Eeuwen van duisternis - Catherine Nixey
Dankzij het christendom en meer speciaal door het ijverige kopieerwerk van monniken werd de klassieke traditie (Homerus, Plato, Aristoteles, Horatius, Ovidius, Cicero, Caesar, Seneca…) aan ons overgeleverd en konden de ‘duistere middeleeuwen’ uitmonden in de geestelijke en artistieke rijkdom van de renaissance en het inspirerend humanisme van onder anderen Erasmus en Thomas More. Althans, zo werd het er in de middelbare school haast hardhandig ingepompt. Hoewel deze overwinnaarsvisie intussen al vele barsten vertoonde – voor mij de allereerste keer door De uitvinding van de moderne mens van Robert Muchembled – komt Eeuwen van duisternis. De christelijke vernietiging van de klassieke cultuur van de Britse classica Catherine Nixey toch nog aan als een koude douche. Dat is natuurlijk omdat ze zich exclusief toespitst op de destructie van heidense tempels, beelden en geschriften door vroege geradicaliseerde christenen. Dat wil zeggen vanaf de bekering van keizer Constantijn tot het christendom in 312.
Nixey begint haar boek met de beschrijving van de onthoofding van Athena en de vernietiging van de tempel van deze godin in 385 in Palmyra . U leest het goed: Palmyra. Je kunt deze passages niet lezen zonder aan IS te denken. In een wat hijgerige stijl schrijft de auteur: ‘De zeloten brulden van het lachen als ze de “kwaadaardige afgodsbeelden” kapotsloegen, de gelovigen joelden als ze de tempels sloopten, daken vernielden en graven schonden. Er werden liederen geschreven om deze roemrijke daden voor het nageslacht vast te leggen. “Deze schadelijke afgoderij,” zongen de pelgrims trots, “deze demonen en idolen zijn door onze goede Heiland vertrapt.”’ De beeldenstormers kapten de tepels van godinnenbeelden af, molesteerden hun neus of krasten kruisen in hun stenen ogen. En ook de piemel van Apollo en andere goden werden aan gruzelementen gehakt. Naakt was ineens vies.
Andere hoogtepunten (of beter: dieptepunten) zijn de vernietiging van de tempel van de Egyptische godin Serapis in Alexandrië in 392, het neerhalen van het beeld van Athena van de Akropolis in de Griekse hoofdstad, het verbod voor niet-katholieke leraars op lesgeven, afgekondigd door keizer Justinianus in 529 en de sluiting van de Academie in Athene rond dezelfde tijd, waarmee deze wereldberoemde filosofische instelling na een bestaan van 900 jaar totaal monddood werd gemaakt. En dan heb ik het nog niet gehad over de aangrijpend beschreven moord op de wiskundige Hepathia in 415 in Alexandrië of de dooltocht van de bejaarde filosoof Damascius, de leider van Atheense Academie, die naar Perzië vlucht voor razend tekeergaande filosofische onbenullen, maar daar ook niet echt welkom is.
Ook Damascius’ ontsnapping uit Athene beschrijft journaliste Nixey hartverscheurend: ‘Het moet een treurig gezelschap zijn geweest. In 512 n. Chr. vertrok een groep van zeven mannen uit Athene. Behalve filosofische geschriften namen ze niet veel mee. Allen behoorden ze tot wat ooit de beroemdste filosofische school van Athene was geweest, de Akademeia. Jarenlang waren de filosofen die er deel van uitmaakten trots geweest op hun geschiedenis, die in een ongebroken lijn – ‘een gouden ketting’, zeiden ze er zelf van – terugging tot Plato zelf, bijna duizend jaar eerder. Nu zou die ketting worden verbroken en op een manier die nauwelijks dramatischer kon zijn: de mannen lieten niet alleen hun school in de steek maar het Romeinse rijk zelf. Athene, de plek waar de westerse filosofie was geboren, was geen oord meer voor filosofen.’
Het moge duidelijk zijn, de gewelddadige bekering van volkeren tot het christendom is niet geïnitieerd door Clovis en vervolgens door Karel De Grote verdergezet, maar is al veel vroeger begonnen. Zo werd al zo’n vijftig jaar na Constantijn de doodstraf ingesteld voor het brengen van offers in tempels. Dit geweld tegen andersgelovigen werd gelegitimeerd door Bijbelcitaten en door uitspraken van de big shots van het vroege christendom. ‘Het uitroeien van alle bijgeloof van heidenen en ongelovigen, dat is wat God wil, God beveelt, God proclameert!’ was het kille advies van Augustinus (354-430). Hiëronymus (347-420) had een soortgelijke vergoelijking voor bloeddorstigheid: ‘Er bestaat geen wreedheid als het om Gods eer gaat.’ De ‘heilige’ Johannes Chrysostomus (ca.345-407) moedigde gelovigen zelfs aan om te spioneren en elkaar te verklikken. ‘Net als jagers jacht maken op wilde dieren, niet uit slechts één richting, maar van alle kanten, en die zo vangen in hun netten, moeten ook wij gezamenlijk jacht maken op hen die als wilde dieren zijn geworden en ze vastberaden vangen in het net van de verlossing.’
In Alexandrië, Antiochië en andere grote culturele centra werden boekverbrandingen georganiseerd en koesterde men zich nadien in ‘blijmoedige ongeletterdheid’, zoals Nixey cynisch opmerkt. In Rome werden de 28 openbare bibliotheken gesloten. Klassieke werken op perkament werden gewist en overgeschreven met Bijbelteksten of werken van christelijke apologeten. Chrysostomus kraaide enthousiast: ‘Waar is Plato? Nergens! Waar is Paulus? Op ieders lippen!’ Resultaat: naar schatting is er minder dan 10% van de klassieke teksten bewaard gebleven en zelfs maar een honderdste van alle Latijnse literatuur. Nikey: ‘Als dat “behoud” was – zoals vaak wordt beweerd-, is het verbazingwekkend knullig uitgevoerd. Als het censuur was, was het zeer effectief.’
De aanvallen beperkten zich niet tot cultuuruitingen. Voor het eerst kwamen alle aspecten van het bestaan onder controle van het geloof, ‘van wat je op je bord had liggen (simpele kost, en niet pikant) tot wat je in bed deed (net zo simpel, en evenmin pikant). Homoseksualiteit bij mannen werd verboden, het verwijderen van gezichtsbeharing werd geminacht, net als het opmaken, muziek, suggestief dansen, somptueus eten, paarse beddenlakens, zijden kleren… En deze lijst is verre van volledig.’ Tolerantie veranderde snel in intolerantie en vervolgens in regelrechte repressie, zowel sociaal, intellectueel als seksueel. Zo begon duizend jaar van theocratische onderdrukking. Zelfs als Catherine Nixey enige eenzijdigheid verweten kan worden, wat onvermijdelijk is met een focus op één aspect van het vroege christendom, blijft Eeuwen van duisternis een indrukwekkende eyeopener.
Catherine Nixey, Eeuwen van duisternis. De christelijke vernietiging van de klassieke cultuur, 340 blz., €29,99, Hollands Diep
Recensie door Leo De Haes