen is dan weer bijzonder behoedzaam geformuleerd. ‘De staatsgreepplegers (van 15 juli 2016) hebben Recep Tayyip Erdogan een gouden kans geboden om zijn macht te versterken.’ Een manier voor Cheviron en Pérouse om niet gearresteerd te worden of het land te worden uitgezet?
Recensie door Joseph Pearce
Deze recensie verscheen eerst in de boekenbijlage van De Morgen
Nicolas Cheviron en Jean-François Pérouse, Erdogan. De nieuwe vader van Turkije, Prometheus, 2016, 431p., €35,00. Vertaald door Uitgeverij Prometheus en Mario Molegraaf.
Links