Hebben alle ezels een witte snuit? - Assita Kanko
Depressie uit zich in kleine dingen die doodgaan. Zoals het gras dat sterft in een onbeminde tuin, zoals een glimlach die vervaagt. Woorden zonder hartstocht. Een cynisch airtje. Ik heb een keer een Franse film gezien waarin een vrouw wegging ‘omdat gelukkige mensen geen dood gras hebben’. Dat gebeurt natuurlijk alleen in Franse films maar toch is het waar. Ik dronk in Brussel een kop koffie in de buurt van het Centraal Station, las de krant op mijn tablet en leerde dat het kant uit de hoofdstad aan het verdwijnen is (DS 20 februari). Een kantatelier aan de Grote Markt is op sterven na dood, de toeristen worden zeldzaam en willen trouwens alleen maar chocolade. Dat van de chocolade begrijp ik, maar waarom valt het kant uit de gratie?
Ik kan me Brussel niet voorstellen zonder zijn ziel. Dit rafelende erfgoed lijkt een symbool van de dingen die doodgaan. Ik mis het nu al. Zo gaat dat als je niet koestert wat je hebt. Toen ik voor het eerst in Brussel kwam, was iedereen trots op ons kantwerk. In 1977 kwam er zelfs een museum om het textielpatrimonium van de stad te promoten. En nu lees ik in de krant over een politicus die een kantatelier binnenstapt en vraagt: ‘Hebben jullie handgemaakt kant?’ Zoveel schaamteloosheid en onwetendheid maken me niet alleen verdrietig maar ook boos. Het gaat niet alleen over de traagheid, de arrogantie, de wereldvreemdheid van politici. Het gaat ook over het gemis aan hartstocht
Mijn koffie is koud geworden. De studente die me vergezelt om een dag in de Brusselse politiek mee te maken, kijkt naar mij. Ik vertel over het kant, ze begrijpt me. Ik stel voor om een kantwinkel te bezoeken. In de stad luister ik naar de werknemers en de zelfstandigen. Jonge en minder jonge mensen. Mensen die geen vak hebben maar wel dromen. Misschien had het verhaal van het kant me in een andere context minder pijn gedaan. Maar de depressie is er. En niet alleen bij ons, ook al voelen en zien wij haar via de kleine dingen die verdwijnen.
In Le Point van 9 februari schrijft Franz-Olivier Giesbert dat de Franse politiek een spannend feuilleton is. ‘We dachten dat we alles hadden meegemaakt, maar in deze presidentsverkiezingen vallen we van de ene verrassing in de andere.’ In Nederland heersen woede, frustratie en verwarring, met aan de ene kant het simplisme van Geert Wilders, aan de andere de ontkenning van de rest. In de Verenigde Staten is de toestand ronduit surrealistisch geworden – laten we het er maar niet over hebben.
Ook België valt ten prooi aan depressie en verwarring. Onze jeugd gelooft nergens meer in, heeft geen vertrouwen meer. Heeft ze nog hoop? Misschien. Maar ze begrijpt het niet, ze weet niet wie die ‘meestal oude’ (zo hoor ik het zeggen) mensen zijn die stoere taal uitslaan en dingen doen die de jongeren niet begrijpen. Woorden hebben hun eigen energie, zei een Amerikaanse gaste bij Oprah. Die energie en dat geweld dat het gezicht van de politici tijdens debatten vertekenen, zijn geen geruststelling voor de jeugd. Ze maken de kloof alleen maar groter. Wie zal beterschap brengen? Na de verschillende schandalen worden hier en daar initiatieven genomen. Komt er dan toch een einde aan de cumuls? Het is niet genoeg. Het zal nooit genoeg zijn. Het onderliggende probleem is dat er geen hartstocht meer is en dat iedereen gefrustreerd of boos is.
Politici zijn mannen en vrouwen, geen heiligen. Maar het is een feit dat de politieke klasse gefaald heeft, dat ze het hart van de mensen heeft gebroken. Ze moet dringend haar leven beteren en weer vertrouwen scheppen, zeker bij de jongeren. Maar het gaat niet alleen over de graaicultuur, de traagheid, het gebrek aan transparantie, de arrogantie, de wereldvreemdheid. Het gaat ook over het gemis aan hartstocht voor de kleine dingen die ons een ziel geven. De affaires raken slechts een deel van de politici, maar we worden er wel allemaal door besmet. Het herinnert me aan het besef van onrecht dat ik als kind voelde toen ik een keer werd gestraft voor iets wat ik niet had gedaan. Ik weet de aanleiding niet meer, maar heel de klas kreeg straf. Toen de leraar me zag pruilen, zei hij iets wat ik nooit vergeten ben: ‘Slechts één ezel heeft van het meel gegeten maar sindsdien hebben alle ezels een witte snuit!’
De volledige politieke klasse moet in beweging komen om haar empathie, haar hartstocht en haar constructieve houding terug te vinden. We moeten iets anders aangeboden krijgen dan de keuze tussen kwaad en erger. De politiek mag geen bron van geweld of schaamte zijn. Politiek moet ons iets geven om trots op te zijn.
Assita Kanko
De auteur is gemeenteraadslid in Elsene (MR) en lid van de denktank Liberales.
Dit opiniestuk verscheen eerst in De Standaard van 22 februari 2017.
Links